ECLI:NL:RBLIM:2013:4193

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
04-850205-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld (tasjesroof) met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 10 juli 2013 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld, specifiek een tasjesroof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 juli 2012 in Echt, gemeente Echt-Susteren, op de openbare weg een tas heeft weggenomen van een 77-jarige vrouw, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Dit geweld resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, namelijk een gebroken pols. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was voor de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, omdat er geen ernstige aanwijzingen waren dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou begaan.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van tien maanden had geëist, niet volledig overgenomen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid, en heeft geoordeeld dat hij enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft ook de impact van het delict op het slachtoffer in overweging genomen, waarbij werd opgemerkt dat slachtoffers van geweldsmisdrijven vaak langdurige gevolgen ondervinden.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, het slachtoffer, een schadevergoeding van €500,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om deze schadevergoeding in termijnen te betalen, rekening houdend met zijn financiële situatie. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de feiten die bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 04/850205-12
Datum uitspraak : 10 juli 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te[adres]
Raadsman is mr. G.G.J. Geerlings, advocaat te Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2013. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 07 juli 2012 te Echt, gemeente Echt-Susteren, op of aan de openbare weg, [straat], althans op of aan enige openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, onverhoeds en met kracht de tas van de arm en/of uit de hand(en) van die [slachtoffer] heeft getrokken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (gebroken arm of gebroken pols) heeft bekomen.
De in de tenlastelegging voorkomende kennelijke schrijffouten of misslagen zijn in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het oordeel van de rechtbankMet de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer] [2] ;
- de medische informatie met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] [3] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 juni 2013.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen, nu verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, terwijl hij nadien niet anders heeft verklaard en er door hem of door zijn raadsman geen vrijspraak werd bepleit.
4.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 7 juli 2012 te Echt, gemeente Echt-Susteren, op de openbare weg, [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, onverhoeds en met kracht de tas uit de hand van die [slachtoffer] heeft getrokken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (gebroken pols) heeft bekomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het volgende strafbare misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 in verband met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door de gezondheidszorgpsycholoog drs. T. ’t Hoen is omtrent de geestvermogens van verdachte op 9 oktober 2012 een rapport uitgebracht. De psycholoog heeft geconcludeerd dat:
  • bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling;
  • dit eveneens het geval was ten tijde van het ten laste gelegde feit;
  • deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en deze persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zodanig beïnvloedden dat het ten laste gelegde mede daaruit verklaard kan worden.
De psycholoog acht het vanuit gedragskundig oogpunt aangewezen om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het ten laste gelegde feit.
De rechtbank begrijpt de motivering en het advies van de psycholoog en neemt deze over.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde, nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft hij gevorderd om als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen met het bevel dat deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
Hiertoe heeft hij aangevoerd dat:
  • het gaat om een ernstig strafbaar feit, waarbij een 77-jarige vrouw op straat is overvallen door verdachte en daarbij haar pols heeft gebroken;
  • het strafmaximum voor dit feit een gevangenisstraf van twaalf jaar is;
  • het feit dat verdachte na twee weken voorarrest is geschorst, er niet toe dient te leiden dat vervolgens niet een passende gevangenisstraf wordt opgelegd.
Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij bij zijn strafeis rekening heeft gehouden met het feit dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis een enkelband heeft gedragen en met het feit dat de psycholoog het aangewezen acht om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het ten laste gelegde feit.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van diens voorarrest met daarnaast een (deels voorwaardelijke) taakstraf. Zij heeft aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden met de problematiek van verdachte, met het feit dat de vrijheid van verdachte elf maanden beperkt is geweest door het elektronische toezicht en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten slotte heeft de verdediging verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft een (destijds) 77-jarige vrouw op straat beroofd van haar handtas door tot tweemaal toe aan de handtas te trekken. Hierbij is het slachtoffer gevallen en heeft ze haar pols gebroken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het plegen van deze straatroof heeft getoond geen respect te hebben voor de eigendommen en de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan, mede in aanmerking genomen dat hij een kwetsbaar persoon als slachtoffer heeft uitgezocht.
Naar algemene ervaringsregels geldt dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven nog lange tijd nadien gevoelens van angst en onveiligheid ervaren en dat dit soort geweldsmisdrijven tot maatschappelijke beroering en onrust leiden. Ook in dit concrete geval zijn de gevolgen voor het slachtoffer groot. Volgens de medische informatie van GGD Limburg-Noord bestaat er door de polsfractuur een aanzienlijke kans op blijvende functionele invaliditeit. Voorts blijkt uit de bijlage bij het voegingsformulier van het slachtoffer dat zij veel ongemak ondervindt bij het aankleden en verzorgen van zichzelf. Tevens heeft ze aangegeven dat ze ten tijde van de overval zeer angstig was en dat ze het gedrag van verdachte als agressief heeft ervaren. Door de overval heeft ze enkele nachten niet goed kunnen slapen. De stad durft ze niet meer alleen in te gaan.
Verdachte heeft bij dergelijke gevolgen in het geheel niet stilgestaan en heeft alleen rekening gehouden met zijn eigen financieel gewin.
Bij de strafoplegging neemt de rechtbank de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt bij een straatroof met licht geweld is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden.
  • Met ingang van 24 juli 2012 werd de voorlopige hechtenis van verdachte onder bepaalde voorwaarden geschorst. Een van de schorsingsvoorwaarden hield in dat verdachte zich diende te houden aan de voorwaarden die waren verbonden aan elektronisch toezicht. Ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat verdachte zich van 24 juli 2012 tot en met de dag van de terechtzitting heeft gehouden aan de voorwaarden met betrekking tot het elektronisch toezicht. Ook aan de overige aan de schorsing van de voorlopige hechtenis gebonden voorwaarden heeft verdachte zich gehouden, zoals blijkt uit het voortgangsverslag van Reclassering Nederland d.d. 17 juni 2013. Gelet hierop hoeft het geen betoog dat verdachte sinds 24 juli 2012 in zijn vrijheden is beknot en dat hiermee bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden.
  • Zoals hierboven reeds uiteen is gezet, acht de rechtbank verdachte voor het bewezenverklaarde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
  • In het reclasseringsadvies d.d. 30 november 2011 adviseerde Reclassering Nederland aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en deelname aan twee gedragsinterventies, te weten de Cognitieve Vaardigheidstraining + en de Agressieregulatietraining. Volgens voornoemd voortgangsverslag van 17 juni 2013 neemt verdachte reeds sinds april 2013 deel aan de Cognitieve Vaardigheidstraining +.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Zij zal aan verdachte opleggen een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank zal hierbij enkele bijzondere voorwaarden opleggen. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en van het reclasseringstoezicht bevelen, nu er geen sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 14e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op deze straf zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden opheffen.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft ze verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van rechtstreekse schade door het bewezenverklaarde feit. Nu het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 500,00 niet door de verdediging is betwist en de vordering de rechtbank onrechtmatig noch ongegrond voorkomt, stelt de rechtbank dit schadebedrag zonder meer vast. Gelet hierop wijst de rechtbank de schadevergoeding van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 toe.
Voorts wijst de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel toe voor een bedrag van € 500,00, nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht. Gelet op de financiële situatie van de verdachte zal de rechtbank bepalen dat verdachte dit bedrag in vijf maandelijkse termijnen, bestaande uit vier termijnen van € 100,00 en één termijn van € 100,00 vermeerderd met de wettelijke rente, mag voldoen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24a, 24c, 36f, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich binnen vijf dagen, volgend op het onherroepelijk worden van dit vonnis, meldt bij Reclassering Nederland op het adres Bredeweg 28B te Roermond, waarna hij zich blijft melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • blijft deelnemen aan de Cognitieve Vaardigheidstraining + (CoVa+) totdat deze is afgerond;
  • deelneemt aan de Agressieregulatietraining (ART);
  • geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte voorts tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uur per dag;

Voorlopige hechtenis

-
heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte
  • bepaalt dat verdachte de opgelegde schadevergoedingsmaatregel in gedeelten mag voldoen en stelt deze als volgt vast: vijf maandelijkse termijnen, waarvan vier termijnen van € 100,00 en één termijn van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. E.W.A. van den Berg en mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juli 2013.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 04/850205-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 10 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats]
wonende te[adres]
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. G.G.J. Geerlings, advocaat te Roermond.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL233R 2012065594 d.d. 7 augustus 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 48.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 juli 2012 op pagina 23.
3.Medische informatie van GGD Limburg-Noord d.d. 29 en 31 juli 2012 op pagina 48.