4.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
De verbalisanten [Verbalisant 1], [Verbalisant 2] en [Verbalisant 3] relateren:
Op 2 en 3 februari 2006 wordt door 11 Poolse personen aangifte gedaan wegens onder andere mensenhandel. Zij hebben aan de [adres], [plaats 1] gewoond en gewerkt en hebben daar meerdere maanden als champignonplukkers gewerkt. [verdachte] en [medeverdachte] waren hun werkgevers. Zij hadden nog grote bedragen tegoed.
De aangeefster [slachtoffer 2], geboren op [geboortedag], verklaart dat zij per 1 juli 2005 is gaan wonen in de woning te[plaats 3] waar zij nu ook verblijft. Zij is toen gaan werken bij een champignonbedrijf in [plaats 1], aan de [adres]. Zij werd betaald door [verdachte]. In die woning woonden 5 tot 7 Poolse mensen. Zij weet niet precies hoeveel geld zij tegoed heeft van [verdachte]. Zij denkt over 2005 ongeveer € 400,- en bovendien al het geld dat zij in januari 2006 heeft verdiend. Zij hadden in [plaats 1] geen vaste uren om te werken. Zij moesten werken tot het werk klaar was. Het gebeurde regelmatig dat zij 24 of 36 uur achter elkaar moesten werken. Zij hebben wel eens 96 uur bijna aaneengesloten gewerkt. Zij werkten zolang ze kracht hadden om te werken. Voor hen was [verdachte] contactpersoon. Haar Poolse collega’s en zij werkten al vanaf ongeveer augustus 2005 in dit groepje. Zij waren van [verdachte] afhankelijk, omdat zij steeds geld van hem tegoed hadden.
Voorts verklaart [slachtoffer 2]dat [medeverdachte] haar baas was in Nederland. Iedere maand werden overeenkomsten door hen ondertekend. Op deze overeenkomsten stond vermeld dat zij werkzaamheden gingen verrichten voor [bedrijfsnaam] en dat zij 2000 Zloty per maand verdienden. Maar feitelijk was dit niet juist. Zij heeft namelijk met [medeverdachte] persoonlijk een mondelinge afspraak gemaakt dat zij € 4,- per uur zou krijgen. Dat er op deze overeenkomsten een bedrag van 2000 Zloty genoemd stond had te maken met het feit dat zij iets konden laten zien als er een controle was. Zij had geen vergunning om in Nederland te mogen werken. Aan haar wordt een aantal werkbriefjes getoond, waarvan zij zegt dat dat de urenstaten zijn vanaf het moment dat zij naar [plaats 1] kwam en voor[verdachte] moest werken. De uren op de door de verbalisanten aan haar getoonde lijsten heeft zij echt gewerkt. Zij denkt dat zij nog ongeveer € 1.700,- tegoed heeft. Er waren problemen met het loon en het verzekerd zijn. Vanaf 1 januari 2006 kregen zij niet meer per uur betaald maar per kilo. Dit werd ingesteld omdat zij volgens [medeverdachte] en[verdachte] teveel uren maakten en te weinig kilo’s plukten. Sinds zij in [plaats 1] werkt, vanaf 22 juni 2005, heeft zij het gevoel dat zij samen met haar collega’s wordt uitgebuit. Zij maakte lange dagen en verdiende in verhouding tot de Nederlandse wet weinig.
De aangeefster [slachtoffer 1], geboren op [geboortedag], verklaart dat zij op 27 of 28 juni 2005 in Nederland is aangekomen. Zij is drie dagen in [plaats 2] gebleven. Na drie dagen is zij gaan wonen aan de [adres] in [plaats 1]. Zij ging in een champignonkwekerij bij[verdachte] werken. Zij heeft nog een bedrag van ongeveer
€ 4.000,- tegoed van [verdachte]. [verdachte] zegt dat zij het geld van [medeverdachte] moeten krijgen. [medeverdachte] zegt dat zij het geld van [verdachte] moet krijgen. Zij werkt bij het bedrijf via [medeverdachte]. Zij werkte een verschillend aantal uren. Binnen het bedrijf was [verdachte] de contactpersoon. Zij had het nooit gedaan als zij had geweten dat zij hier als slaaf zou komen te werken.
Voorts verklaart [slachtoffer 1] dat bij[verdachte], zij noemden hem [verdachte], de werkuren waren veranderd.Zij hadden afhankelijk van het champignonaanbod gewerkt. Soms was dat 100 uur per week. In het begin van 2006 stopte [verdachte] met uitbetalen, terwijl zij nog steeds hadden gewerkt.
De aangeefster [slachtoffer 10], geboren op [geboortedag], verklaart dat zij op de [adres] te [plaats 1] verbleef. In januari 2006 hebben zij met 11 personen tezamen € 500,- ontvangen. Vanaf 13 augustus 2005 tot en met december 2005 kregen zij € 100,- per persoon per week voor levensonderhoud. Dit is het enige geld dat zij hebben ontvangen. Zij heeft gemiddeld 70 à 80 uren per week gewerkt. Eind oktober heeft zij € 1.100,- gekregen. Haar baas heet [medeverdachte]. Zij heeft met hem de afspraken gemaakt over het geld. Zij had deze baan gevonden via een advertentie in de krant. Zij is in januari 2005 met een Poolse lijndienst naar Nederland gekomen. Vanaf 13 augustus 2005 tot heden woont zij in [plaats 1]. Zij werd betaald door een secretaresse, genaamd[betrokkene] en die is van Poolse afkomst. Zij is de secretaresse van [medeverdachte].
De aangeefster [slachtoffer 8], geboren op [geboortedag], verklaart dat [verdachte] (fonetisch) op 31 januari 2006 in [plaats 1] tegen haar en haar collega’s zei dat ze moesten gaan werken. Vervolgens zette hij de verwarming uit. Hij zei dat zij binnen drie uur moesten gaan werken anders zouden zij de woning binnen drie uur worden uitgezet. Zij heeft gezegd dat zij dat niet gingen doen en dat zij betaald wilden worden. [medeverdachte] was de algemene baas. Tussen [medeverdachte] en [verdachte] is een samenwerkingsverband ontstaan. Dit was in ieder geval zo tot juni 2005. Vanaf dat moment zijn zij overgedragen aan [verdachte]. [medeverdachte] heeft hen ook nog uitbetaald. Niet alles, want zij hebben nog wat tegoed. Er werd geen geld ingehouden voor de huisvesting. Zij heeft van [medeverdachte] € 1.600,- en van [verdachte] nog € 500,- tot € 600,- tegoed. Zij werkt bij [medeverdachte] vanaf februari 2005. Zij heeft voor [medeverdachte] op verschillende locaties gewerkt, maar vanaf juli 2005 op de locatie in [plaats 1]. Eind juni 2005 is zij voorgesteld aan [verdachte] en vanaf die tijd is zij voor [verdachte] gaan werken. Haar voorschot kreeg zij van [verdachte]. [medeverdachte] regelde alles voor haar, te weten welk werk, waar zij kon slapen en het vervoer. In haar ogen was [medeverdachte] de grote baas. Naar aanleiding van aan haar getoonde formulieren verklaart zij dat de getoonde formulieren niet juist zijn. Zij werkten voor een uurtarief van € 4,-. Voor [medeverdachte] werkten zij bijna altijd 12 uur per dag en 7 dagen per week. Het uurtarief van € 4,- is schoon in de hand. Er gingen hier geen kosten van af voor bijvoorbeeld vervoer of huisvesting of iets dergelijks. Zij kregen geen toelage voor extra verdiensten of wat dan ook. Vanaf 13 juni 2005 is zij door [medeverdachte] uitgeleend aan een kwekerij in [plaats 1]. Op 30 juni werd haar door [medeverdachte] verteld dat [verdachte] haar nieuwe chef was. [verdachte] gaf de werkopdrachten, betaalde de voorschotten contant uit en met alle vragen en problemen moest zij bij [verdachte] zijn. Vanaf juli 2005 sliep zij ook in de kwekerij. In de tijd dat zij voor [verdachte] heeft gewerkt, van juli 2005 tot en met 23 januari 2006, heeft zij van alle medewerkers urenoverzichten bijgehouden met gewerkte uren. Nadat zij al maanden alleen maar summiere voorschotten hadden gekregen, vonden zij het als werknemers tijd om eindelijk eens uitbetaald te krijgen. In september 2005 hebben zij 20% gekregen van de uit te betalen tegoeden. In [plaats 1] kregen zij wekelijks ongeveer € 100,- als voorschot en als zij voor een verlof naar Polen gingen werd het openstaande tegoed nagenoeg uitbetaald. Er bleef dan wel € 600,- tot € 700,- aan tegoed open staan. Naar haar gevoel was dit om te garanderen dat zij terug zouden komen. Zij moet nog van [medeverdachte] € 1.600,- betaald krijgen. Van [verdachte] moet zij nog ongeveer € 5.500,- betaald krijgen. Zij herkent het systeem van [medeverdachte] inmiddels en dat is mensen uit Polen halen om hier in Nederland te komen werken, daarna alleen de voorschotten uit te betalen en de mensen afhankelijk maken.
De aangeefster[slachtoffer 5], geboren op [geboortedag], verklaart dat zij vanaf 20 juni 2005 in Nederland is. Zij is tot 13 augustus 2005 in [plaats 2] gebleven. Daar was [medeverdachte] de baas. Dat blijkt uit het feit dat zij met [medeverdachte] een mondelinge afspraak hadden dat zij € 4,- per uur zou verdienen. Weken van 100 werkuren waren geen uitzondering. Tot op heden heeft zij geen geld van [verdachte] danwel van [medeverdachte] gehad. Zij heeft van [verdachte] nog € 4.500,- tegoed. Zij kregen tot december 2005 € 100,-- in de week voor persoonlijk onderhoud. Hiervan moesten zij alles kopen. In januari 2006 kregen zij nog € 400,-- voor het kopen van voedsel en dergelijke. Dit bedrag was bedoeld voor elf mensen. Zij wilden wel werken maar hadden geen kracht meer om te werken. Zij waren uitgehongerd en hadden geen geld om eten te kopen.
De aangeefster [slachtoffer 7], geboren op [geboortedag], verklaart op 3 februari 2006 dat zij in [plaats 1] bij een champignonkwekerij in het bedrijf zelf verbleef. [verdachte] is haar werkgever en hem heeft zij op 13 augustus 2005 in [plaats 2] leren kennen. Sinds januari 2006 kregen zij niets meer van hem.
Zij is op 20 juni 2005 met een busje van [medeverdachte], waar ongeveer zeven personen in kunnen, samen met [slachtoffer 3] naar Nederland gekomen. [medeverdachte] is haar werkgever. Zij kreeg per week van [medeverdachte] een voorschot betaald. Zij heeft verder nooit meer salaris van [medeverdachte] gekregen. Zij heeft van hem in totaal nog € 1.173,- tegoed. Zover zij weet heeft niemand het beloofde salaris gekregen. Op 13 augustus 2005 is zij voor [verdachte] in [plaats 1] gaan werken. Op het moment dat zij voor [verdachte] zijn gaan werken, heeft zij niets meer van [medeverdachte] gehoord. Het salaris van 13 augustus tot en met eind november heeft zij bij [verdachte] ontvangen. Eind november is zij gestopt met werken. Na de kerst is zij weer gaan werken. Zij heeft bij terugkomst in Nederland nog maar € 100,- ontvangen. Op dit moment heeft zij in totaal van [verdachte] nog € 1.017,56 tegoed.
De aangeefster [slachtoffer 3], geboren op [geboortedag],verklaart op 3 februari 2006 dat zij was gestopt met werken omdat zij geen geld meer had gehad voor haar werk als champignonplukster. Zij is op 20 juni 2005 in Nederland aangekomen. Tot 6 oktober was zij in [plaats 2]. Hierna moest zij naar [plaats 1]. Op 1 december 2005 is zij samen met[slachtoffer 7] naar Polen gegaan. Haar werk bestond uit het plukken van champignons. Zij had een schriftelijke werkovereenkomst met [medeverdachte] . Zij had een uurloon van € 4,- afgesproken voor 7 dagen in de week. Dit was over het algemeen van 07.00 uur ’s ochtends tot 21.00 uur in de avond en ook wel eens van 07.00 uur in de ochtend tot de volgende ochtend. Vanaf 1 januari kreeg zij van [verdachte] alleen per kilo betaald en zij verdiende zo een stuk minder. Zij kon niet meer aan € 4,-- per uur komen.
De aangever[slachtoffer 4], geboren op [geboortedag], verklaart op 3 februari 2006 dat hij vanaf 25 september 2005 twee weken voor [medeverdachte] gewerkt heeft. Daarna is hij bij[verdachte] gaan werken. Dat was half oktober 2005. Bij zowel [medeverdachte] als bij [verdachte] zou hij € 4,-- per uur verdienen. Tot de kerstdagen werd hij door [verdachte] per week uitbetaald. Hij kreeg € 100,-- per week. Bij [verdachte] ging alles goed tot in januari 2006. Vanaf januari 2006 kreeg hij ineens geen loon meer. Hij heeft op dit moment nog iets minder dan € 300,- tegoed van [medeverdachte]. [verdachte] moet hem nog betalen vanaf begin januari, hij denkt ongeveer € 800,-. Hij is vanaf 25 september 2005 in Nederland werkzaam. [verdachte] had tot januari 2006 geen schuld bij hem. Vanaf dat moment begonnen eigenlijk de problemen. Half januari 2006 kregen zij ongeveer € 40,-. Dat was een eenmalig voorschot. Als zij bij [verdachte] kwamen zei hij dat [medeverdachte] hen moest betalen en als zij bij [medeverdachte] kwamen zei hij dat [verdachte] hen moest betalen. Maar zij kregen niets. Zij werkten heel verschillend. Het kwam wel voor dat zij 36 uur achter elkaar moesten werken. Zij kregen geen eten van [verdachte] maar moesten zelf eten kopen.
De aangeefster [slachtoffer 6], geboren op [geboortedag], verklaart op 3 februari 2006 dat zij werkzaam is in een champignonkwekerij te [plaats 1]. [verdachte] is mede-eigenaar. De andere eigenaar is de directe chef [medeverdachte] . Zij werkt vanaf 1 juli 2005 in [plaats 1]. In [plaats 1] werkte zij bij [verdachte]. Zij heeft een contract met [medeverdachte]. [verdachte] heeft wel eens tegen hen gezegd dat als de politie zou komen hij op het bedrijf alleen maar een klusjesman was. Als er weinig werk was, was het maar 4 uur per dag. Als er veel werk was, werkten zij wel eens 36 uur achter elkaar zonder pauze. De afspraak was dat zij per uur betaald zouden krijgen. Dit is tot januari 2006 ook gebeurd. [verdachte] betaalde hen uit. Vanaf 1 januari werd haar verteld dat zij per kilo betaald zou krijgen. Zij heeft sinds 1 januari maar € 40,- uitbetaald gekregen. Zij zou ruim € 700,- gekregen moeten hebben. Niemand heeft vanaf 1 januari geld gekregen. [verdachte] was de contactpersoon.
De aangeefster [slachtoffer 9], geboren op [geboortedag], verklaart op 3 februari 2006 dat zij de man waar zij voor werkt kent als[verdachte]. Zij is ongeveer een maand in Nederland. Twee kennissen van haar hadden bij [verdachte] gewerkt en die had gezegd dat hij meer personeel nodig had. Haar kennissen vertelden dat zij in Nederland € 4,- per uur kon verdienen. Zij heeft toen besloten om met die kennissen mee te gaan naar Nederland. Dat waren[slachtoffer 7] en[slachtoffer 3]. Zij is op 28 december 2005 met een busje met die kennissen naar Nederland gereisd. Zij is op 29 december gaan werken voor [verdachte]. Voor haar werk heeft zij alleen contact gehad met [verdachte]. Zij begon ’s morgens om 7.00 uur en werkte door tot 22.00 uur. Dat kon echter ook 23.00 uur zijn. In het begin van januari had zij € 49,- van [verdachte] gekregen. Zij heeft tot 3 februari 2006 geen geld gehad van [verdachte] voor het werk dat zij heeft gedaan. Zij heeft in totaal ongeveer 250 uur voor [verdachte] gewerkt. Zij heeft dus nog ongeveer € 1.000,- tegoed van [verdachte].
De verbalisant [Verbalisant 4]relateert:
Volgens de regelingen met betrekking tot de werk- en rusttijden van de Arbeidstijdenwet bedraagt de maximum arbeidstijd volgens de standaardregeling 9 uur per dienst met een maximum van 45 uur per week. De dagelijkse rust bedraagt 11 uur per 24 uur waarbij een keer per week de dagelijkse rust 8 uur mag bedragen.
De[Verbalisant 5]relateert:
Door Poolse werkneemsters zijn urenstaten ter beschikking gesteld waarop per werkneemster per week was weergegeven hoeveel uren er dagelijks was gewerkt.[Verbalisant 5] heeft alle gegevens op de door Poolse werkneemsters beschikbaar gestelde urenstaten verwerkt in twee overzichten, betrekking hebbend op het jaar 2005en het jaar 2006. Op aangetroffen urenstaten is zichtbaar dat deze normen veelvuldig en structureel worden overschreden.
Een controlerapport van de arbeidsinspectiemet betrekking tot de naleving van de Arbeidstijdenwethoudt ten aanzien van de beschrijving van de werktijden van [slachtoffer 2], [slachtoffer 8], [slachtoffer 5],[slachtoffer 10],[slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] als conclusie in dat betrokken medewerkers volgens de aangeleverde informatie gedurende buitensporige arbeidstijden arbeid verricht hebben. Door te lange diensten en te korte rustperioden ontstonden er aaneengesloten diensttijden tot 60 uur. De controleur concludeert dat arbeidsomstandigheden op een laag niveau staan. De aard van het werk vergt fysiek zware arbeid. Gaat men dan ook nog over op betaling per kilogram geplukt product, dan kan er, nadat arbeidstijden zijn gerealiseerd van bijvoorbeeld 19 uur, niet meer van werknemers worden verlangd en verwacht dat in een aansluitende werkdag van 10 uur optimaal wordt gepresteerd, zoals de situatie in week 3 van 2006 bleek te zijn.
De deskundige Prof. dr. M.A.J. Kompier, arbeids- en organisatiepsycholoog bij de Radboud Universiteit te Nijmegen, verklaart op grond van de hem ter beschikking gestelde gegevens met betrekking tot de urenstaten en overzichten van de gewerkte uren en het rapport van de Arbeidsinspectie ten aanzien van de arbeidstijd- en rustpatronen van de werknemers [slachtoffer 2], [slachtoffer 8],[slachtoffer 5], [slachtoffer 9], [slachtoffer 4], [slachtoffer 1], [slachtoffer 6], [slachtoffer 3], [slachtoffer 10]en [slachtoffer 7] dat:
Op grond van de voorhanden urenstaten duidelijk is dat de werknemers een langere tijd (in de meerderheid van de gevallen meer dan een half jaar) werkten voor [medeverdachte] en verdachte.
[slachtoffer 2], [slachtoffer 8], [slachtoffer 5], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 10] en [slachtoffer 7] werkten langer dan een half jaar en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] meer dan drie maanden. In die tijd maakten de werknemers extreem lange werkweken, soms wel meer dan 100 uur. Tevens maakten de werkneemsters extreem lange werkdagen tot zelfs werkdagen van 24 uur. Dergelijke extreem lange werkdagen werden vaak niet gevolgd door een herstelperiode maar door nog een of meerdere zeer lange werkdagen. Het ging hier niet om een incidenteel verschijnsel dat betrekking had op een enkele werknemer maar om een chronische en structurele blootstelling in alle gevallen. Bij alle werknemers kwam dit soort excessieve tijden voor. Dit soort extreme werktijden leiden tot een tekort aan hersteltijd. Gezien de extreem lange werkweken, extreem lange werkdagen en het daaruit logisch voortvloeiende tekort aan hersteltijd, de lange tijd dat deze blootstelling plaatsvond, het geestelijk en lichamelijk zare werk, kan, arbeidsgezondheidkundig bezien, deze arbeidsbelasting als extreem en onacceptabel gekenschetst worden.
De deskundige concludeert dat:
- het chronisch en systematisch blootstellen van de onderzochte werknemers aan de zeer lange werkweken en series van werkdagen, in combinatie met de hoge fysieke en geestelijke arbeidsbelasting en wijze van belonen een extreme en onacceptabele arbeidslast indiceert;
- arbeidsgezondheidskundig bezien die arbeidsbelasting een bedreiging van de gezondheid is. Gezondheidsschade kan zich op korte termijn maar ook op langere termijn manifesteren.
De CAO Paddestoelenhoudt onder andere in dat ‘oogstmedewerkers handoogst’ die ouder zijn dan 21 jaar minimaal € 8,25 per uur behoren te verdienen.
De medeverdachte [medeverdachte]verklaart dat door hem, samen met [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in december 2003 het bedrijf [bedrijfsnaam] in Polen werd opgericht en ingeschreven bij de rechtbank. Hij is formeel voor 45% aandeelhouder van[bedrijfsnaam]. en tevens bestuurder. In de praktijk werden plukactiviteiten verricht volgens de zogenaamde Poolse constructie. [medeverdachte] heeft de Poolse constructie gebruikt omdat er bij de Nederlandse champignonkwekerijen, door de economische situatie gedwongen, een grote drang bestaat om met name de plukkosten te verminderen. Zo werd de afdracht voorkomen van premies sociale verzekeringen en loonbelasting in Nederland en Polen. Verder werd voorkomen dat moest worden voldaan aan de bepalingen in de CAO en Arbeidstijdenwet. Hij zorgde dat er mensen vanuit Polen naar Nederland kwamen, die op papier in dienst van [bedrijfsnaam] champignons plukten. Op deze manier werd een maas in de Nederlandse wetgeving gedekt. [medeverdachte] was de feitelijk leidinggevende van de Poolse onderneming en dus werkgever van deze mensen. Hij heeft vanaf het begin de volledige zeggenschap over deze Poolse onderneming gehad. In de periode van juli/augustus 2004 tot half april 2006 heeft hij met zijn onderneming[bedrijfsnaam] Poolse plukkers dan wel pluksters in Nederland bij diverse champignontelers werk laten verrichten voor korte dan wel langere perioden.
De werkafspraken werden volgens [medeverdachte] door hem mondeling met de Poolse werknemers gemaakt. De werknemers kregen van [medeverdachte] de opdracht om bij een eventuele controle van een Nederlandse overheidsinstantie te verklaren dat zij in dienst waren van de Poolse firma [bedrijfsnaam]. De Poolse werknemers kregen hun loon meestal contant uitbetaald. [medeverdachte] betaalde de vereiste premies en/of loonbelasting niet. De betaling van het plukloon bestond wekelijks uit een bedrag van € 50,- per werknemer, mits [medeverdachte] ook daadwerkelijk zijn pluklonen van de kwekerijen had ontvangen. [medeverdachte] wist dat de totale uurloonkosten volgens de CAO, inclusief vakantietoeslag, werkgevers- en werknemerspremies, ongeveer € 16,50 bedroegen.Om de loonkosten zo veel mogelijk te drukken kregen de Poolse werknemers niet het normale, gangbare loon uitbetaald. De lengte van de dagelijkse werkinzet werd bepaald door de kweker zelf, maar [medeverdachte] bleef de werkgever en dus verantwoordelijk. Het werk werd veelal bepaald door de groei van de champignons. Hij streefde naar een gemiddelde van 50 tot 60 uren, met een piek naar 70 uur per week per werknemer. Hij heeft zich bij de kostenberekening voor zijn organisatie gehouden aan het laatste aantal. Dit heeft hij gedaan omdat de algemene doelstelling was: het drukken van de loonkosten. De Poolse werknemers kregen niet het normale gangbare loon om de loonkosten zoveel mogelijk te drukken.
Van 1 juli 2005 tot 1 maart 2006 werden door [medeverdachte] pluksters te werk gesteld bij [verdachte] in [plaats 1], handelende onder de naam [bedrijfsnaam].Hier werden tussen de 8 en 12 werknemers tewerk gesteld. [medeverdachte]verklaart dat verdachte en hij in juni 2005 een huurovereenkomst hadden afgesloten die inhield dat Distrimex de kwekerij van verdachte zou huren. Deze constructie was opgezet om naar de buitenwereld de indruk te wekken dat [verdachte] absoluut niets te maken had met de exploitatie van de kwekerij die zijn eigendom was. De achterliggende reden was het feit dat [verdachte] al geruime tijd een uitkering genoot. Op de bankrekening was te zien dat er bedragen overgemaakt werden naar een rekening van [verdachte] onder vermelding “voorschot huur kwekerij”. In werkelijkheid werd dit geld door [verdachte] van de rekening gehaald en kon hij daar vrij over beschikken. Dit is doorgegaan tot in maart 2006. [verdachte] was eigenaar van de champignonkwekerij aan de [adres] in [plaats 1].In juni 2005 vertelde [verdachte] hem dat hij onder eigen regie champignons wilde gaan kweken in zijn eigen loods, voor eigen rekening en risico. Hij heeft [medeverdachte] benaderd om de kwekerij te gaan draaien onder zijn ondernemingsnaam [bedrijfsnaam]. Hiermee ging [medeverdachte] akkoord. Vervolgens kwamen zij overeen dat er een rekening op naam van [bedrijfsnaam] bij de [Bank] Zaltbommel voor de bedrijfsvoering geopend zou worden. [medeverdachte] zou alleen inzicht in de rekening hebben en [verdachte] was als enige gemachtigd om alle financiële handelingen met betrekking tot deze rekening uit te voeren. De rol van [medeverdachte] met betrekking tot de kwekerij was het leveren van Poolse plukkers, in verband met de Poolse constructie, en de administratieve afhandeling in verband met de verkoop van de geplukte champignons. [verdachte] verzorgde de dagelijkse bedrijfsvoering en aansturing van het personeel in de kwekerij. Als er problemen waren met de Poolse werknemers dan moest [medeverdachte] die oplossen. Het hele betalingsverkeer in relatie tot deze kwekerij was ter verantwoording van en werd uitgevoerd door [verdachte]. [verdachte] betaalde het plukloon direct uit aan de werknemers van [medeverdachte]. De gelden hiervoor nam hij op van de eerder omschreven [Bank]. [medeverdachte] had met [verdachte] afgesproken dat zijn werknemers bij hem € 4,- per uur zouden verdienen. Dit verliep goed tot november 2005. In november 2005 liepen de plukprestaties op deze locatie zodanig terug dat er meer uren gemaakt moesten worden om hetzelfde aantal kilo’s champignons van de bedden te halen. Dit lag aan de moraal van de pluksters.
Vanaf half november 2005 hoorde [medeverdachte] van verdachte dat er spanningen waren ontstaan tussen hem en zijn Poolse pluksters.In die periode werden er door de groep zaken in de kwekerij gesaboteerd, omdat er vanaf eind december 2005 geen lonen meer werden uitbetaald door verdachte. Zijn pot was leeg. Er was geen geld om de pluklonen uit te betalen. Tevens waren er strubbelingen over werkcondities en verlof rond de naderende feestdagen. [medeverdachte] kon de lonen ook niet uitbetalen, omdat hij geen geld had. Door het niet uitbetalen van de lonen namen de spanningen toe en escaleerde het arbeidsconflict eind januari 2006. Of iemand langer dan wel over moest werken werd lokaal, ter plekke, door de kweker, [verdachte], geregeld. [verdachte] bepaalde wat er door wie en wanneer geplukt moest worden. Het was [medeverdachte] bekend dat het gemiddelde in [plaats 1] per dag en per week hoog was en steeds hoger werd.
[medeverdachte] stelt dat voor zijn werknemers door de lange werkdagen en werkweken situaties ontstonden waardoor geen enkele ruimte was voor een sociaal leven. Sterker nog, er waren perioden bij dat er sprake was van een tekort aan slaap. Het was inderdaad een feit dat Poolse werknemers door geldgebrek kennelijk niet in staat waren om de dagelijkse boodschappen te doen. Zijn Poolse werknemers waren op diverse terreinen van hem afhankelijk. Hij vond dat hij een bepaald overwicht had op zijn werknemers en dat dit soort buitenlandse groepen werknemers ook buiten de werkgever-werknemer relatie van hem afhankelijk waren. Volgens het Nederlandse artikel uit het Wetboek van Strafrecht en de uitleg van dit artikel past hij in het hokje van uitbuiter en heeft hij deze Poolse werknemers inderdaad uitgebuit.
Vooral vanaf maart 2005 heeft hij permanent achter de feiten aangelopen en had hij te weinig geld in kas om aan zijn verplichtingen, zoals de afgesproken voorschotten, te voldoen.Hij bepaalde altijd wie welk deel van zijn voorschot, plukloon dan wel het volledige loon, uitbetaald kreeg. In de periode juni 2005 tot januari 2006 werden de lonen in de kwekerij te [plaats 1] uitbetaald door [verdachte]. Deze lonen betaalde hij uit namens [bedrijfsnaam]. Hij kon de werknemers structureel niet hun volledige loon uitbetalen.Hij wist van te voren dat hij lang niet altijd in staat zou zijn om het toegezegde plukloon van
€ 4,- aan de nieuwe Poolse werknemers uit te betalen. Hij heeft een aantal nieuwe Poolse werknemers misleid en daardoor dus eigenlijk uitgebuit. Al in 2004 had hij in de gaten dat de kans gering zou worden dat hij ooit de achterstand in loonbetalingen zou gaan inhalen.
Verdachteheeft verklaard dat hij de eigenaar van het perceel[adres] te [plaats 1] is. Er staat een woonhuis en een champignonkwekerij die zijn eigendom zijn. [medeverdachte] heeft bij hem even de kwekerij gehuurd. [medeverdachte] heeft personeel in de kwekerij gezet. Dit deed hij ook als [verdachte] de kwekerij aan anderen verhuurd had. Er werkten Poolse mensen. Ze kregen ongeveer € 4,- à € 5,- per uur, hij dacht dat het netto was. Hij heeft wel eens wat geld geleend aan personeel zodat ze naar de supermarkt konden. Er heeft personeel bij hem op het terrein gewoond. Dit was in het woongedeelte bij de cellen. Hij is voorheen zelf verantwoordelijk geweest voor de productie. Hij weet dat er betalingsmoeilijkheden waren.Hij betaalde ze wel eens een paar tientjes. Als de kwekerij maar draaide, daar was hij ook afhankelijk van. De dames eisten geld. Daar heeft hij toen een punt achter gezet.
Verdachteheeft ter terechtzittingverklaard dat hij op 31 januari 2006 een einde heeft gemaakt aan de aanwezigheid van de Poolse werknemers op zijn terrein door te regelen dat zij van zijn terrein werden verwijderd.
De getuige [Getuige]verklaart op 3 oktober 2006 dat hij als bedrijfsbegeleider werkzaam is bij de firma [bedrijf 2]. Uit dien hoofde had hij een zakelijke relatie met de champignonkwekerij aan de [adres] te [plaats 1]. Vanaf mei 2005 is er champignoncompost geleverd aan de [adres] te [plaats 1] voor [verdachte]. Dit werd middels een contract vastgelegd. Door [verdachte] en [medeverdachte] werd aangegeven dat het contract op naam gezet diende te worden van de firma [bedrijfsnaam]. Dit is geschied op 2 augustus 2005. Op die datum werd het contract door [medeverdachte] ondertekend. [bedrijfsnaam] was de naam van de kwekerij aan de [adres] te [plaats 1] en de aanvrager, de gemachtigde en volmachtgever was [medeverdachte] . [verdachte] was gemachtigd alle bankzaken te regelen met het bankrekeningnummer [rekeningnummer] van de firma [bedrijfsnaam]. [medeverdachte] kon alleen maar inkijken in dit rekeningnummer. Dit had [verdachte] hem zelf verteld. Hij verklaart dat hij ongeveer 1 keer in de 2 weken op dat bedrijf kwam. [verdachte] hield zich bezig met de teelt van de champignons. [medeverdachte] heeft hem gezegd dat [verdachte] de schuld aan [bedrijf 2] moest voldoen en andersom schoof [verdachte] de verantwoordelijkheid naar[medeverdachte].
Overwegingen van de rechtbank
Aan verdachte wordt verweten dat hij, al dan niet tezamen met een ander of anderen:
wervingsadvertenties voor personeel/werknemers heeft geplaatst of doen plaatsen in Poolse kranten;
betrokken is geweest bij de werving van werknemers in Polen;
betrokken is geweest bij het vervoer van Polen naar Nederland;
Poolse werknemers heeft tewerkgesteld en voorzien van werkinstructies;
gezorgd heeft voor de huisvesting van deze personen in kleine ruimtes;
de werknemers valselijk heeft voorgehouden dat zij in dienst waren van een Pools bedrijf, dat zij een vast uurloon zouden ontvangen en dat de werkzaamheden en verantwoording overeenkomstig de Nederlandse wet/regelgeving zou plaatsvinden;
niet, niet volledig en/of tijdig loon overeenkomstig de Nederlandse regelgeving heeft uitbetaald en die personen omtrent de loonbetalingen in onzekerheid heeft gelaten;
ij aldus die werknemers in een financieel en economisch afhankelijke positie heeft gebracht waardoor die personen geen of onvoldoende middelen van bestaan hadden;
de werknemers bovenmatig te lange werkdagen, werkweken of aaneengesloten werktijden heeft laten maken en geen of onvoldoende rust/hersteltijd of –capaciteit heeft aangeboden, tengevolge waarvan de arbeidsbelasting eem bedreiging voor de gezondheid van die personen vormde en
op 31 januari 2006 geweld heeft toegepast ten aanzien van deze werknemers dan wel deze bedreigd heeft met geweld en die personen van de vrijheid heeft beroofd en in een voertuig naar een andere plaats heeft overgebracht,
zulks met het oogmerk die werknemers uit te buiten dan wel te dwingen of bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandigheden handelingen te verrichten waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die personen zich daardoor beschikbaar stellen tot het verrichten van arbeid of diensten.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Ad a, b en c.
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte], na het plaatsen van advertenties in Poolse kranten, op naam van de Poolse onderneming [bedrijfsnaam] met werknemers een gefingeerd arbeidscontract afsloot voor een vast bedrag in zloty’s per maand. Mondeling werd echter met de Poolse werknemers afgesproken dat zij 4 euro per uur voor het plukken van de champignons in Nederland gingen verdienen. Daarna werden de werknemers naar Nederland vervoerd, waar zij in door [medeverdachte] gehuurde woningen werden gehuisvest. Zij werden in vaste werkgroepen naar de werkplekken gebracht om te gaan werken.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte hierbij betrokken is geweest dan wel dat hij daarover met [medeverdachte] afspraken heeft gemaakt. Van deze onderdelen dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Ad d.
[medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte en hij in juni 2005 een huurovereenkomst hadden afgesloten die inhield dat [bedrijfsnaam] de kwekerij van [verdachte] zou huren. Verdachte had hem verteld dat hij onder eigen regie champignons wilde gaan kweken in zijn eigen loods, voor eigen rekening en risico. [medeverdachte] was hiermee akkoord gegaan. Verdachte heeft [medeverdachte] gevraagd om de kwekerij te gaan draaien onder zijn ondernemingsnaam [bedrijfsnaam].
Zij kwamen overeen dat voor de bedrijfsvoering van de kwekerij een bankrekening op naam van [bedrijfsnaam] werd geopend en dat verdachte daar vrij over kon beschikken. Dit is doorgegaan tot in maart 2006. Verdachte was gemachtigd om alle financiële handelingen met betrekking tot deze rekening uit te voeren. De rol van [medeverdachte] met betrekking tot de kwekerij was het leveren van Poolse plukkers, in verband met de Poolse constructie, en de administratieve afhandeling in verband met de verkoop van de geplukte champignons. Verdachte verzorgde de dagelijkse bedrijfsvoering en aansturing van het personeel in de kwekerij.
De rechtbank leidt hieruit af dat de tewerkstelling van de Poolse werknemers plaatsvond door middel van een nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte], zodat dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ad e.
De op de kwekerij gehuisveste champignonplukkers werden gehuisvest in een daarvoor geschikt gemaakte ruimte in de kwekerij. Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 juni 2013 verklaard dat hij en zijn gezin van destijds 4 personen hierin gewoond hebben gedurende de verbouwing van het woonhuis. In deze woonruimte was een badkamer en een keukentje. In de tenlastegelegde periode woonden en werkten tussen de 8 en 12 werknemers op de kwekerij van verdachte. Hieruit kan afgeleid worden dat de huisvesting aan de krappe kant was. Geen van de gehoorde werknemers klaagt echter over de kwaliteit van de huisvesting. Misstanden in dit kader blijken voorts ook overigens niet uit het dossier, zodat dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan bijdragen aan het aan verdachte gemaakte verwijt.
Verdachte dient dan ook van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Ad f.
Omdat de werkzaamheden en de feitelijke leiding van [medeverdachte] onder de naam van het bedrijf [bedrijfsnaam] uitsluitend in Nederland plaatsvonden en het Poolse personeel feitelijk niet gedetacheerd werd:
- dienden in Nederland loonbelasting en premies volksverzekeringen te worden afgedragen voor de Poolse werknemers,
- dienden de werknemers te beschikken over een tewerkstellingsvergunning en een sofinummer te hebben,
- dienden de ziektekostenverzekeringen te zijn geregeld,
- dienden de werkzaamheden volgens de Nederlandse wet- en regelgeving te worden verricht en
- dienden de loonbetalingen volgens de CAO plaats te vinden.
Door met de werknemers valse arbeidscontracten op te maken, werd door [medeverdachte] bij de werknemers en bij de Nederlandse instanties valselijk de indruk gewekt dat de werknemers in dienst waren van een Pools bedrijf en dat aan alle vereiste wettelijke voorschriften was voldaan. Hierdoor heeft [medeverdachte] doen voorkomen dat loonbelasting en premies volksverzekeringen werden afgedragen voor de Poolse werknemers, dat de werknemers beschikten over een tewerkstellingsvergunning, een sofinummer hadden en dat de ziektekostenverzekering was geregeld.
Dat de werknemers valselijk werd voorgehouden dat zij in dienst waren van een Pools bedrijf, dat zij een vast uurloon zouden ontvangen en dat de werkzaamheden en verantwoording overeenkomstig de Nederlandse wet/regelgeving zou plaatsvinden, geschiedde door [medeverdachte] voordat de werknemers op het bedrijf van verdachte werden geplaatst. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte weliswaar betrokken was bij de tewerkstelling op het bedrijf, maar niet dat hij betrokken was bij hetgeen voorafgaande aan deze tewerkstelling door [medeverdachte] met de werknemers werd voorgehouden.
Ook van dit onderdeel moet verdachte worden vrijgesproken.
Ad g, h en i.
Uit de verklaringen van de aangevers en de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat de Poolse werknemers in Nederland een beduidend lager loon verdienden dan Nederlandse werknemers en zij extreem lange werkdagen en werkweken moesten maken, waarbij geen rekening werd gehouden met de Arbo-wetgeving. De werknemers werden blijkens hun verklaringen niet wekelijks of maandelijks uitbetaald, maar zij kregen slechts een klein voorschot, waarmee zij in hun dagelijkse onderhoud dienden te voorzien. Definitieve uitbetaling van het loon bleef vaak geheel of gedeeltelijk uit. Hierdoor bevonden de werknemers zich (nog steeds) in een zwakke economische en financiële positie. Als gevolg daarvan hadden zij vaak geen of onvoldoende middelen van bestaan. Door het achterhouden van (een deel van het) in Nederland verdiende loon ontbrak de keuzevrijheid om te stoppen met de opgedragen werkzaamheden en waren de werknemers gedwongen met de werkzaamheden door te gaan dan wel weer naar Nederland terug te keren om hun werk weer te hervatten indien zij aanspraak wilden maken op volledige uitbetaling van het loon dat zij nog tegoed hadden. De werknemers werden hierdoor in hun vrijheid belemmerd om met de werkzaamheden op te houden. Daardoor kwamen en bevonden de werknemers zich door toedoen van verdachte en zijn medeverdachte in een kwetsbare positie.
Deze onderdelen kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ad j.
In het dossier bevinden zich verklaringen van de Poolse werknemers, inhoudende dat op 31 januari 2006 ten aanzien van hen geweld is toegepast dan wel dat zij bedreigd zijn met geweld. Voorts zijn zij van de vrijheid beroofd en in een voertuig naar een andere plaats overgebracht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het initiatief heeft genomen tot deze actie. Omdat de Polen weigerden te werken en weigerden te vertrekken heeft hij een aantal mensen ingehuurd om de Polen van zijn perceel te verwijderen en af te zetten bij [medeverdachte]. De rechtbank overweegt dat, wat er zij van de rol hierbij van verdachte, bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze gewelddadige handelingen gericht waren op de verwijdering van de werknemers van de champignonkwekerij van verdachte en aldus op beëindiging van de bestaande situatie. Deze verwijdering kan niet hebben bijgedragen aan het tenlastegelegde “bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid”. Van dit onderdeel moet verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank acht voorts geen bewijs voorhanden ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde personen[slachtoffer 13] en [slachtoffer 9], omdat die in het dossier niet genoemd worden. Voorts dient verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, voor zover dit betrekking heeft op de persoon genaamd[slachtoffer 11], omdat deze slechts bij de kwekerij op bezoek was en zij geen werkneemster was als bedoeld in de tenlastelegging.
Concluderend stelt de rechtbank vast dat, door toedoen van verdachte en zijn mededader [medeverdachte], de Poolse werknemers in de champignonkwekerij, die eigendom was van verdachte, zijn tewerkgesteld. De constructie waarvan gebruik werd gemaakt, was georganiseerd door [medeverdachte], maar verdachte was op de hoogte van de gang van zaken en heeft daar gebruik van gemaakt. De werknemers werden niet volledig en niet tijdig betaald en hadden geen of onvoldoende middelen van bestaan, zodat zij financieel en economisch afhankelijk van verdachte en [medeverdachte] waren. In het bijzonder in december 2005 en januari 2006 was dit het geval. De werknemers hadden geen keuzevrijheid meer. Vanuit deze kwetsbare positie bevonden de werknemers zich in een uitbuitingssituatie. Afgezet tegen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven was er sprake van extreem lange werkdagen, werkweken en werktijden, waardoor zij onvoldoende rust/hersteltijd hadden. Uit de verklaring van prof. dr. M.A.J. Kompier vormde die arbeidsbelasting een bedreiging van de gezondheid van de werknemers.
Uit voornoemde gang van zaken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en zijn mededader door misbruik te maken van hun kwetsbare positie de Poolse werknemers heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid als bedoeld in artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Verweren
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen die [medeverdachte] heeft afgelegd onjuist en onbetrouwbaar zijn. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] in zijn verklaringen niet alleen verdachte, maar ook zichzelf belast. Zijn verklaringen vinden bovendien bevestiging in de verklaring van de getuige [Getuige], die er geen enkel belang bij heeft om een verklaring af te leggen die niet overeenkomstig de waarheid is. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte] dan ook geloofwaardig en ziet geen reden deze van het bewijs uit te sluiten.
De raadsman heeft met een beroep op de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens aangevoerd dat de aangiften van [slachtoffer 6], de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 8], de aangifte en twee aanvullende verklaringen van [slachtoffer 11] uitgesloten moeten worden van het bewijs, omdat de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad deze aangevers/getuigen vragen te stellen en de verklaringen op betrouwbaarheid te toetsen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Bij het onderzoek ter terechtzitting is weliswaar gebleken dat de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad om de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] op betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door die personen als getuigen te (doen) ondervragen, maar de rechtbank is van oordeel dat dit niet dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs. De verklaringen van deze aangeefsters vinden immers niet alleen voldoende steun in de verklaringen van de andere aangeefsters en aangever, maar ook in de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte].
De verklaring van de aangeefster [slachtoffer 11] wordt door de rechtbank niet voor het bewijs gebezigd, zodat het verweer ten aanzien van deze aangeefster belang mist.