ECLI:NL:RBLIM:2013:4158

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
9 juli 2013
Zaaknummer
04/9900002-06
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van Poolse werknemers in champignonkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte, die eigenaar was van een champignonkwekerij, werd ervan beschuldigd Poolse werknemers te hebben uitgebuit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte, door middel van misbruik van de kwetsbare positie van de werknemers, hen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen voor arbeid. De werknemers, die in Nederland werkten onder slechte omstandigheden, kregen niet het afgesproken loon en waren afhankelijk van de verdachte voor hun levensonderhoud. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte de werknemers in een financieel en economisch afhankelijke positie hebben gebracht, waardoor zij geen of onvoldoende middelen van bestaan hadden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2005 tot 1 februari 2006, samen met anderen, de werknemers heeft tewerkgesteld en hen niet tijdig of volledig heeft uitbetaald. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 22 maanden, waarvan 4 maanden onvoorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/990002-06
Datum uitspraak : 3 juli 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[Geboortedatum en plaats],
wonende te [plaats 1], [adres]
Raadsman is mr. A.G. van den Biezenbos, advocaat te Eindhoven.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
Van 13 maart 2013 en 19 juni 2013.
De rechtbank heeft op deze data gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2005 tot en met 1 februari 2006 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) ander(en), genaamd:
[slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 10] en/of[slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 8] en/of[slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 7] en/of
[slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 9]
, en/of een of meer (andere) personen door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die ander(en),
en/of een of meer van die genoemde personen met een van de onder lid 1, sub 1 van artikel 273a Wetboek van Strafrecht genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of onder een of meer van de onder lid 1, sub 1 van voornoemd artikel genoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat een of meer van die genoemde personen zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
bestaande vorenstaande hierin dat hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders zakelijk weergegeven (ten aanzien van) die (op dat moment) in een zwakke economische en/of financiële positie verkerende perso(o)n(en) (telkens)
-een of meer wervingsadvertenties voor personeel/werknemers heeft geplaatst en/of doen of laten plaatsen in een of meer Poolse krant(en) en/of
-als werknemer (in Polen) geworven en/of doen of laten werven en/of
-met (een) voertuig(en) heeft vervoerd en/of doen of laten vervoeren van Polen naar Nederland en/of
-heeft tewerkgesteld, doen tewerkstellen, en/of voorzien van werkinstructies in (een) champignonkwekerij(en)en/of
-heeft gehuisvest en/of doen of laten huisvesten,in (een) klein(e) ruimte(s) (nabij/in het pand waar de champignonkwekerij was gevestigd) en/of
-valselijk voorgehouden dat die perso(o)n(en) in dienst/werknemer zijn van een Pools bedrijf ([bedrijfsnaam]), een vast uurloon ontvangen, (tewerkstellings)vergunnningen, sofinummers, belasting/premieafdracht en/of (ziektekosten)verzekeringen waren geregeld
en/of overigens de werkzaamheden en verantwoording overeenkomstig de Nederlandse wet/regelgeving is en/of (daartoe) een of meer (valse) arbeidscontracten aangeboden en/of doen of laten aanbieden en/of
-niet, niet volledig en/of niet tijdig loon heeft uitbetaald en/of doen of laten uitbetalen en/of in elk geval niet overeenkomstig de Nederlandse/CAO/ wetgeving en/of die perso(o)n(en) omtrent de loonbetaling(en) in onzekerheid gelaten en/of
-(aldus)in een financieel en/of economisch afhankelijke positie gebracht, doen brengen en/of die perso(o)n(en) (vervolgens) geen en/of onvoldoende middelen van bestaan had(den) en/of
-(bovenmatig) te lang(e) werkdag(en), werkwe(e)k(en) en/of aaneengesloten werktijden heeft doen/ laten maken (in een of meer champignonkwekerij(en) en/of geen/onvoldoende rust/hersteltijd en/of geen/onvoldoende rust/herstelfaciliteiten aangeboden/doen aanbieden en/of (tengevolge waarvan) deze/de arbeidsbelasting een bedreiging voor de gezondheid van die perso(o)n(en) vormde en/of (eveneens) ten aanzien van een of meer genoemde personen
-op 31 januari 2006,in elk geval in eerder genoemde pleegperiode (bij gelegenheid van een (mogelijke) werkweigering) (meermalen) geweld en/of bedreigingen met geweld gepleegd/doen plegen en/of dit toegelaten bestaande (onder meer) in het (onder meer) slaan,schoppen,stevig vastpakken, toepassen van armklem,verwurging, aan de haren trekken, over/op de grond trekken en/of sleuren en/of vervolgens (aldus) een of meer van die genoemde perso(o)n(en) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd,doen beroven, in een vervoermiddel geplaatst, dat vervoermiddel afgesloten en die perso(o)n(en) overgebracht/doen overbrengen naar een andere plaats
Artikel 273a/47 Sr
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 31 januari 2006 te [plaats 1] en/of [plaats 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk[slachtoffer 1] (1) en/of [slachtoffer 2] (2) en/of [slachtoffer 3] (3) en/of [slachtoffer 4] (4) en/of [slachtoffer 5] (5) en/of [slachtoffer 6] (6) en/of [slachtoffer 7] (7) en/of [slachtoffer 8] (8) en/of [slachtoffer 9] (9) en/of[slachtoffer 10] (10) en/of[slachtoffer 11] (11),in elk geval een persoon wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen daar opzettelijk en
wederrechtelijk zakelijk weergegeven
-die eerdergenoemde perso(o)n(en) met geweld en/of bedreiging met geweld uit het/de woonvertrek(ken) en/of slaapvertek(ken) en/of uit het pand (gelegen aan de [adres] te [plaats 1]), verwijderd en/of geduwd en/of getrokken en/of gesleept en/of
-die eerdergenoemde perso(o)n(en) in (een) afgesloten vervoermiddel (personenbusje) geduwd en gehouden en/of
-die eerdergenoemde perso(o)n(en) in (een) (afgesloten) (personen) busje(s)van eerder genoemd pand/locatie (van H.C. de Jonghweg 15 te [plaats 1]) naar [plaats 2] en/of in elk geval een ander plaats vervoerd en/of gebracht en daartoe (onder meer)
(Mbt 1: die[slachtoffer 1] (bijlage 8.1.1.1):)
-die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of de arm(en) op de rug gedraaid en/of geduwd en/of
(Mbt 2: die [slachtoffer 2] (bijlage 8.1.2.1):)
-die [slachtoffer 2] aan de arm(en) getrokken en/of om de keel en of aan de haren vastgepakt en/of (met een zaklamp) geslagen ) en/of
(Mbt 3: die [slachtoffer 3] (bijlage 8.1.3.1):)
-die [slachtoffer 3] vastgegrepen en/of haar arm(en) op de rug gedraaid en/of
(Mbt (6): die [slachtoffer 6] (bijlage 8.1.6.1):)
-die [slachtoffer 6] bij de arm(en) vastgepakt en/of meegetrokken/geduwd naar en/of
(Mbt (7): die [slachtoffer 7] (bijlage 8.1.7.1):)
-die [slachtoffer 7] bij de arm(en) vastgepakt, van een stapelbed naar beneden getrokken en/of gesleurd en/of
(Mbt (8): die [slachtoffer 8] (bijlage 8.1.8.1.):)
-van die [slachtoffer 8] de telefoon afgepakt, uit haar hand geslagen en/of bij die [slachtoffer 8] (met een zaklamp) een verwurging toegepast en/of meegetrokken/gesleept (waardoor zij geen lucht kreeg en/of waardoor zij haar bewustzijn verloor) en/of haar arm(en) op haar rug gedraaid en/of in een klem vastgehouden
(Mbt (9): die [slachtoffer 9] (bijlage 8.1.9.1):)
-die [slachtoffer 9] bij de arm(en) vastgepakt en/of geduwd en/of
(Mbt (11): die[slachtoffer 11] (bijlage 8.1.11.1):)
-die [slachtoffer 11] bij de arm(en) vastgepakt en/of de handen/armen op de rug gedraaid en/of die [slachtoffer 11] in de bus gegooid;
Art. 282 Sr
Art. 47 Sr
althans indien terzake al het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 31 januari 2006 te [plaats 1] en/of [plaats 2], in elk geval in Nederland samen en in vereniging met (een) ander(en),althans alleen opzettelijk mishandelend[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of[slachtoffer 10] en/of[slachtoffer 11], krachtig heeft vastgepakt, heeft geslagen,gestompt, geschopt, (een) verwurging toegepast, aan de (hoofd)haren getrokken en/of om de keel vastgepakt en/of met kracht over de grond gesleurd waardoor voornoemde personen letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard in verband met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de redelijke termijn is aangevangen met de inverzekeringstelling van verdachte op 29 augustus 2006. Op deze uitzonderlijk lange behandeltermijn dient geen aftrek plaats te vinden van tijd/vertraging die toegerekend moet worden aan de verdediging. De verdediging is telkens ter zitting verschenen en heeft slechts een verzoek gedaan tot het horen van een beperkt aantal getuigen. Dat een periode van 20 maanden nodig bleek voor het uitvoeren van de verdedigingswensen vindt zijn oorzaak in het feit dat getuigen na zo veel jaren niet meer konden worden getraceerd, de drukke agenda’s bij het kabinet van de rechter-commissaris en de uitvoering van het rechtshulpverzoek. Indien de zaak voortvarend behandeld zou zijn, in 2006 of 2007, dan had een dergelijke vertraging zich niet voorgedaan. De raadsman heeft gesteld dat, ondanks de uitspraak van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (LJN BD2578), de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie toch kan worden uitgesproken als er in verband met de termijnoverschrijding op grond van bijzondere bijkomende omstandigheden de vervolging in strijd is met beginselen van goede procesorde. Bijzondere omstandigheden welke de vertraging zouden kunnen rechtvaardigen zijn volgens de raadsman niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer moet worden verworpen. In de onderhavige strafzaak kan gesproken worden van een forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De rechtbank is echter op grond van het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (LJN BD2578) van oordeel dat een overschrijding van de redelijke termijn niet tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie moet leiden, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Sindsdien heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om van dit standpunt af te wijken. Overigens is gesteld noch gebleken dat er zwaarwegende redenen zijn om van deze jurisprudentie af te wijken. De rechtbank acht op grond van de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn wel een strafvermindering geïndiceerd en zal strafvermindering toepassen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair tenlastegelegde bewezen zal worden verklaard. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte met [medeverdachte] de champignonkwekerij aan de [adres] te [plaats 1] beheerde. Aldaar hebben zij de in de tenlastelegging genoemde Poolse werknemers uitgebuit. Verdachte en [medeverdachte] hadden een valse huurovereenkomst opgesteld om de indruk te wekken dat verdachte niets met de exploitatie van de kwekerij te maken had. Uit het dossier blijkt dat er advertenties werden geplaatst in Poolse kranten voor het werven van vrouwen voor het plukken van champignons, waarbij werd voorgehouden dat het werk legaal was en belastingen en verzekeringen werden betaald. De slachtoffers verkeerden in hun thuisland in een economisch kwetsbare situatie. De reis en de visa werden door verdachten geregeld. De slachtoffers werden met een busje vanuit Polen naar Nederland gebracht en zij verbleven en werkten illegaal in Nederland. De Wet arbeid vreemdelingen en de tewerkstellingsvergunningen werden omzeild. Er was een fiscale schijnconstructie opgezet. Door gebrek aan geld konden de slachtoffers niet of nauwelijks voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. Financiering van een terugreis naar Polen was veelal niet mogelijk. De slachtoffers beschikten niet over een eigen woonruimte in Nederland en er werd ook overnacht op de werkplek, de champignonkwekerij. De slachtoffers waren de Nederlandse taal niet machtig, waren afkomstig uit Polen en werden in feite in een sociaal isolement gebracht door verdachte en [medeverdachte]. Uit tapgesprekken blijkt dat er sprake was van dwang/uitbuiting en fraude/misleiding. Verder was er sprake van excessief lange werkdagen, weinig slaap en pauzes, slechte of geen betalingen, afhankelijkheid van verdachte, ook in die zin dat de werknemers bedragen van hem tegoed hadden. Verdachte kan naast [medeverdachte] worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende bij de champignonkwekerij. Voorts heeft verdachte op 31 januari 2006 geweld gebruikt tegen de Poolse plukkers en hen wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Voor zover hier van belang heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Allereerst heeft de raadsman betoogd dat de aangiften van [slachtoffer 6], de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 8], de aangifte en twee aanvullende verklaringen van [slachtoffer 11] uitgesloten moeten worden van het bewijs, omdat de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad deze aangevers/getuigen vragen te stellen en de verklaringen op betrouwbaarheid te toetsen. Van effectieve compensatie voor het feitelijk missen van dit ondervragingsrecht is geen sprake. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens in de zaak Vidgen tegen Nederland en Luca tegen Italië.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de champignonkwekerij had verhuurd en hij niet in staat was om zijn bedrijf zelf te voeren. Verdachte had geen betrokkenheid bij het werven, vervoeren en contracteren van de werknemers. Ook kon verdachte als verhuurder van het bedrijf geen invloed uitoefenen op de bewoning van de vertrekken. Hij had voorts geen zeggenschap over de aard en de wijze waarop de werknemers op het bedrijf in [plaats 1] hun werkzaamheden uitvoerden en ook niet op de wijze waarop zij betaald kregen, zodat verdachte niet als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt. Verdachte heeft slechts incidenteel geld overhandigd aan de plukkers, met name in de periode dat [medeverdachte] trachtte uit beeld te blijven bij zijn personeel. Hij heeft de mensen wel eens geld gegeven voor boodschappen als zij niets hadden, of zijn auto uitgeleend. Hij maakte slechts een ronde langs de kwekerij en maakte dan een praatje. Dit is echter onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Ten aanzien van de gebeurtenissen op 31 januari 2006 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze handelingen van verdachte niet zien op het dwingen of bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, maar op het beëindigen van de relatie tussen de in de tenlastelegging genoemde personen en verdachte door deze personen van zijn terrein te verwijderen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte], onder meer inhoudende dat verdachte voor eigen rekening de kwekerij beheerde met gebruikmaking van [bedrijfsnaam] en personeel van [medeverdachte], onjuist zijn. Verdachte kwam slechts in de kwekerij om de installatie in de gaten te houden, maar hij zou zich niet hebben bezig gehouden met het personeel dat daar werkte. Van belang is voorts dat de Poolse werknemers hun informatie van [medeverdachte] hebben gekregen en deze hun verklaringen kan hebben beïnvloed.
De verklaringen van [medeverdachte] moeten ook als onbetrouwbaar terzijde worden geschoven, omdat uit het dossier duidelijk het beeld naar voren komt dat [medeverdachte] andere belangen dient en anderen – met een grotere betrokkenheid dan verdachte – buiten schot houdt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
De verbalisanten [Verbalisant 1], [Verbalisant 2] en [Verbalisant 3] relateren:
Op 2 en 3 februari 2006 wordt door 11 Poolse personen aangifte gedaan wegens onder andere mensenhandel. Zij hebben aan de [adres], [plaats 1] gewoond en gewerkt en hebben daar meerdere maanden als champignonplukkers gewerkt. [verdachte] en [medeverdachte] waren hun werkgevers. Zij hadden nog grote bedragen tegoed. [2]
De aangeefster [slachtoffer 2] [3] , geboren op [geboortedag], verklaart dat zij per 1 juli 2005 is gaan wonen in de woning te[plaats 3] waar zij nu ook verblijft. Zij is toen gaan werken bij een champignonbedrijf in [plaats 1], aan de [adres]. Zij werd betaald door [verdachte]. In die woning woonden 5 tot 7 Poolse mensen. Zij weet niet precies hoeveel geld zij tegoed heeft van [verdachte]. Zij denkt over 2005 ongeveer € 400,- en bovendien al het geld dat zij in januari 2006 heeft verdiend. Zij hadden in [plaats 1] geen vaste uren om te werken. Zij moesten werken tot het werk klaar was. Het gebeurde regelmatig dat zij 24 of 36 uur achter elkaar moesten werken. Zij hebben wel eens 96 uur bijna aaneengesloten gewerkt. Zij werkten zolang ze kracht hadden om te werken. Voor hen was [verdachte] contactpersoon. Haar Poolse collega’s en zij werkten al vanaf ongeveer augustus 2005 in dit groepje. Zij waren van [verdachte] afhankelijk, omdat zij steeds geld van hem tegoed hadden.
Voorts verklaart [slachtoffer 2] [4] dat [medeverdachte] haar baas was in Nederland. Iedere maand werden overeenkomsten door hen ondertekend. Op deze overeenkomsten stond vermeld dat zij werkzaamheden gingen verrichten voor [bedrijfsnaam] en dat zij 2000 Zloty per maand verdienden. Maar feitelijk was dit niet juist. Zij heeft namelijk met [medeverdachte] persoonlijk een mondelinge afspraak gemaakt dat zij € 4,- per uur zou krijgen. Dat er op deze overeenkomsten een bedrag van 2000 Zloty genoemd stond had te maken met het feit dat zij iets konden laten zien als er een controle was. Zij had geen vergunning om in Nederland te mogen werken. Aan haar wordt een aantal werkbriefjes getoond, waarvan zij zegt dat dat de urenstaten zijn vanaf het moment dat zij naar [plaats 1] kwam en voor[verdachte] moest werken. De uren op de door de verbalisanten aan haar getoonde lijsten heeft zij echt gewerkt. Zij denkt dat zij nog ongeveer € 1.700,- tegoed heeft. Er waren problemen met het loon en het verzekerd zijn. Vanaf 1 januari 2006 kregen zij niet meer per uur betaald maar per kilo. Dit werd ingesteld omdat zij volgens [medeverdachte] en[verdachte] teveel uren maakten en te weinig kilo’s plukten. Sinds zij in [plaats 1] werkt, vanaf 22 juni 2005, heeft zij het gevoel dat zij samen met haar collega’s wordt uitgebuit. Zij maakte lange dagen en verdiende in verhouding tot de Nederlandse wet weinig.
De aangeefster [slachtoffer 1] [5] , geboren op [geboortedag], verklaart dat zij op 27 of 28 juni 2005 in Nederland is aangekomen. Zij is drie dagen in [plaats 2] gebleven. Na drie dagen is zij gaan wonen aan de [adres] in [plaats 1]. Zij ging in een champignonkwekerij bij[verdachte] werken. Zij heeft nog een bedrag van ongeveer
€ 4.000,- tegoed van [verdachte]. [verdachte] zegt dat zij het geld van [medeverdachte] moeten krijgen. [medeverdachte] zegt dat zij het geld van [verdachte] moet krijgen. Zij werkt bij het bedrijf via [medeverdachte]. Zij werkte een verschillend aantal uren. Binnen het bedrijf was [verdachte] de contactpersoon. Zij had het nooit gedaan als zij had geweten dat zij hier als slaaf zou komen te werken.
Voorts verklaart [slachtoffer 1] dat bij[verdachte], zij noemden hem [verdachte], de werkuren waren veranderd. [6] Zij hadden afhankelijk van het champignonaanbod gewerkt. Soms was dat 100 uur per week. In het begin van 2006 stopte [verdachte] met uitbetalen, terwijl zij nog steeds hadden gewerkt.
De aangeefster [slachtoffer 10] [7] , geboren op [geboortedag], verklaart dat zij op de [adres] te [plaats 1] verbleef. In januari 2006 hebben zij met 11 personen tezamen € 500,- ontvangen. Vanaf 13 augustus 2005 tot en met december 2005 kregen zij € 100,- per persoon per week voor levensonderhoud. Dit is het enige geld dat zij hebben ontvangen. Zij heeft gemiddeld 70 à 80 uren per week gewerkt. Eind oktober heeft zij € 1.100,- gekregen. Haar baas heet [medeverdachte]. Zij heeft met hem de afspraken gemaakt over het geld. Zij had deze baan gevonden via een advertentie in de krant. Zij is in januari 2005 met een Poolse lijndienst naar Nederland gekomen. Vanaf 13 augustus 2005 tot heden woont zij in [plaats 1]. Zij werd betaald door een secretaresse, genaamd[betrokkene] en die is van Poolse afkomst. Zij is de secretaresse van [medeverdachte].
De aangeefster [slachtoffer 8] [8] , geboren op [geboortedag], verklaart dat [verdachte] (fonetisch) op 31 januari 2006 in [plaats 1] tegen haar en haar collega’s zei dat ze moesten gaan werken. Vervolgens zette hij de verwarming uit. Hij zei dat zij binnen drie uur moesten gaan werken anders zouden zij de woning binnen drie uur worden uitgezet. Zij heeft gezegd dat zij dat niet gingen doen en dat zij betaald wilden worden. [medeverdachte] was de algemene baas. Tussen [medeverdachte] en [verdachte] is een samenwerkingsverband ontstaan. Dit was in ieder geval zo tot juni 2005. Vanaf dat moment zijn zij overgedragen aan [verdachte]. [medeverdachte] heeft hen ook nog uitbetaald. Niet alles, want zij hebben nog wat tegoed. Er werd geen geld ingehouden voor de huisvesting. Zij heeft van [medeverdachte] € 1.600,- en van [verdachte] nog € 500,- tot € 600,- tegoed. Zij werkt bij [medeverdachte] vanaf februari 2005 [9] . Zij heeft voor [medeverdachte] op verschillende locaties gewerkt, maar vanaf juli 2005 op de locatie in [plaats 1]. Eind juni 2005 is zij voorgesteld aan [verdachte] en vanaf die tijd is zij voor [verdachte] gaan werken. Haar voorschot kreeg zij van [verdachte]. [medeverdachte] regelde alles voor haar, te weten welk werk, waar zij kon slapen en het vervoer. In haar ogen was [medeverdachte] de grote baas. Naar aanleiding van aan haar getoonde formulieren verklaart zij dat de getoonde formulieren niet juist zijn. Zij werkten voor een uurtarief van € 4,-. Voor [medeverdachte] werkten zij bijna altijd 12 uur per dag en 7 dagen per week. Het uurtarief van € 4,- is schoon in de hand. Er gingen hier geen kosten van af voor bijvoorbeeld vervoer of huisvesting of iets dergelijks. Zij kregen geen toelage voor extra verdiensten of wat dan ook. Vanaf 13 juni 2005 is zij door [medeverdachte] uitgeleend aan een kwekerij in [plaats 1]. Op 30 juni werd haar door [medeverdachte] verteld dat [verdachte] haar nieuwe chef was. [verdachte] gaf de werkopdrachten, betaalde de voorschotten contant uit en met alle vragen en problemen moest zij bij [verdachte] zijn. Vanaf juli 2005 sliep zij ook in de kwekerij. In de tijd dat zij voor [verdachte] heeft gewerkt, van juli 2005 tot en met 23 januari 2006, heeft zij van alle medewerkers urenoverzichten bijgehouden met gewerkte uren. Nadat zij al maanden alleen maar summiere voorschotten hadden gekregen, vonden zij het als werknemers tijd om eindelijk eens uitbetaald te krijgen. In september 2005 hebben zij 20% gekregen van de uit te betalen tegoeden. In [plaats 1] kregen zij wekelijks ongeveer € 100,- als voorschot en als zij voor een verlof naar Polen gingen werd het openstaande tegoed nagenoeg uitbetaald. Er bleef dan wel € 600,- tot € 700,- aan tegoed open staan. Naar haar gevoel was dit om te garanderen dat zij terug zouden komen. Zij moet nog van [medeverdachte] € 1.600,- betaald krijgen. Van [verdachte] moet zij nog ongeveer € 5.500,- betaald krijgen. Zij herkent het systeem van [medeverdachte] inmiddels en dat is mensen uit Polen halen om hier in Nederland te komen werken, daarna alleen de voorschotten uit te betalen en de mensen afhankelijk maken.
De aangeefster[slachtoffer 5] [10] , geboren op [geboortedag], verklaart dat zij vanaf 20 juni 2005 in Nederland is. Zij is tot 13 augustus 2005 in [plaats 2] gebleven. Daar was [medeverdachte] de baas. Dat blijkt uit het feit dat zij met [medeverdachte] een mondelinge afspraak hadden dat zij € 4,- per uur zou verdienen. Weken van 100 werkuren waren geen uitzondering. Tot op heden heeft zij geen geld van [verdachte] danwel van [medeverdachte] gehad. Zij heeft van [verdachte] nog € 4.500,- tegoed. Zij kregen tot december 2005 € 100,-- in de week voor persoonlijk onderhoud. Hiervan moesten zij alles kopen. In januari 2006 kregen zij nog € 400,-- voor het kopen van voedsel en dergelijke. Dit bedrag was bedoeld voor elf mensen. Zij wilden wel werken maar hadden geen kracht meer om te werken. Zij waren uitgehongerd en hadden geen geld om eten te kopen.
De aangeefster [slachtoffer 7] [11] , geboren op [geboortedag], verklaart op 3 februari 2006 dat zij in [plaats 1] bij een champignonkwekerij in het bedrijf zelf verbleef. [verdachte] is haar werkgever en hem heeft zij op 13 augustus 2005 in [plaats 2] leren kennen. Sinds januari 2006 kregen zij niets meer van hem.
Zij is op 20 juni 2005 met een busje van [medeverdachte], waar ongeveer zeven personen in kunnen, samen met [slachtoffer 3] naar Nederland gekomen. [medeverdachte] is haar werkgever. Zij kreeg per week van [medeverdachte] een voorschot betaald. Zij heeft verder nooit meer salaris van [medeverdachte] gekregen. Zij heeft van hem in totaal nog € 1.173,- tegoed. Zover zij weet heeft niemand het beloofde salaris gekregen. Op 13 augustus 2005 is zij voor [verdachte] in [plaats 1] gaan werken. Op het moment dat zij voor [verdachte] zijn gaan werken, heeft zij niets meer van [medeverdachte] gehoord. Het salaris van 13 augustus tot en met eind november heeft zij bij [verdachte] ontvangen. Eind november is zij gestopt met werken. Na de kerst is zij weer gaan werken. Zij heeft bij terugkomst in Nederland nog maar € 100,- ontvangen. Op dit moment heeft zij in totaal van [verdachte] nog € 1.017,56 tegoed.
De aangeefster [slachtoffer 3] [12] , geboren op [geboortedag],verklaart op 3 februari 2006 dat zij was gestopt met werken omdat zij geen geld meer had gehad voor haar werk als champignonplukster. Zij is op 20 juni 2005 in Nederland aangekomen. Tot 6 oktober was zij in [plaats 2]. Hierna moest zij naar [plaats 1]. Op 1 december 2005 is zij samen met[slachtoffer 7] naar Polen gegaan. Haar werk bestond uit het plukken van champignons. Zij had een schriftelijke werkovereenkomst met [medeverdachte] . Zij had een uurloon van € 4,- afgesproken voor 7 dagen in de week. Dit was over het algemeen van 07.00 uur ’s ochtends tot 21.00 uur in de avond en ook wel eens van 07.00 uur in de ochtend tot de volgende ochtend. Vanaf 1 januari kreeg zij van [verdachte] alleen per kilo betaald en zij verdiende zo een stuk minder. Zij kon niet meer aan € 4,-- per uur komen.
De aangever[slachtoffer 4] [13] , geboren op [geboortedag], verklaart op 3 februari 2006 dat hij vanaf 25 september 2005 twee weken voor [medeverdachte] gewerkt heeft. Daarna is hij bij[verdachte] gaan werken. Dat was half oktober 2005. Bij zowel [medeverdachte] als bij [verdachte] zou hij € 4,-- per uur verdienen. Tot de kerstdagen werd hij door [verdachte] per week uitbetaald. Hij kreeg € 100,-- per week. Bij [verdachte] ging alles goed tot in januari 2006. Vanaf januari 2006 kreeg hij ineens geen loon meer. Hij heeft op dit moment nog iets minder dan € 300,- tegoed van [medeverdachte]. [verdachte] moet hem nog betalen vanaf begin januari, hij denkt ongeveer € 800,-. Hij is vanaf 25 september 2005 in Nederland werkzaam. [verdachte] had tot januari 2006 geen schuld bij hem. Vanaf dat moment begonnen eigenlijk de problemen. Half januari 2006 kregen zij ongeveer € 40,-. Dat was een eenmalig voorschot. Als zij bij [verdachte] kwamen zei hij dat [medeverdachte] hen moest betalen en als zij bij [medeverdachte] kwamen zei hij dat [verdachte] hen moest betalen. Maar zij kregen niets. Zij werkten heel verschillend. Het kwam wel voor dat zij 36 uur achter elkaar moesten werken. Zij kregen geen eten van [verdachte] maar moesten zelf eten kopen.
De aangeefster [slachtoffer 6] [14] , geboren op [geboortedag], verklaart op 3 februari 2006 dat zij werkzaam is in een champignonkwekerij te [plaats 1]. [verdachte] is mede-eigenaar. De andere eigenaar is de directe chef [medeverdachte] . Zij werkt vanaf 1 juli 2005 in [plaats 1]. In [plaats 1] werkte zij bij [verdachte]. Zij heeft een contract met [medeverdachte]. [verdachte] heeft wel eens tegen hen gezegd dat als de politie zou komen hij op het bedrijf alleen maar een klusjesman was. Als er weinig werk was, was het maar 4 uur per dag. Als er veel werk was, werkten zij wel eens 36 uur achter elkaar zonder pauze. De afspraak was dat zij per uur betaald zouden krijgen. Dit is tot januari 2006 ook gebeurd. [verdachte] betaalde hen uit. Vanaf 1 januari werd haar verteld dat zij per kilo betaald zou krijgen. Zij heeft sinds 1 januari maar € 40,- uitbetaald gekregen. Zij zou ruim € 700,- gekregen moeten hebben. Niemand heeft vanaf 1 januari geld gekregen. [verdachte] was de contactpersoon.
De aangeefster [slachtoffer 9] [15] , geboren op [geboortedag], verklaart op 3 februari 2006 dat zij de man waar zij voor werkt kent als[verdachte]. Zij is ongeveer een maand in Nederland. Twee kennissen van haar hadden bij [verdachte] gewerkt en die had gezegd dat hij meer personeel nodig had. Haar kennissen vertelden dat zij in Nederland € 4,- per uur kon verdienen. Zij heeft toen besloten om met die kennissen mee te gaan naar Nederland. Dat waren[slachtoffer 7] en[slachtoffer 3]. Zij is op 28 december 2005 met een busje met die kennissen naar Nederland gereisd. Zij is op 29 december gaan werken voor [verdachte]. Voor haar werk heeft zij alleen contact gehad met [verdachte]. Zij begon ’s morgens om 7.00 uur en werkte door tot 22.00 uur. Dat kon echter ook 23.00 uur zijn. In het begin van januari had zij € 49,- van [verdachte] gekregen. Zij heeft tot 3 februari 2006 geen geld gehad van [verdachte] voor het werk dat zij heeft gedaan. Zij heeft in totaal ongeveer 250 uur voor [verdachte] gewerkt. Zij heeft dus nog ongeveer € 1.000,- tegoed van [verdachte].
De verbalisant [Verbalisant 4]relateert [16] :
Volgens de regelingen met betrekking tot de werk- en rusttijden van de Arbeidstijdenwet bedraagt de maximum arbeidstijd volgens de standaardregeling 9 uur per dienst met een maximum van 45 uur per week. De dagelijkse rust bedraagt 11 uur per 24 uur waarbij een keer per week de dagelijkse rust 8 uur mag bedragen.
De[Verbalisant 5]relateert:
Door Poolse werkneemsters zijn urenstaten ter beschikking gesteld waarop per werkneemster per week was weergegeven hoeveel uren er dagelijks was gewerkt. [17] [Verbalisant 5] heeft alle gegevens op de door Poolse werkneemsters beschikbaar gestelde urenstaten verwerkt in twee overzichten, betrekking hebbend op het jaar 2005 [18] en het jaar 2006 [19] . Op aangetroffen urenstaten is zichtbaar dat deze normen veelvuldig en structureel worden overschreden.
Een controlerapport van de arbeidsinspectiemet betrekking tot de naleving van de Arbeidstijdenwet [20] houdt ten aanzien van de beschrijving van de werktijden van [slachtoffer 2], [slachtoffer 8], [slachtoffer 5],[slachtoffer 10],[slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] als conclusie in dat betrokken medewerkers volgens de aangeleverde informatie gedurende buitensporige arbeidstijden arbeid verricht hebben. Door te lange diensten en te korte rustperioden ontstonden er aaneengesloten diensttijden tot 60 uur. De controleur concludeert dat arbeidsomstandigheden op een laag niveau staan. De aard van het werk vergt fysiek zware arbeid. Gaat men dan ook nog over op betaling per kilogram geplukt product, dan kan er, nadat arbeidstijden zijn gerealiseerd van bijvoorbeeld 19 uur, niet meer van werknemers worden verlangd en verwacht dat in een aansluitende werkdag van 10 uur optimaal wordt gepresteerd, zoals de situatie in week 3 van 2006 bleek te zijn.
De deskundige Prof. dr. M.A.J. Kompier [21] , arbeids- en organisatiepsycholoog bij de Radboud Universiteit te Nijmegen, verklaart op grond van de hem ter beschikking gestelde gegevens met betrekking tot de urenstaten en overzichten van de gewerkte uren en het rapport van de Arbeidsinspectie ten aanzien van de arbeidstijd- en rustpatronen van de werknemers [slachtoffer 2], [slachtoffer 8],[slachtoffer 5], [slachtoffer 9], [slachtoffer 4], [slachtoffer 1], [slachtoffer 6], [slachtoffer 3], [slachtoffer 10]en [slachtoffer 7] dat:
Op grond van de voorhanden urenstaten duidelijk is dat de werknemers een langere tijd (in de meerderheid van de gevallen meer dan een half jaar) werkten voor [medeverdachte] en verdachte.
[slachtoffer 2], [slachtoffer 8], [slachtoffer 5], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 10] en [slachtoffer 7] werkten langer dan een half jaar en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] meer dan drie maanden. In die tijd maakten de werknemers extreem lange werkweken, soms wel meer dan 100 uur. Tevens maakten de werkneemsters extreem lange werkdagen tot zelfs werkdagen van 24 uur. Dergelijke extreem lange werkdagen werden vaak niet gevolgd door een herstelperiode maar door nog een of meerdere zeer lange werkdagen. Het ging hier niet om een incidenteel verschijnsel dat betrekking had op een enkele werknemer maar om een chronische en structurele blootstelling in alle gevallen. Bij alle werknemers kwam dit soort excessieve tijden voor. Dit soort extreme werktijden leiden tot een tekort aan hersteltijd. Gezien de extreem lange werkweken, extreem lange werkdagen en het daaruit logisch voortvloeiende tekort aan hersteltijd, de lange tijd dat deze blootstelling plaatsvond, het geestelijk en lichamelijk zare werk, kan, arbeidsgezondheidkundig bezien, deze arbeidsbelasting als extreem en onacceptabel gekenschetst worden.
De deskundige concludeert dat:
  • het chronisch en systematisch blootstellen van de onderzochte werknemers aan de zeer lange werkweken en series van werkdagen, in combinatie met de hoge fysieke en geestelijke arbeidsbelasting en wijze van belonen een extreme en onacceptabele arbeidslast indiceert;
  • arbeidsgezondheidskundig bezien die arbeidsbelasting een bedreiging van de gezondheid is. Gezondheidsschade kan zich op korte termijn maar ook op langere termijn manifesteren.
De CAO Paddestoelen [22] houdt onder andere in dat ‘oogstmedewerkers handoogst’ die ouder zijn dan 21 jaar minimaal € 8,25 per uur behoren te verdienen.
De medeverdachte [medeverdachte] [23] verklaart dat door hem, samen met [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in december 2003 het bedrijf [bedrijfsnaam] in Polen werd opgericht en ingeschreven bij de rechtbank. Hij is formeel voor 45% aandeelhouder van[bedrijfsnaam]. en tevens bestuurder. In de praktijk werden plukactiviteiten verricht volgens de zogenaamde Poolse constructie. [medeverdachte] heeft de Poolse constructie gebruikt omdat er bij de Nederlandse champignonkwekerijen, door de economische situatie gedwongen, een grote drang bestaat om met name de plukkosten te verminderen. Zo werd de afdracht voorkomen van premies sociale verzekeringen en loonbelasting in Nederland en Polen. Verder werd voorkomen dat moest worden voldaan aan de bepalingen in de CAO en Arbeidstijdenwet. Hij zorgde dat er mensen vanuit Polen naar Nederland kwamen, die op papier in dienst van [bedrijfsnaam] champignons plukten. Op deze manier werd een maas in de Nederlandse wetgeving gedekt. [medeverdachte] was de feitelijk leidinggevende van de Poolse onderneming en dus werkgever van deze mensen. Hij heeft vanaf het begin de volledige zeggenschap over deze Poolse onderneming gehad. In de periode van juli/augustus 2004 tot half april 2006 heeft hij met zijn onderneming[bedrijfsnaam] Poolse plukkers dan wel pluksters in Nederland bij diverse champignontelers werk laten verrichten voor korte dan wel langere perioden.
De werkafspraken werden volgens [medeverdachte] door hem mondeling met de Poolse werknemers gemaakt [24] . De werknemers kregen van [medeverdachte] de opdracht om bij een eventuele controle van een Nederlandse overheidsinstantie te verklaren dat zij in dienst waren van de Poolse firma [bedrijfsnaam]. De Poolse werknemers kregen hun loon meestal contant uitbetaald. [medeverdachte] betaalde de vereiste premies en/of loonbelasting niet. De betaling van het plukloon bestond wekelijks uit een bedrag van € 50,- per werknemer, mits [medeverdachte] ook daadwerkelijk zijn pluklonen van de kwekerijen had ontvangen. [medeverdachte] wist dat de totale uurloonkosten volgens de CAO, inclusief vakantietoeslag, werkgevers- en werknemerspremies, ongeveer € 16,50 bedroegen. [25] Om de loonkosten zo veel mogelijk te drukken kregen de Poolse werknemers niet het normale, gangbare loon uitbetaald. De lengte van de dagelijkse werkinzet werd bepaald door de kweker zelf, maar [medeverdachte] bleef de werkgever en dus verantwoordelijk. Het werk werd veelal bepaald door de groei van de champignons. Hij streefde naar een gemiddelde van 50 tot 60 uren, met een piek naar 70 uur per week per werknemer. Hij heeft zich bij de kostenberekening voor zijn organisatie gehouden aan het laatste aantal. Dit heeft hij gedaan omdat de algemene doelstelling was: het drukken van de loonkosten. De Poolse werknemers kregen niet het normale gangbare loon om de loonkosten zoveel mogelijk te drukken.
Van 1 juli 2005 tot 1 maart 2006 werden door [medeverdachte] pluksters te werk gesteld bij [verdachte] in [plaats 1], handelende onder de naam [bedrijfsnaam]. [26] Hier werden tussen de 8 en 12 werknemers tewerk gesteld. [medeverdachte] [27] verklaart dat verdachte en hij in juni 2005 een huurovereenkomst hadden afgesloten die inhield dat Distrimex de kwekerij van verdachte zou huren. Deze constructie was opgezet om naar de buitenwereld de indruk te wekken dat [verdachte] absoluut niets te maken had met de exploitatie van de kwekerij die zijn eigendom was. De achterliggende reden was het feit dat [verdachte] al geruime tijd een uitkering genoot. Op de bankrekening was te zien dat er bedragen overgemaakt werden naar een rekening van [verdachte] onder vermelding “voorschot huur kwekerij”. In werkelijkheid werd dit geld door [verdachte] van de rekening gehaald en kon hij daar vrij over beschikken. Dit is doorgegaan tot in maart 2006. [verdachte] was eigenaar van de champignonkwekerij aan de [adres] in [plaats 1]. [28] In juni 2005 vertelde [verdachte] hem dat hij onder eigen regie champignons wilde gaan kweken in zijn eigen loods, voor eigen rekening en risico. Hij heeft [medeverdachte] benaderd om de kwekerij te gaan draaien onder zijn ondernemingsnaam [bedrijfsnaam]. Hiermee ging [medeverdachte] akkoord. Vervolgens kwamen zij overeen dat er een rekening op naam van [bedrijfsnaam] bij de [Bank] Zaltbommel voor de bedrijfsvoering geopend zou worden. [medeverdachte] zou alleen inzicht in de rekening hebben en [verdachte] was als enige gemachtigd om alle financiële handelingen met betrekking tot deze rekening uit te voeren. De rol van [medeverdachte] met betrekking tot de kwekerij was het leveren van Poolse plukkers, in verband met de Poolse constructie, en de administratieve afhandeling in verband met de verkoop van de geplukte champignons. [verdachte] verzorgde de dagelijkse bedrijfsvoering en aansturing van het personeel in de kwekerij. Als er problemen waren met de Poolse werknemers dan moest [medeverdachte] die oplossen. Het hele betalingsverkeer in relatie tot deze kwekerij was ter verantwoording van en werd uitgevoerd door [verdachte]. [verdachte] betaalde het plukloon direct uit aan de werknemers van [medeverdachte]. De gelden hiervoor nam hij op van de eerder omschreven [Bank]. [medeverdachte] had met [verdachte] afgesproken dat zijn werknemers bij hem € 4,- per uur zouden verdienen. Dit verliep goed tot november 2005. In november 2005 liepen de plukprestaties op deze locatie zodanig terug dat er meer uren gemaakt moesten worden om hetzelfde aantal kilo’s champignons van de bedden te halen. Dit lag aan de moraal van de pluksters.
Vanaf half november 2005 hoorde [medeverdachte] van verdachte dat er spanningen waren ontstaan tussen hem en zijn Poolse pluksters. [29] In die periode werden er door de groep zaken in de kwekerij gesaboteerd, omdat er vanaf eind december 2005 geen lonen meer werden uitbetaald door verdachte. Zijn pot was leeg. Er was geen geld om de pluklonen uit te betalen. Tevens waren er strubbelingen over werkcondities en verlof rond de naderende feestdagen. [medeverdachte] kon de lonen ook niet uitbetalen, omdat hij geen geld had. Door het niet uitbetalen van de lonen namen de spanningen toe en escaleerde het arbeidsconflict eind januari 2006. Of iemand langer dan wel over moest werken werd lokaal, ter plekke, door de kweker, [verdachte], geregeld. [verdachte] bepaalde wat er door wie en wanneer geplukt moest worden. Het was [medeverdachte] bekend dat het gemiddelde in [plaats 1] per dag en per week hoog was en steeds hoger werd.
[medeverdachte] stelt dat voor zijn werknemers door de lange werkdagen en werkweken situaties ontstonden waardoor geen enkele ruimte was voor een sociaal leven [30] . Sterker nog, er waren perioden bij dat er sprake was van een tekort aan slaap. Het was inderdaad een feit dat Poolse werknemers door geldgebrek kennelijk niet in staat waren om de dagelijkse boodschappen te doen. Zijn Poolse werknemers waren op diverse terreinen van hem afhankelijk. Hij vond dat hij een bepaald overwicht had op zijn werknemers en dat dit soort buitenlandse groepen werknemers ook buiten de werkgever-werknemer relatie van hem afhankelijk waren. Volgens het Nederlandse artikel uit het Wetboek van Strafrecht en de uitleg van dit artikel past hij in het hokje van uitbuiter en heeft hij deze Poolse werknemers inderdaad uitgebuit.
Vooral vanaf maart 2005 heeft hij permanent achter de feiten aangelopen en had hij te weinig geld in kas om aan zijn verplichtingen, zoals de afgesproken voorschotten, te voldoen. [31] Hij bepaalde altijd wie welk deel van zijn voorschot, plukloon dan wel het volledige loon, uitbetaald kreeg. In de periode juni 2005 tot januari 2006 werden de lonen in de kwekerij te [plaats 1] uitbetaald door [verdachte]. Deze lonen betaalde hij uit namens [bedrijfsnaam]. Hij kon de werknemers structureel niet hun volledige loon uitbetalen. [32] Hij wist van te voren dat hij lang niet altijd in staat zou zijn om het toegezegde plukloon van
€ 4,- aan de nieuwe Poolse werknemers uit te betalen. Hij heeft een aantal nieuwe Poolse werknemers misleid en daardoor dus eigenlijk uitgebuit. Al in 2004 had hij in de gaten dat de kans gering zou worden dat hij ooit de achterstand in loonbetalingen zou gaan inhalen.
Verdachte [33] heeft verklaard dat hij de eigenaar van het perceel[adres] te [plaats 1] is. Er staat een woonhuis en een champignonkwekerij die zijn eigendom zijn. [medeverdachte] heeft bij hem even de kwekerij gehuurd. [medeverdachte] heeft personeel in de kwekerij gezet. Dit deed hij ook als [verdachte] de kwekerij aan anderen verhuurd had. Er werkten Poolse mensen. Ze kregen ongeveer € 4,- à € 5,- per uur, hij dacht dat het netto was. Hij heeft wel eens wat geld geleend aan personeel zodat ze naar de supermarkt konden. Er heeft personeel bij hem op het terrein gewoond. Dit was in het woongedeelte bij de cellen. Hij is voorheen zelf verantwoordelijk geweest voor de productie. Hij weet dat er betalingsmoeilijkheden waren. [34] Hij betaalde ze wel eens een paar tientjes. Als de kwekerij maar draaide, daar was hij ook afhankelijk van. De dames eisten geld. Daar heeft hij toen een punt achter gezet.
Verdachteheeft ter terechtzitting [35] verklaard dat hij op 31 januari 2006 een einde heeft gemaakt aan de aanwezigheid van de Poolse werknemers op zijn terrein door te regelen dat zij van zijn terrein werden verwijderd.
De getuige [Getuige] [36] verklaart op 3 oktober 2006 dat hij als bedrijfsbegeleider werkzaam is bij de firma [bedrijf 2]. Uit dien hoofde had hij een zakelijke relatie met de champignonkwekerij aan de [adres] te [plaats 1]. Vanaf mei 2005 is er champignoncompost geleverd aan de [adres] te [plaats 1] voor [verdachte]. Dit werd middels een contract vastgelegd. Door [verdachte] en [medeverdachte] werd aangegeven dat het contract op naam gezet diende te worden van de firma [bedrijfsnaam]. Dit is geschied op 2 augustus 2005. Op die datum werd het contract door [medeverdachte] ondertekend. [bedrijfsnaam] was de naam van de kwekerij aan de [adres] te [plaats 1] en de aanvrager, de gemachtigde en volmachtgever was [medeverdachte] . [verdachte] was gemachtigd alle bankzaken te regelen met het bankrekeningnummer [rekeningnummer] van de firma [bedrijfsnaam]. [medeverdachte] kon alleen maar inkijken in dit rekeningnummer. Dit had [verdachte] hem zelf verteld. Hij verklaart dat hij ongeveer 1 keer in de 2 weken op dat bedrijf kwam. [verdachte] hield zich bezig met de teelt van de champignons. [medeverdachte] heeft hem gezegd dat [verdachte] de schuld aan [bedrijf 2] moest voldoen en andersom schoof [verdachte] de verantwoordelijkheid naar[medeverdachte].
Overwegingen van de rechtbank
Aan verdachte wordt verweten dat hij, al dan niet tezamen met een ander of anderen:
wervingsadvertenties voor personeel/werknemers heeft geplaatst of doen plaatsen in Poolse kranten;
betrokken is geweest bij de werving van werknemers in Polen;
betrokken is geweest bij het vervoer van Polen naar Nederland;
Poolse werknemers heeft tewerkgesteld en voorzien van werkinstructies;
gezorgd heeft voor de huisvesting van deze personen in kleine ruimtes;
de werknemers valselijk heeft voorgehouden dat zij in dienst waren van een Pools bedrijf, dat zij een vast uurloon zouden ontvangen en dat de werkzaamheden en verantwoording overeenkomstig de Nederlandse wet/regelgeving zou plaatsvinden;
niet, niet volledig en/of tijdig loon overeenkomstig de Nederlandse regelgeving heeft uitbetaald en die personen omtrent de loonbetalingen in onzekerheid heeft gelaten;
ij aldus die werknemers in een financieel en economisch afhankelijke positie heeft gebracht waardoor die personen geen of onvoldoende middelen van bestaan hadden;
de werknemers bovenmatig te lange werkdagen, werkweken of aaneengesloten werktijden heeft laten maken en geen of onvoldoende rust/hersteltijd of –capaciteit heeft aangeboden, tengevolge waarvan de arbeidsbelasting eem bedreiging voor de gezondheid van die personen vormde en
op 31 januari 2006 geweld heeft toegepast ten aanzien van deze werknemers dan wel deze bedreigd heeft met geweld en die personen van de vrijheid heeft beroofd en in een voertuig naar een andere plaats heeft overgebracht,
zulks met het oogmerk die werknemers uit te buiten dan wel te dwingen of bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandigheden handelingen te verrichten waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die personen zich daardoor beschikbaar stellen tot het verrichten van arbeid of diensten.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Ad a, b en c.
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte], na het plaatsen van advertenties in Poolse kranten, op naam van de Poolse onderneming [bedrijfsnaam] met werknemers een gefingeerd arbeidscontract afsloot voor een vast bedrag in zloty’s per maand. Mondeling werd echter met de Poolse werknemers afgesproken dat zij 4 euro per uur voor het plukken van de champignons in Nederland gingen verdienen. Daarna werden de werknemers naar Nederland vervoerd, waar zij in door [medeverdachte] gehuurde woningen werden gehuisvest. Zij werden in vaste werkgroepen naar de werkplekken gebracht om te gaan werken.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte hierbij betrokken is geweest dan wel dat hij daarover met [medeverdachte] afspraken heeft gemaakt. Van deze onderdelen dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Ad d.
[medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte en hij in juni 2005 een huurovereenkomst hadden afgesloten die inhield dat [bedrijfsnaam] de kwekerij van [verdachte] zou huren. Verdachte had hem verteld dat hij onder eigen regie champignons wilde gaan kweken in zijn eigen loods, voor eigen rekening en risico. [medeverdachte] was hiermee akkoord gegaan. Verdachte heeft [medeverdachte] gevraagd om de kwekerij te gaan draaien onder zijn ondernemingsnaam [bedrijfsnaam].
Zij kwamen overeen dat voor de bedrijfsvoering van de kwekerij een bankrekening op naam van [bedrijfsnaam] werd geopend en dat verdachte daar vrij over kon beschikken. Dit is doorgegaan tot in maart 2006. Verdachte was gemachtigd om alle financiële handelingen met betrekking tot deze rekening uit te voeren. De rol van [medeverdachte] met betrekking tot de kwekerij was het leveren van Poolse plukkers, in verband met de Poolse constructie, en de administratieve afhandeling in verband met de verkoop van de geplukte champignons. Verdachte verzorgde de dagelijkse bedrijfsvoering en aansturing van het personeel in de kwekerij.
De rechtbank leidt hieruit af dat de tewerkstelling van de Poolse werknemers plaatsvond door middel van een nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte], zodat dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ad e.
De op de kwekerij gehuisveste champignonplukkers werden gehuisvest in een daarvoor geschikt gemaakte ruimte in de kwekerij. Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 juni 2013 verklaard dat hij en zijn gezin van destijds 4 personen hierin gewoond hebben gedurende de verbouwing van het woonhuis. In deze woonruimte was een badkamer en een keukentje. In de tenlastegelegde periode woonden en werkten tussen de 8 en 12 werknemers op de kwekerij van verdachte. Hieruit kan afgeleid worden dat de huisvesting aan de krappe kant was. Geen van de gehoorde werknemers klaagt echter over de kwaliteit van de huisvesting. Misstanden in dit kader blijken voorts ook overigens niet uit het dossier, zodat dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan bijdragen aan het aan verdachte gemaakte verwijt.
Verdachte dient dan ook van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Ad f.
Omdat de werkzaamheden en de feitelijke leiding van [medeverdachte] onder de naam van het bedrijf [bedrijfsnaam] uitsluitend in Nederland plaatsvonden en het Poolse personeel feitelijk niet gedetacheerd werd:
  • dienden in Nederland loonbelasting en premies volksverzekeringen te worden afgedragen voor de Poolse werknemers,
  • dienden de werknemers te beschikken over een tewerkstellingsvergunning en een sofinummer te hebben,
  • dienden de ziektekostenverzekeringen te zijn geregeld,
  • dienden de werkzaamheden volgens de Nederlandse wet- en regelgeving te worden verricht en
  • dienden de loonbetalingen volgens de CAO plaats te vinden.
Door met de werknemers valse arbeidscontracten op te maken, werd door [medeverdachte] bij de werknemers en bij de Nederlandse instanties valselijk de indruk gewekt dat de werknemers in dienst waren van een Pools bedrijf en dat aan alle vereiste wettelijke voorschriften was voldaan. Hierdoor heeft [medeverdachte] doen voorkomen dat loonbelasting en premies volksverzekeringen werden afgedragen voor de Poolse werknemers, dat de werknemers beschikten over een tewerkstellingsvergunning, een sofinummer hadden en dat de ziektekostenverzekering was geregeld.
Dat de werknemers valselijk werd voorgehouden dat zij in dienst waren van een Pools bedrijf, dat zij een vast uurloon zouden ontvangen en dat de werkzaamheden en verantwoording overeenkomstig de Nederlandse wet/regelgeving zou plaatsvinden, geschiedde door [medeverdachte] voordat de werknemers op het bedrijf van verdachte werden geplaatst. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte weliswaar betrokken was bij de tewerkstelling op het bedrijf, maar niet dat hij betrokken was bij hetgeen voorafgaande aan deze tewerkstelling door [medeverdachte] met de werknemers werd voorgehouden.
Ook van dit onderdeel moet verdachte worden vrijgesproken.
Ad g, h en i.
Uit de verklaringen van de aangevers en de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat de Poolse werknemers in Nederland een beduidend lager loon verdienden dan Nederlandse werknemers en zij extreem lange werkdagen en werkweken moesten maken, waarbij geen rekening werd gehouden met de Arbo-wetgeving. De werknemers werden blijkens hun verklaringen niet wekelijks of maandelijks uitbetaald, maar zij kregen slechts een klein voorschot, waarmee zij in hun dagelijkse onderhoud dienden te voorzien. Definitieve uitbetaling van het loon bleef vaak geheel of gedeeltelijk uit. Hierdoor bevonden de werknemers zich (nog steeds) in een zwakke economische en financiële positie. Als gevolg daarvan hadden zij vaak geen of onvoldoende middelen van bestaan. Door het achterhouden van (een deel van het) in Nederland verdiende loon ontbrak de keuzevrijheid om te stoppen met de opgedragen werkzaamheden en waren de werknemers gedwongen met de werkzaamheden door te gaan dan wel weer naar Nederland terug te keren om hun werk weer te hervatten indien zij aanspraak wilden maken op volledige uitbetaling van het loon dat zij nog tegoed hadden. De werknemers werden hierdoor in hun vrijheid belemmerd om met de werkzaamheden op te houden. Daardoor kwamen en bevonden de werknemers zich door toedoen van verdachte en zijn medeverdachte in een kwetsbare positie.
Deze onderdelen kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ad j.
In het dossier bevinden zich verklaringen van de Poolse werknemers, inhoudende dat op 31 januari 2006 ten aanzien van hen geweld is toegepast dan wel dat zij bedreigd zijn met geweld. Voorts zijn zij van de vrijheid beroofd en in een voertuig naar een andere plaats overgebracht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het initiatief heeft genomen tot deze actie. Omdat de Polen weigerden te werken en weigerden te vertrekken heeft hij een aantal mensen ingehuurd om de Polen van zijn perceel te verwijderen en af te zetten bij [medeverdachte]. De rechtbank overweegt dat, wat er zij van de rol hierbij van verdachte, bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze gewelddadige handelingen gericht waren op de verwijdering van de werknemers van de champignonkwekerij van verdachte en aldus op beëindiging van de bestaande situatie. Deze verwijdering kan niet hebben bijgedragen aan het tenlastegelegde “bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid”. Van dit onderdeel moet verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank acht voorts geen bewijs voorhanden ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde personen[slachtoffer 13] en [slachtoffer 9], omdat die in het dossier niet genoemd worden. Voorts dient verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, voor zover dit betrekking heeft op de persoon genaamd[slachtoffer 11], omdat deze slechts bij de kwekerij op bezoek was en zij geen werkneemster was als bedoeld in de tenlastelegging.
Concluderend stelt de rechtbank vast dat, door toedoen van verdachte en zijn mededader [medeverdachte], de Poolse werknemers in de champignonkwekerij, die eigendom was van verdachte, zijn tewerkgesteld. De constructie waarvan gebruik werd gemaakt, was georganiseerd door [medeverdachte], maar verdachte was op de hoogte van de gang van zaken en heeft daar gebruik van gemaakt. De werknemers werden niet volledig en niet tijdig betaald en hadden geen of onvoldoende middelen van bestaan, zodat zij financieel en economisch afhankelijk van verdachte en [medeverdachte] waren. In het bijzonder in december 2005 en januari 2006 was dit het geval. De werknemers hadden geen keuzevrijheid meer. Vanuit deze kwetsbare positie bevonden de werknemers zich in een uitbuitingssituatie. Afgezet tegen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven was er sprake van extreem lange werkdagen, werkweken en werktijden, waardoor zij onvoldoende rust/hersteltijd hadden. Uit de verklaring van prof. dr. M.A.J. Kompier vormde die arbeidsbelasting een bedreiging van de gezondheid van de werknemers.
Uit voornoemde gang van zaken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en zijn mededader door misbruik te maken van hun kwetsbare positie de Poolse werknemers heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid als bedoeld in artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Verweren
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen die [medeverdachte] heeft afgelegd onjuist en onbetrouwbaar zijn. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] in zijn verklaringen niet alleen verdachte, maar ook zichzelf belast. Zijn verklaringen vinden bovendien bevestiging in de verklaring van de getuige [Getuige], die er geen enkel belang bij heeft om een verklaring af te leggen die niet overeenkomstig de waarheid is. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte] dan ook geloofwaardig en ziet geen reden deze van het bewijs uit te sluiten.
De raadsman heeft met een beroep op de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens aangevoerd dat de aangiften van [slachtoffer 6], de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 8], de aangifte en twee aanvullende verklaringen van [slachtoffer 11] uitgesloten moeten worden van het bewijs, omdat de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad deze aangevers/getuigen vragen te stellen en de verklaringen op betrouwbaarheid te toetsen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Bij het onderzoek ter terechtzitting is weliswaar gebleken dat de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad om de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] op betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door die personen als getuigen te (doen) ondervragen, maar de rechtbank is van oordeel dat dit niet dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs. De verklaringen van deze aangeefsters vinden immers niet alleen voldoende steun in de verklaringen van de andere aangeefsters en aangever, maar ook in de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte].
De verklaring van de aangeefster [slachtoffer 11] wordt door de rechtbank niet voor het bewijs gebezigd, zodat het verweer ten aanzien van deze aangeefster belang mist.
4.4
De bewezenverklaring
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven (hierna) vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2005 tot 1 februari 2006 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met een ander, telkens een ander, genaamd: [slachtoffer 2] en[slachtoffer 1] en[slachtoffer 10] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] door misbruik van een kwetsbare positie, zijnde een middel als bedoeld in lid 1, sub 1 van artikel 273a Wetboek van Strafrecht, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid,
bestaande vorenstaande hierin dat hij, verdachte, en zijn mededader - zakelijk
weergegeven – die personen telkens:
-hebben tewerkgesteld, doen tewerkstellen, en/of voorzien van werkinstructies in een champignonkwekerij en
-niet volledig en/of niet tijdig loon hebben uitbetaald, in elk geval niet overeenkomstig de Nederlandse CAO/wetgeving en/of die personen omtrent de loonbetaling(en) in onzekerheid gelaten en
-aldus in een financieel en/of economisch afhankelijke positie hebben gebracht, waardoor die personen (vervolgens) geen en/of onvoldoende middelen van bestaan hadden en
-te lange werkdagen, werkweken en/of aaneengesloten werktijden hebben laten maken in een champignonkwekerij en onvoldoende rust/hersteltijd en tengevolge waarvan de arbeidsbelasting een bedreiging voor de gezondheid van die personen vormde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
primair:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen, meermalen gepleegd.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door de psychiater drs. M.J. van Weers is omtrent de geestvermogens van verdachte op 3 september 2010 rapportage uitgebracht. De deskundige komt tot de conclusie dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde sprake was van een persoonlijkheidsstoornis n.a.o. (vermijdende en narcistische kenmerken), maar de deskundige komt niet tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden in plaats van 26 maanden, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd de gevorderde straf extreem zwaar te vinden, in het bijzonder gelet op de bijzonder lange overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte en zijn mededader hebben voor hun werkzaamheden, het plukken van champignons in Nederland, een groot aantal Poolse werknemers tewerk gesteld in de champignonkwekerij van verdachte. De werktijden waren vaak extreem lang, waardoor er onvoldoende rust- en hersteltijd was. De arbeidsbelasting vormde daardoor een bedreiging van de gezondheid van de werknemers. Deze arbeidsomstandigheden hebben zeer waarschijnlijk bijgedragen aan de verminderde opbrengsten per uur. In plaats van de arbeiders meer rust te gunnen voerde verdachte echter een stukloon in, waardoor de arbeiders nog meer benadeeld werden. De werknemers kregen hun loon, dat aanzienlijk lager was dan het loon dat volgens de CAO minimaal uitbetaald diende te worden, niet op tijd uitbetaald. Er werd slechts een voorschot verstrekt, dat soms zelfs onvoldoende was om in het levensonderhoud te voorzien. Bij terugkeer naar Polen werd niet het volle tegoed uitbetaald, maar werd vaak een substantieel deel achtergehouden, zodat de werknemers verplicht waren terug te keren om hun werk opnieuw aan te vangen in de hoop hun volledige loon nog te ontvangen. De werknemers werden aldus in een financieel en economisch afhankelijke situatie gebracht. Verdachte en zijn mededader hebben misbruik gemaakt van de kwetsbare situatie waarin deze werknemers zich aldus bevonden. Het valt verdachte en zijn mededader zwaar aan te rekenen dat zij zich bij hun activiteiten enkel lieten leiden door hun hang naar financieel gewin en dat zij, ook nadat duidelijk was dat zij niet in staat zouden zijn om alle loon uit te betalen, toch zijn doorgegaan met het tewerkstellen van werknemers.
Verdachte en zijn mededader hebben zich door hun handelen voorts schuldig gemaakt aan een ondermijning van de belangen die de Nederlandse overheid heeft bij het verwezenlijken van haar beleid ter zake van illegaal verblijf van vreemdelingen en de bestrijding van illegale arbeid in Nederland. Hierdoor worden niet alleen de belangen van de betrokken werknemers geschaad, maar wordt ook ernstig nadeel bezorgd aan de branchegenoten die wel overeenkomstig de geldende voorschriften handelen.
In zijn nadeel weegt de rechtbank mee dat verdachte de initiatiefnemer is geweest voor de actie waarbij de werknemers op gewelddadige wijze van het terrein van verdachte zijn verwijderd. Ter terechtzitting van 19 juni 2013 heeft verdachte aangegeven dat de situatie in de kwekerij onhoudbaar was geworden en dat diverse bedreigingen richting hem en zijn gezin waren geuit. Wat hier ook van zij, de in de kwekerij aanwezige arbeiders wilden maar een ding, namelijk dat zij het afgesproken loon betaald kregen over de door hen gewerkte uren. Een loon dat overigens minder dan de helft was van het Cao-loon. Het gegeven dat verdachte gekozen heeft voor dwang en geweld om dit probleem op te lossen rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat, met het oog op een juiste normhandhaving, voor de strafbare handelingen die door verdachte zijn begaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende bestraffing zou vormen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is echter gebleken dat de aan verdachte verweten handelingen slechts gedurende relatief korte tijd hebben plaatsgevonden. Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank is verder van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op het tijdstip van de inverzekeringstelling van verdachte Tussen dit tijdstip en het vonnis van de rechtbank is zo veel tijd verstreken, dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM fors is overschreden. In verband met deze forse overschrijding acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer op zijn plaats en zal zij een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging daarnaast van een taakstraf een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 120 en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij
[slachtoffer 2], p/a [adres] ten kantore van Westendorp & Looman Advocaten vordert een schadevergoeding van € 2.733,69 netto en € 11.369,25 aan inkomstenderving en € 2.500,-- aan immateriële schade ter zake van het tenlastegelegde feit.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partijovereenkomstig de opgave van de schade en tot toepassing van de schademaatregel, exclusief de wettelijke verhogingen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien de vordering naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is en dat de behandeling van die vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Om deze reden komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de gevorderde schademaatregel.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 27, 57, 273a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
een proeftijd van één jaar de algemene voorwaarde heeft overtreden;
-
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachtezich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
- veroordeelt verdachte tot
taakstraf voor de duur van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van 60
dagen;
- beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling welke verdachte heeft ondergaan twee uren taakstraf worden gesteld;
- verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is
geworden, zal zijn voltooid;
-
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres]ten kantore van Westendorp & Looman Advocaten, niet ontvankelijk in haar vordering, aangezien de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. M.B.T.G. Steeghs en mr. P.M.S. Dijks, rechters, in tegenwoordigheid van P.J.T. Frijns, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 juli 2013.
Mr. P.M.S. Dijks is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 04/990002-06
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 3 juli 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[Geboortedatum en plaats],
wonende te [plaats 1],[adres]
thans gedetineerd in de / het *** Detentieinstantie *** te
*** Vest.plaats detentieinstantie ***.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 19 juni 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
(tolk: bouwsteen 503)
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman/vrouwe mr. A.G. van den Biezenbos, advocaat te Eindhoven.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal, genummerd 06-000726 d.d. 8 januari 2007 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, doorlopend genummerd 000001 tot en met 2936, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van de Regiopolitie Limburg-Noord d.d. 8 januari 2007, p. 0000010
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 2-2-2006, p. 0000884-890
4.Proces-verbaal van verhoor d.d. 27-2-2006, p. 0000907-0000910
5.Proces-verbaal van aangifte d.d.2-2-2006, p. 0000876-0000880
6.Geschrift, zijnde een proces-verbaal van het getuigenverhoor d.d. 30 juni 2010 door de Officier van Justitie van het Districts Parket te Koszalin (Polen)
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 2-2-2006, p. 0001060-0001062
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 2-2-2006, p. 0000988-0000990
9.Proces-verbaal van verhoor d.d. 27-2-2006, p. 0000998-0001005
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3-2-2006, p. 0000968-0000971.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3-2-2006, p. 0000981-0000985
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3-2-2006, p. 0000952-0000955
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3-2-2006, p. 0000959-0000965
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3-2-2006, p. 0000975-0000979
15.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3-2-2006, p. 0001052-0001057
16.Proces-verbaal van bevindingen nr. 26-002110 d.d. 9-5-2006: relaas [Verbalisant 4] p. 0000815-0000820 en bijlage: folder Arbeidstijdenwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, p. 0000822
17.Proces-verbaal van bevindingen nr. 26-005667 d.d. 23-3-2006, relaas B. van Haaren, p. 0000781-0000785,
18.Geschrift, zijnde een overzicht gewerkte uren personeel Poolse werknemers [plaats 1] 2005, bijlage D-005-01,
19.Geschrift, zijnde een overzicht gewerkte uren/kilo’s Poolse werknemers [plaats 1] 2006, bijlage D-005-02,
20.Rapportage Arbeidsinspectie d.d. 12 mei 2006: relaas T.J. Kruitbosch, pag. 0000794-0000808.
21.Rapport “Gezondheidskundige beoordeling van arbeidsbelasting en arbeids-rustttijden van Poolse werknemers (m/v) in de champignonpluk d.d. 15 september 2008, opgemaakt door prof.dr. M.A.J. Kompier, bijlage bij afzonderlijk proces-verbaal bevindingen aanvullend onderzoek gezondheidsrisico’s personeel van de SIOD Arnhem d.d. 22 september 2008
22.Bijlage 1 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 9-5-2006, p. 0000819-0000820
23.Processen-verbaal van verhoor d.d. 29-8-2006, p. 0000201-0000202 en 30-8-2006, p. 0000213-0000215
24.Proces-verbaal van verhoor d.d. 5-9-2006, p. 0000223-0000227
25.Proces-verbaal van verhoor d.d. 5-9-2006, p. 0000225 en 0000227
26.Proces-verbaal van verhoor d.d. 29-8-2006, p. 0000201-0000202
27.Proces-verbaal van verhoor d.d. 12 september 2006, p. 0000251
28.Proces-verbaal van verhoor d.d. 30-8-2006, p. 0000206-0000210
29.Proces-verbaal van verhoor d.d. 30-8-2013, p. 0000209-0000211
30.Proces-verbaal van verhoor d.d. 6-9-2006, p. 0000230-0000231
31.Proces-verbaal van verhoor d.d. 5-9-2006, p. 0000223 en 0000224
32.Proces-verbaal van verhoor d.d. 30-8-2006, p. 0000215
33.Proces-verbaal van verhoor d.d. 29-08-2006, p. 0000301-0000303
34.Proces-verbaal van verhoor d.d. 29-08-2006, p. 0000306-0000307
35.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 19-06-2013
36.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 03-10-2006, p. 0001226-0001227