4.3Het oordeel van de rechtbankDe overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende
bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Bewijsmiddelen
Op vrijdag 1 maart 2013 zijn verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6] naar de [adres 1] te Maasbracht gegaan, alwaar zich mogelijk een hennepkwekerij zou bevinden. In de woning trof verbalisant Heer op de bovenverdieping verdachte aan.In de keuken op de begane grond was een ruimte ingericht ten behoeve van het knippen van hennepplanten. In de keuken trof verbalisant Heer een doos aan met hierin een groene substantie die hij ambtshalve herkende als zijnde henneptoppen. De bovenverdieping was ingericht als een inwerking zijnde hennepkwekerij/drogerij en was verdeeld in 6 afzonderlijke ruimtes en een trappenhal. In ruimte 1 hingen aan het plafond 8 droogrekken waarvan er 5 gevuld waren met vermoedelijk henneptoppen. In ruimte 3 trof verbalisant Heer 221 bloempotten met hierin hennepplanten aan.
Op 2 maart 2013 heeft verbalisant [verbalisant 7] een onderzoek verdovende middelen naar de aangetroffen bloemtoppen en plantendelen (9 vuilniszakken) ingesteld. Het totale gewicht van de bloemtoppen bedraagt 66255 gram en van de plantdelen met bloemtoppen 5814 gram. Uit elke vuilniszak werden monsters genomen en onderworpen aan de
MMC-kleurreactie-test. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep, vermeld op Lijst II van de Opiumwet.
Op 1 maart 2013 verklaarde verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:
“De hennepkwekerij/drogerij, gevestigd aan de [adres 1] te Maasbracht is van mij. Deze heb ik daar neergezet. De dames zijn in de woning om de hennep te knippen.”
Op 2 maart 2013 verklaarde verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik denk dat ik een jaar geleden ben begonnen met de hennepteelt in de woning te Maasbracht. Ik schat dat deze oogst in totaal zo’n 80 kilo zou hebben opgebracht. De hele inrichting heb ik zelf gedaan. [naam] heeft mij geholpen met de kwekerijen. Hij verrichtte onder mijn aanwijzingen werkzaamheden. Alles was mijn initiatief en gebeurde onder mijn verantwoording”.
Overwegingen
Met betrekking tot het door de raadsvrouw gevoerde verweer overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat de bloemtoppen (deels) gedroogd waren toen de berekening van het gewicht heeft plaatsgevonden. Derhalve ziet de rechtbank geen aanleiding om het gewicht van de henneptoppen te matigen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen op 1 maart 2013 te Maasbracht hennep heeft geteeld.
Bewijsmiddelen
Op 12 maart 2013 is namens Enexis B.V. door [medewerker] aangifte gedaan van diefstal van energie. Op 1 maart 2011 is door de fraude-inspecteur van Enexis B.V. een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in het pand [adres 1] te Maasbracht. Deze constateerde verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Door de manipulatie werd
de elektriciteit niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Uit nader onderzoek bleek dat er minimaal 126.810 kWh illegaal is afgenomen.
Op 1 maart 2013 verklaarde verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:
“De hennepkwekerij/drogerij, gevestigd aan de [adres 1] te Maasbracht is van mij. Deze heb ik daar neergezet.”
Op 2 maart 2013 verklaarde verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik schat dat ik nu een jaar geleden ben begonnen met de hennepteelt in de woning te Maasbracht. De hele inrichting heb ik zelf gedaan. De elektriciteit heb ik zelf aangesloten. De stroom heb ik voor de meter afgetapt, zodat het verbruik niet werd geregistreerd. Ik weet dat dit diefstal van stroom is. Dit heb ik vanaf het begin gedaan, dus nu een jaar lang.”
Overwegingen
Met betrekking tot het door de raadsvrouw gevoerde verweer stelt de rechtbank voorop dat een machtiging binnentreden conform vaste jurisprudentie slechts een bevoegdheid tot “zoekend rondkijken” geeft en niet tot “doorzoeken”. Verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd aangegeven dat de meterkast gesloten was. Uit het dossier blijkt niet dat de verbalisanten toen zij zich toegang tot de elektriciteitsmeter hebben verschaft, door het openen van de meterkastdeur, verschoonbaar in de veronderstelling verkeerden zich toegang te verschaffen tot een andere ruimte in het pand. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten, door deze kastdeur te openen, verder zijn gegaan dan “zoekend rondkijken” en zodoende hun bevoegdheden hebben overschreden. De rechtbank stelt, gelet op vorenstaande, vast dat er aldus sprake is van een vormverzuim. Bij de beantwoording van de vraag welk gevolg dit verzuim moet hebben, is onder andere van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. De rechtbank overweegt in dat kader dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat verbalisanten van hem toestemming hadden gekregen om de meterkast te openen indien zij daarom hadden gevraagd. Derhalve is hij door het verzuim niet geschonden in de belangen welke de overtreden norm – te weten de belangen van de bewoner – beoogt te beschermen. De rechtbank volstaat daarom met de constatering van de onrechtmatigheid van de bewijsgaring, zonder daar verder gevolgen aan te verbinden. Hetgeen na opening van de kastdeur door de verbalisanten en de fraude-inspecteur van Enexis B.V. is waargenomen kan worden gebruikt voor het bewijs.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart 2012 tot en met 1 maart 2013 te Maasbracht stroom heeft gestolen.