ECLI:NL:RBLIM:2013:4001

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
03/659108-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige doorzoeking en bewijsverkrijging in hennepplantagezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking door een medewerker van Enexis, in samenwerking met de politie, als onrechtmatig moest worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de politie niet bevoegd was om de meterkast te doorzoeken, wat leidde tot de conclusie dat het aangetroffen bewijsmateriaal onrechtmatig was verkregen. Echter, de verdachte had ter zitting verklaard dat hij toestemming had gegeven voor de doorzoeking, waardoor hij niet in zijn verdedigingsbelang was geschaad. De rechtbank oordeelde dat de onrechtmatigheid van de bewijsverkrijging geen gevolgen had voor de bruikbaarheid van het bewijs. De verdachte werd schuldig bevonden aan het telen van hennep en het illegaal afnemen van elektriciteit. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 103 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de hoeveelheid hennepplanten en de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht
Parketnummer : 03/659108-13
Datum uitspraak : 12 juni 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te[adres].
Raadsvrouw is mr. A.J.D.D. Burhenne, advocaat te Weert.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 juni 2013.
De rechtbank heeft op 12 juni 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 01 maart 2013 te Maasbracht, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk hebben/heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 72069 gram hennep(toppen) en/of ongeveer 221, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art. 3 van de Opiumwet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 1 maart 2013 te Maasbracht, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art. 310 jo. 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd het gewicht van de henneptoppen van 72069 gram zoals ten laste gelegd te matigen, nu de hennep net was geknipt en derhalve nat was.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de bevindingen van de verbalisanten van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat verbalisanten de betreffende elektriciteitsmeter hebben aangetroffen nadat zij een kast hadden geopend. Het openen van een kast valt niet onder “zoekend rondkijken”, maar moet gerangschikt worden onder het begrip ”doorzoeking”. Tot een doorzoeking waren de verbalisanten echter niet bevoegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbankDe overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende
bewijsmiddelen. [1]
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddelen
Op vrijdag 1 maart 2013 zijn verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6] naar de [adres 1] te Maasbracht gegaan, alwaar zich mogelijk een hennepkwekerij zou bevinden. In de woning trof verbalisant Heer op de bovenverdieping verdachte aan. [2] In de keuken op de begane grond was een ruimte ingericht ten behoeve van het knippen van hennepplanten. In de keuken trof verbalisant Heer een doos aan met hierin een groene substantie die hij ambtshalve herkende als zijnde henneptoppen. De bovenverdieping was ingericht als een inwerking zijnde hennepkwekerij/drogerij en was verdeeld in 6 afzonderlijke ruimtes en een trappenhal. In ruimte 1 hingen aan het plafond 8 droogrekken waarvan er 5 gevuld waren met vermoedelijk henneptoppen. In ruimte 3 trof verbalisant Heer 221 bloempotten met hierin hennepplanten aan. [3]
Op 2 maart 2013 heeft verbalisant [verbalisant 7] een onderzoek verdovende middelen naar de aangetroffen bloemtoppen en plantendelen (9 vuilniszakken) ingesteld. Het totale gewicht van de bloemtoppen bedraagt 66255 gram en van de plantdelen met bloemtoppen 5814 gram. Uit elke vuilniszak werden monsters genomen en onderworpen aan de
MMC-kleurreactie-test. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep, vermeld op Lijst II van de Opiumwet. [4]
Op 1 maart 2013 verklaarde verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt [5] :
“De hennepkwekerij/drogerij, gevestigd aan de [adres 1] te Maasbracht is van mij. Deze heb ik daar neergezet. De dames zijn in de woning om de hennep te knippen.”
Op 2 maart 2013 verklaarde verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt [6] :
“Ik denk dat ik een jaar geleden ben begonnen met de hennepteelt in de woning te Maasbracht. Ik schat dat deze oogst in totaal zo’n 80 kilo zou hebben opgebracht. De hele inrichting heb ik zelf gedaan. [naam] heeft mij geholpen met de kwekerijen. Hij verrichtte onder mijn aanwijzingen werkzaamheden. Alles was mijn initiatief en gebeurde onder mijn verantwoording”.
Overwegingen
Met betrekking tot het door de raadsvrouw gevoerde verweer overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat de bloemtoppen (deels) gedroogd waren toen de berekening van het gewicht heeft plaatsgevonden. Derhalve ziet de rechtbank geen aanleiding om het gewicht van de henneptoppen te matigen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen op 1 maart 2013 te Maasbracht hennep heeft geteeld.
Ten aanzien van feit 2
Bewijsmiddelen
Op 12 maart 2013 is namens Enexis B.V. door [medewerker] aangifte gedaan van diefstal van energie. Op 1 maart 2011 is door de fraude-inspecteur van Enexis B.V. een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in het pand [adres 1] te Maasbracht. Deze constateerde verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Door de manipulatie werd
de elektriciteit niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Uit nader onderzoek bleek dat er minimaal 126.810 kWh illegaal is afgenomen. [7]
Op 1 maart 2013 verklaarde verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt [8] :
“De hennepkwekerij/drogerij, gevestigd aan de [adres 1] te Maasbracht is van mij. Deze heb ik daar neergezet.”
Op 2 maart 2013 verklaarde verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt [9] :
“Ik schat dat ik nu een jaar geleden ben begonnen met de hennepteelt in de woning te Maasbracht. De hele inrichting heb ik zelf gedaan. De elektriciteit heb ik zelf aangesloten. De stroom heb ik voor de meter afgetapt, zodat het verbruik niet werd geregistreerd. Ik weet dat dit diefstal van stroom is. Dit heb ik vanaf het begin gedaan, dus nu een jaar lang.”
Overwegingen
Met betrekking tot het door de raadsvrouw gevoerde verweer stelt de rechtbank voorop dat een machtiging binnentreden conform vaste jurisprudentie slechts een bevoegdheid tot “zoekend rondkijken” geeft en niet tot “doorzoeken”. Verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd aangegeven dat de meterkast gesloten was. Uit het dossier blijkt niet dat de verbalisanten toen zij zich toegang tot de elektriciteitsmeter hebben verschaft, door het openen van de meterkastdeur, verschoonbaar in de veronderstelling verkeerden zich toegang te verschaffen tot een andere ruimte in het pand. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten, door deze kastdeur te openen, verder zijn gegaan dan “zoekend rondkijken” en zodoende hun bevoegdheden hebben overschreden. De rechtbank stelt, gelet op vorenstaande, vast dat er aldus sprake is van een vormverzuim. Bij de beantwoording van de vraag welk gevolg dit verzuim moet hebben, is onder andere van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. De rechtbank overweegt in dat kader dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat verbalisanten van hem toestemming hadden gekregen om de meterkast te openen indien zij daarom hadden gevraagd. Derhalve is hij door het verzuim niet geschonden in de belangen welke de overtreden norm – te weten de belangen van de bewoner – beoogt te beschermen. De rechtbank volstaat daarom met de constatering van de onrechtmatigheid van de bewijsgaring, zonder daar verder gevolgen aan te verbinden. Hetgeen na opening van de kastdeur door de verbalisanten en de fraude-inspecteur van Enexis B.V. is waargenomen kan worden gebruikt voor het bewijs.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart 2012 tot en met 1 maart 2013 te Maasbracht stroom heeft gestolen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op 01 maart 2013 te Maasbracht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres 1]) een hoeveelheid van ongeveer 72069 gram henneptoppen en ongeveer 221 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 1 maart 2013 te Maasbracht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), toebehorende aan Enexis.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
diefstal
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – gelet op de door het Landelijk overleg van strafvoorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting – gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten een gevangenisstraf van 103 dagen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur van het reeds ondergane voorarrest. De raadsvrouw verzoekt daarnaast een voorwaardelijk deel op te leggen. De raadsvrouw heeft voorts verzocht in de strafmaat
mee te wegen dat verdachte first offender is, dat hij van meet af aan mee heeft gewerkt aan het onderzoek en de volledige verantwoordelijkheid op zich genomen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep in een pand, waarbij 221 hennepplanten en 72069 gram henneptoppen zijn aangetroffen. Daarnaast zijn er 770 bloempotten aangetroffen gevuld met potgrond en steenwol. Verdachte heeft het hele pand omgebouwd en ingericht tot hennepkwekerij. Hij liet dames aanvoeren in een bus met geblindeerde ramen om hennepplanten te knippen die hij naar eigen zeggen ‘bestelde’ bij de growshops. Daarnaast heeft verdachte in die periode de stroom voor de plantage illegaal verkregen door een illegale stroomaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om tot stand te brengen.
Het spreekt voor zich dat het kweken van een drug als hennep, zeker in een omvang als hier sprake van is, een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Deze stoffen kunnen immers bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts levert een kwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Bij de strafmaat heeft de rechtbank mede rekening gehouden met de grote hoeveelheid aangetroffen hennepplanten en bloempotten (in totaal 991) en met het feit dat verdachte blijkens zijn strafblad van 4 maart 2013 niet eerder voor overtredingen van de Opiumwet is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de door het LOVS geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. De rechtbank zal daarbij uitgaan van 991 planten. Het oriëntatiepunt voor het kweken van 500-1000 planten is een gevangenisstraf van 12 weken. Aangezien verdachte ook stroom heeft gestolen ten behoeve van de hennepplantage, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen waarbij voor het onvoorwaardelijk gedeelte wordt volstaan met de 103 dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Met de forse voorwaardelijke gevangenisstraf hoopt de rechtbank te bereiken dat verdachte in de toekomst afziet van het plegen van strafbare feiten, temeer nu verdachte dan kan laten zien dat hij daadwerkelijk zijn toekomst anders wil gaan inrichten, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard.

8.Het beslag

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder verdachte drie telefoons in beslag zijn genomen.
De rechtbank is van oordeel dat, nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, deze voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan verdachte, zoals hierna in het dictum genoemd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten opleveren zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat van deze gevangenisstraf
Beslag
- gelast de teruggave aan rechthebbende(n) van de in beslaggenomen nog niet teruggeven voorwerpen: 3 GSM's
359700, in handtas.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en
mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 juni 2013.
Buiten staat
Mr. C.C.W.M. Aretz is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de ‘print van scan 05.04.2013 van origineel’ van het in de wettelijke vorm door de Regio Limburg-Noord, District Midden-Limburg, Basiseenheid Leudal/Maasgouw, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL233E 2013018647, gedateerd 8 maart 2013, en de daarbij behorende bijlagen.
2.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2013, p. 34-36.
3.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2013, p. 145-146.
4.Ambtsedig proces-verbaal onderzoek Opiumwet d.d. 2 maart 2013, 227-228.
5.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2013, p. 46-47.
6.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2013, p. 48-50.
7.Het geschrift, inhoudende de aangifte van Enexis B.V. d.d. 12 maart 2013, p. 156-226.
8.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2013, p. 46-47.
9.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2013, p. 48-50.