ECLI:NL:RBLIM:2013:3900

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
03 508359
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot het afsluiten van een zorgverzekering voor in Nederland wonende Duitse

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, stond de vraag centraal of de in Nederland wonende Duitse gedaagde verplicht was om een zorgverzekering af te sluiten. De eiseres, die als belastingadviseur optrad, vorderde betaling van een bedrag van € 2.917,32 van de gedaagde, die de door eiseres verrichte werkzaamheden niet had betaald. De gedaagde had eerder boetes ontvangen van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) omdat zij en haar dochter in Nederland een zorgverzekering moesten afsluiten. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat de eiseres toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst uit opdracht, mede door inschakeling van een derde partij die ook wanprestatie had gepleegd.

De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord en een comparitie van partijen. De eiseres stelde dat de gedaagde niet had voldaan aan haar verplichtingen, terwijl de gedaagde aanvoerde dat zij niet verplicht was een Nederlandse zorgverzekering af te sluiten, omdat zij in Duitsland verzekerd was. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde wel degelijk verplicht was om een zorgverzekering af te sluiten, en dat het advies van de eiseres in eerste instantie niet onjuist was. De kantonrechter wees de vordering in conventie toe en wees de vordering in reconventie af, waarbij de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen om relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren in een civiele procedure. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet voldoende had aangetoond dat de eiseres tekort was geschoten in haar verplichtingen, en dat de gedaagde aansprakelijk was voor de kosten die voortvloeiden uit de inschakeling van de derde partij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats [woonplaats]
Burgerlijk recht
Rolno/zaakno: 508359 CV EXPL 13-221
AH
Vonnis van de kantonrechter van 26 juni 2013
inzake
mevrouw
[eiseres]
,
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. K.A.M.J. Horsch;
tegen
mevrouw[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. S.L.G.M. Roebroek.
Partijen worden hierna genoemd ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in voorwaardelijke reconventie met producties
  • conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie met producties
  • de brief van 26 maart 2013 en de brief van 4 april 2013 waarbij een comparitie van partijen is bevolen
  • het proces-verbaal van comparitie met bijlagen
  • de brieven van de gemachtigden met aanvullingen op het proces-verbaal van comparitie.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

In conventie
2.1
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de werkzaamheden die zij heeft verricht, althans heeft laten verrichten, niet heeft betaald en vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen het bedrag van € 2.917,32 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.250,92 vanaf 24 juni 2012 en over € 666,40 vanaf 11 juli 2012 een en ander tot aan de dag van de voldoening. Tevens vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.250, althans € 416,73, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening. Ten slotte vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt verwezen in de proceskosten, te voldoen binnen twee dagen na betekening van het vonnis en bij niet voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van de algehele voldoening, en de nakosten.
2.2
[eiseres] stelt – zakelijk weergegeven – het volgende.
2.2.1
[gedaagde] en haar partner ontvingen in 2011 brieven van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) dat zij in Nederland een zorgverzekering moesten afsluiten. [gedaagde] en haar partner waren het daar niet mee eens omdat zij al in Duitsland waren verzekerd en hebben hierover gecorrespondeerd met CVZ. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) bericht aan de heer [gedaagde] dat hij niet verzekerd is voor de AWBZ en derhalve niet verplicht is om een Nederlandse zorgverzekering af te sluiten omdat hij uitsluitend buiten Nederland werkzaam is (werklandbeginsel). [gedaagde] en haar minderjarige dochter dienen echter in Nederland een zorgverzekering af te sluiten en CVZ heeft in dit kader een tweetal boetes opgelegd. [gedaagde] heeft zich in januari 2012 aangemeld voor een zorgverzekering bij CZ.
2.2.2
Daarop wendde [gedaagde] zich tot [eiseres], die al sinds 2004 haar belastingaangifte verzorgde. [eiseres] heeft [gedaagde] geadviseerd dat de zorgverzekering bij CZ voor grensgangers in loondienst is en aangezien [gedaagde] in Duitsland particulier is verzekerd, kan zij zich niet bij CZ verzekeren. [gedaagde] heeft vervolgens de zorgverzekering bij CZ weer opgezegd.
2.2.3
SVB heeft [gedaagde] op 29 februari 2012 en 15 maart 2012 bericht dat zij en haar dochter in Nederland een zorgverzekering moeten afsluiten op basis van het zogenoemde woonlandbeginsel. Tegen het opleggen van de boete door CVZ heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt en zij heeft [eiseres] op 7 maart 2012 gemachtigd om haar belangen in dit kader te behartigen. Naar aanleiding van een dwangbevel tot betaling van de tweede boete heeft [gedaagde] zich andermaal tot [eiseres] gewend met het verzoek om duidelijkheid te verschaffen over de zorgverzekeringsplicht. [eiseres] heeft voorgesteld een jurist in te schakelen om dit uit te zoeken en noemt ‘[naam] Belastingadviseurs’ ([naam]). [gedaagde] is hiermee akkoord gegaan.
2.2.4
[naam] heeft [gedaagde] op 11 mei 2012 een opdrachtbevestiging gestuurd en daarbij tevens verzocht een aantal stukken op te sturen. [gedaagde] heeft [naam] voor het bericht en de bereidheid om deze ‘ärgerliche’ zaak uit te zoeken bedankt. Zij doet [naam] de stukken toekomen en geeft daarbij aan dat zij in afwachting is van bericht van EURES/Grenzgängerberatung Regio Aken (Grenzgängerberatung), het adviespunt voor grensoverschrijdend wonen en werken.
2.2.5
[naam] verzoekt SVB vervolgens om de verzekeringsstatus van [gedaagde] en haar dochter opnieuw te beoordelen. [gedaagde] wordt daarvan op 24 mei 2012 in kennis gesteld. Daarbij is tevens een toelichting op de verzekeringsplicht in de Duitse taal gevoegd, waarin staat dat bij een inkomen van meer dan € 50.850 bruto per jaar men niet meer automatisch verzekerd is voor ziektekosten in Duitsland. In zo’n geval kan een vrijwillige verzekering worden afgesloten bij een ‘gesetzliche Krankenkasse’ of een ‘Privatversicherung’. Alleen in geval van een verplichte verzekering is de Verordening (EG) 833/2004 van toepassing en hoeft men niet in Nederland verzekerd te zijn. In geval van een particuliere verzekering geldt echter een verzekeringsplicht op basis van de standaardregel, het woonlandbeginsel.
2.2.6
Op basis van de beschikbare gegevens hebben zowel [naam] als SVB terecht geconstateerd dat [gedaagde] en haar dochter verplicht verzekerd zijn voor de AWBZ en dat zij daarom verplicht zijn een Nederlandse zorgverzekering af te sluiten. SVB heeft dit (nogmaals) bevestigd bij brief van 31 mei 2012. Als de heer [naam] van [naam] hierover op 5 juni 2012 telefonisch contact opneemt met [gedaagde], deelt zij mede dat zij afgelopen jaar in Duitsland meer dan € 50.850 heeft verdiend. Deze mededeling van [gedaagde] over haar inkomsten staat haaks op de door [gedaagde] ingediende aangiften inkomstenbelasting. Gelet op de hoogte van de gestelde inkomsten kan [gedaagde] vrijstelling van de verzekeringsplicht in Nederland verzoeken en [gedaagde] vertelt [naam] zelf een vrijstellingsverzoek bij SVB te zullen indienen.
2.2.7
Naar aanleiding van een telefoontje van [gedaagde] dat zij bij Grenzgängerberatung is geweest en de zaak ‘rond’ heeft gekregen, neemt [eiseres] direct contact op met [naam] teneinde de werkzaamheden stop te zetten. De daarop volgende factuur van [naam] ter hoogte van
€ 2.250,92 heeft [eiseres] direct voldaan aan [naam] en doorgefactureerd aan [gedaagde]. Op 27 juni 2012 heeft [gedaagde] aan [naam] medegedeeld dat de rekening te hoog is en dat zij zelf de benodigde werkzaamheden heeft verricht. Op 29 juni 2012 factureert [eiseres] haar eigen werkzaamheden ad € 666,40 aan [gedaagde].
2.2.8
Kort na 22 oktober 2012 heeft [eiseres] nog een beslissing op bezwaar van CVZ ontvangen waaruit blijkt dat de dochter van [gedaagde] in Nederland verzekerd dient te zijn. De opgelegde boete wordt dan ook gehandhaafd. Volgens [eiseres] is de vrijstelling aan [gedaagde] niet verleend.
2.3
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer dat hierna bij de beoordeling waar nodig aan de orde zal komen.
In (voorwaardelijke) reconventie
2.4
[gedaagde] stelt dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst uit opdracht, mede door inschakeling van [naam] die eveneens wanprestatie heeft gepleegd en [gedaagde] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de overeenkomst van opdracht van januari 2012 ontbindt en [eiseres] verwijst in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na betekening zijn voldaan, en de nakosten.
2.5.
[gedaagde] stelt – zakelijk weergegeven – het volgende.
2.5.1
[gedaagde] heeft zich tot haar vaste adviseur [eiseres] gewend om de concrete vraag te onderzoeken of zij en haar dochter wel of niet verplicht waren in Nederland een zorgverzekering af te sluiten en als dit zo zou zijn, op welke wijze de in Duitsland afgesloten particuliere ziektekostenverzekering kon worden gecontinueerd onder vrijstelling van de verplichting ook in Nederland een verplichte zorgverzekering af te sluiten. [gedaagde] wilde geen dubbele premie betalen.
2.5.2
[gedaagde] heeft [eiseres] in het kader van de opdracht medegedeeld dat zij al ongeveer 14 à 15 jaar met haar echtgenoot in Nederland woont, zowel haar echtgenoot als zijzelf uitsluitend in Duitsland werkzaam zijn, in loondienst en als zelfstandig ondernemer, zij tot medio 2011 nimmer problemen hebben gehad over de zorgverzekering, haar echtgenoot en zijzelf volledig naar Duits sociaal verzekeringsrecht zijn verzekerd op basis van een particuliere zorgverzekering en haar echtgenoot en zijzelf in Duitsland belastingplichtig zijn en hun inkomsten volledig in Duitsland fiscaal zijn belast. Verder heeft zij een kopie van de beslissing van SVB van 21 december 2011 aan [eiseres] verstrekt waaruit blijkt dat haar echtgenoot niet gehouden is een zorgverzekering in Nederland af te sluiten. Daarbij heeft zij benadrukt dat zij in exact dezelfde omstandigheden verkeerde als haar echtgenoot.
2.5.3
Omdat [eiseres] eind januari en begin februari 2012 heeft geadviseerd dat zij en haar dochter niet vrijgesteld konden worden van de AWBZ verzekeringsplicht en daarmee van het afsluiten van een zorgverzekering in Nederland, heeft [gedaagde] de noodzakelijke AWBZ-formulieren ingevuld en een zorgverzekering aangevraagd bij CZ. Hoewel haar niet duidelijk was waarom zij zich wel moest verzekeren en haar echtgenoot niet, heeft zij op de expertise van [eiseres] vertrouwd. Ook heeft [eiseres] gesteld dat dit niet zou leiden tot meer kosten omdat zij al in Duitsland verzekerd waren. Korte tijd daarna deelde CZ echter mede dat er geen sprake was van een premievrije of kostenvrije zorgverzekering. Omdat het advies van [eiseres] dus faliekant fout was, is de zorgverzekering bij CZ op 2 februari 2012 met onmiddellijke ingang opgezegd.
2.5.4
SVB heeft eind februari en begin maart 2012 medegedeeld dat haar dochter en zij verplicht waren in Nederland een zorgverzekering af te sluiten. De in dit kader reeds opgelegde boetes bedroegen (inclusief kosten) een bedrag van € 1.203,61. In dezelfde periode en in april 2012 heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde] noch haar dochter een dergelijke verzekering hoefden af te sluiten. [eiseres] stelde deze kwestie voor [gedaagde] te kunnen oplossen, eventueel door inschakeling van een door [eiseres] te betalen deskundige/advocaat. [eiseres] heeft daarbij gezegd: “Je mag gerust weten dit doe ik op eigen kosten”. De algemene volmacht is door [gedaagde] verleend op verzoek van [eiseres] zodat [eiseres] haar zou kunnen vertegenwoordigen in een procedure of hoorzitting. Of een hoorzitting heeft plaatsgevonden, weet [gedaagde] niet. [eiseres] heeft haar daarover nooit geïnformeerd.
2.5.5
Niet alleen heeft [gedaagde] [eiseres] en [naam] gewezen op haar contacten met Grenzgänger-beratung maar ook de informatie die zij van dit bureau heeft ontvangen. Zij wijst op de e-mail van mevrouw Löhrer-Kareem van dit bureau waarin expliciet is vermeld:
“Entscheidend ist, dass Sie ausschliessig in Deutschland tätig sind, egal ob selbständig oder abhängig beschäftigt”. Het gaat er dus (alleen) om of zij uitsluitend in Duitsland werkzaam is. Dit blijkt ook uit het contact dat [gedaagde] heeft gehad met dienst buitenland c.q. de afdeling buitenland van CZ te Sittard, de heer Van der Veen. Van der Veen heeft bevestigd dat degene die uitsluitend in Duitsland werkzaam is, niet in Nederland AWBZ verzekerd is; er geldt dan een vrijstelling. Hetgeen [naam] bericht in de e-mail van 24 mei 2012 is derhalve onjuist. De hoogte van het inkomen is irrelevant. Dat haar echtgenoot en zijzelf particulier verzekerd waren stond immers al vanaf het begin vast. De informatie over de verplichte ziektekostenverzekering in voornoemde e-mail was dan ook volstrekt niet ter zake doende. De standaardregel van het woonlandbeginsel is noch op haar echtgenoot noch op haar van toepassing. Het advies van [naam] dat [gedaagde] en haar dochter verplicht zijn een zorgverzekering bij een Nederlandse zorgverzekeraar af te sluiten, was dan ook onjuist. Dit blijkt ook uit de e-mail van de heer [naam] van [naam] van 30 mei 2012 waarin hij stelt dat [gedaagde] en haar dochter automatisch in het woonland Nederland verzekerd zijn voor de AWBZ en hij heeft geadviseerd de nota van de deurwaarder per ommegaande te betalen. De fouten van [naam] zijn aan [eiseres] toe te rekenen aangezien [eiseres] deze deskundige heeft ingeschakeld.
2.5.6
[gedaagde] betwist in het telefoongesprek met de heer [naam] van [naam] van 5 juni 2012 te hebben gezegd dat zij in het afgelopen jaar meer dan € 50.850 bruto zou hebben verdiend.
2.5.7
[gedaagde] heeft op 28 juni 2012 een verzoek ingediend bij CVZ en SVB over het al dan niet verzekerd zijn voor de AWBZ. Bij brief van SVB van 3 september 2012 is haar medegedeeld dat zij vanaf 29 augustus 1997 niet verzekerd is voor de AWBZ en zij geen zorgverzekering in Nederland hoeft af te sluiten omdat zij als zelfstandige werkzaamheden verricht buiten Nederland.
2.5.8
[gedaagde] betwist de hoogte van de factuur en de noodzaak en omvang van de door [eiseres] gestelde werkzaamheden. Verder heeft [eiseres] een derde ingeschakeld. Er ontbreekt volgens [gedaagde] een grondslag op grond waarvan zij gehouden zou zijn de factuur van [naam] te betalen.
2.6
[eiseres] voert gemotiveerd verweer dat hierna bij de beoordeling waar nodig aan de orde zal komen.

3.De beoordeling

3.1
Gelet op de samenhang tussen de eis in conventie en de eis in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld. Het verzoek van partijen om een aantal opmerkingen aan het proces-verbaal te hechten, wordt verworpen. Het proces-verbaal is immers al vastgesteld. Wel zullen de opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal van de comparitie zijn gemaakt waar nodig bij de beoordeling betrokken worden.
3.2
In deze procedure staat vast dat [gedaagde] aan [eiseres] opdracht heeft gegeven om uit te zoeken of [gedaagde] en haar dochter verplicht waren in Nederland een zorgverzekering af te sluiten bij een Nederlandse zorgverzekeraar. Verder staat, als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, vast dat het eerste contact hierover plaats heeft gevonden op 26 januari 2012. Voorts staat vast dat [naam] is ingeschakeld naar aanleiding van een dwangbevel tot betaling van de tweede boete. Ten slotte wordt door [gedaagde] niet betwist dat voor haar minderjarige dochter wel de plicht geldt in Nederland een zorgverzekering af te sluiten. Het advies van [eiseres] en [naam] was in zoverre in ieder geval correct.
3.3
Zowel in conventie als in reconventie dient beoordeeld te worden of [gedaagde] gehouden was in Nederland een zorgverzekering af te sluiten en vooral of [eiseres] en [naam] in deze kwestie de zorg van een goed opdrachtnemer in acht hebben genomen en daarbij als redelijk bekwaam en redelijk handelende vakgenoten hebben gehandeld.
3.4
De echtgenoot van [gedaagde] heeft 22 januari 2012 bezwaar gemaakt tegen de opgelegde boetes en daarbij tevens formulieren ingevuld zodat SVB kan nagaan of [gedaagde] en haar echtgenoot verzekerd zijn voor de AWBZ. In het formulier van zijn vrouw kruist de heer [gedaagde], voor zover hier van belang, bij de vraag of zij werkt aan: “nee”. In hetzelfde formulier kruist hij bij de vraag of hijzelf werkt aan: “ja, in loondienst in Duitsland”. In het formulier van hemzelf vult de heer [gedaagde] de vragen op dezelfde wijze in, namelijk bij de vraag of hij werkt, geeft hij wederom aan dat hij in loondienst werkt in Duitsland en bij de vraag of zijn partner werkt, kruist hij aan dat zij niet werkt, niet in loondienst en ook niet als zelfstandige. Als de gemachtigde van [gedaagde] ter zitting stelt dat deze formulieren zijn ingevuld op advies van [eiseres], is dit onjuist omdat [gedaagde] onvoldoende weersproken heeft dat [gedaagde] pas op 26 januari 2012 [eiseres] om advies heeft gevraagd.
3.5
Aan CVZ bericht [gedaagde] dan wel haar echtgenoot dat zij en haar partner inmiddels een zorgverzekering hebben afgesloten bij CZ. Op 24 januari 2012 wordt dit volgens [eiseres] aan [gedaagde] door CZ bij e-mail bevestigd. [gedaagde] stelt dienaangaande dat [eiseres] heeft geadviseerd dat zij en haar dochter niet vrijgesteld konden worden van het sluiten van een zorgverzekering en dat zij daarom bij CZ aangemeld moesten worden. En verder, dat in februari 2012 bij CZ een zorgverzekeringregistratie met zorgverzekering is aangevraagd. Behalve het feit dat [gedaagde] op dit punt vaag is over de precieze data wanneer een en ander is gebeurd en van [gedaagde] verwacht had mogen worden, gelet op de concrete data die in de dagvaarding worden genoemd, de door [eiseres] genoemde data voldoende concreet te betwisten, is hetgeen [gedaagde] stelt ook niet te rijmen met het feit dat de zorgverzekering bij CZ reeds op 2 februari 2012 met onmiddellijke ingang is stopgezet.
3.6
Ingevolge art. 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn partijen gehouden de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Zoals hiervoor onder 3.4 en 3.5 is geoordeeld, heeft [gedaagde] dit op twee punten niet gedaan en dit roept vragen op over het waarheidsgehalte van hetgeen [gedaagde] overigens naar voren heeft gebracht in deze procedure.
3.7
Concreet brengt het vorenstaande mee dat de kantonrechter geen geloof hecht aan de stelling van [gedaagde] dat [eiseres] zou hebben gezegd op ‘eigen kosten’ [naam] in te schakelen. De omstandigheid dat [eiseres] overtuigd was van haar gelijk, zoals [gedaagde] stelt, is immers geen reden voor [eiseres] om veel extra kosten te maken om haar gelijk door een derde bevestigd te zien. In dit kader hecht de kantonrechter ook meer waarde aan de verklaring van Hijnekamp, die het Grens-Pendel adviesbureau van [eiseres] heeft overgenomen, die verklaart dat op het aanbod van [eiseres] om de zaak via een ‘advocaat’ uit te laten zoeken, [gedaagde], nadat haar bevestigd is dat deze persoon wel ‘Sachverständige’ is, hiermee heeft ingestemd en op de vraag naar een opdrachtbevestiging heeft gezegd dat het ‘ok’ is. Dat [eiseres] bereid was om [naam] in te schakelen voor eigen rekening is eenvoudigweg erg onwaarschijnlijk en wordt ook door niets ondersteund dan alleen de gang van zaken volgens [gedaagde] zoals gesteld bij conclusie van antwoord en daar wordt zoals hiervoor is geoordeeld geen geloof aan gehecht. [gedaagde] heeft moeten begrijpen dat het inschakelen van [naam] kosten met zich zou meebrengen en dat zij gehouden zou zijn deze kosten te vergoeden. De omstandigheid dat [gedaagde] de factuur aan de hoge kant vindt, maakt dit natuurlijk niet anders. Dit zou alleen anders kunnen zijn als het door [naam] gehanteerde uurtarief erg hoog zou zijn en [gedaagde] niet geacht mag worden daarmee te hebben ingestemd, maar uit de urenspecificatie die [eiseres] van [naam] heeft overgelegd, blijkt daar niet van. [gedaagde] kende ook het bedrijf van [naam], althans de heer Amkreutz.
3.8
Achteraf moet geconstateerd worden dat het inschakelen van [naam] in feite overbodig is geweest. [gedaagde] die zich in de periode dat [naam] werd ingeschakeld zelf tot het bureau Grenzgängerberatung heeft gewend, krijgt van dit bureau alle benodigde informatie, maar dit maakt nog niet dat het advies dat [eiseres] in eerste instantie heeft uitgebracht en het advies van [naam] onjuist was. [eiseres] stelt dat zij er niet van op de hoogte was dat [gedaagde] zou werken in Duitsland, althans inkomsten uit arbeid in Duitsland heeft. Volgens haar blijkt het tegendeel uit de belastingformulieren die zij al jaren voor [gedaagde] heeft ingevuld waarin geen inkomsten uit arbeid zijn vermeld. Verder is zijdens [gedaagde] in de reeds onder punt 3.4 genoemde formulieren zelf aangegeven dat zij niet werkte, niet in loondienst en niet als zelfstandige. Dat het advies dat [eiseres] in eerste instantie gegeven heeft onjuist was, is dan ook op geen enkele wijze gebleken. Ook indien ervan moet worden uitgegaan dat [gedaagde] uitsluitend werkzaam was in Duitsland en de hoogte van haar bruto inkomen meebracht dat zij niet verplicht verzekerd was in Duitsland, dan was het advies van [naam] niet onjuist, gelet op de algemene informatie die aan [gedaagde] is verstrekt. Immers, voor zover zij verzekeringsplichtig was, had [gedaagde] de mogelijkheid vrijstelling te vragen, zoals zij zelf nadat [naam] haar advies had uitgebracht en zij zelf al door de Grenzgängerberatung was geïnformeerd, ook heeft gedaan.
3.9
Gelet op al het vorenstaande ligt de vordering in conventie voor toewijzing gereed en dient de vordering in reconventie te worden afgewezen. [eiseres] heeft de vordering betreffende incassokosten genoegzaam onderbouwd. Deze zullen worden toegewezen in overeenstemming met het toepasselijke liquidatietarief.
3.1
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie en reconventie worden verwezen in de proceskosten en de nakosten. De proceskosten worden als volgt begroot:
  • dagvaarding € 99,17
  • griffierecht € 213
  • gemachtigde salaris
totaal € 837,17.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
4.1
Veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.917,32 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.250,92 vanaf 24 juni 2012 en over € 666,40 vanaf 11 juli 2012 een en ander tot aan de dag van de voldoening.
4.2
Veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 544,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
In reconventie
4.3
Wijst de vordering af.
In conventie en reconventie
4.4
Verwijst [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres] en tot op heden begroot op: € 837,17.
4.5
Verwijst [gedaagde] in de nakosten tot op heden begroot op € 87,50 (een half punt van het toepasselijke liquidatietarief) te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening.
4.6
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.7
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.