3.3Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Alle feiten
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat tussen de ontvangst van de CIE-informatie en de datum waarop de doorzoekingen hebben plaatsgevonden te veel tijd is verstreken en dat de goederen die tijdens de doorzoeking zijn aangetroffen en de daarna afgelegde verklaringen daarom van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Op 28 augustus 2012 heeft de Criminele Inlichtingen Eenheid van de regiopolitie Limburg-Noord een proces-verbaal aan de politie ter hand gesteld met daarin verdachte betreffende informatie die in de periode tussen juni 2009 en augustus 2012 werd ontvangen.
Op 9 november 2012 zijn er vervolgens aanhoudingen en doorzoekingen verricht. Bij deze doorzoekingen zijn diverse bij wet verboden goederen aangetroffen.
Dat er meer dan twee maanden zijn verlopen tussen het moment dat de politie over de CIE-informatie de beschikking kreeg en de uiteindelijke doorzoekingen, brengt niet zonder meer mee dat aan de doorzoekingen een onrechtmatigheid kleeft. Een dergelijke algemene stelling vindt geen steun in het recht.
Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
Feit 1
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat slechts de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 december 2009 bewezen kan worden, aangezien verdachte na die periode zelf geen cocaïne meer heeft verkocht.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Zowel bij feit 1 als bij feit 2 is verdachte het “medeplegen” van de feiten ten laste gelegd. Om tot een bewezenverklaring van het medeplegen te kunnen komen, moet sprake geweest zijn van een zogenoemde nauwe en bewuste samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers willens en wetens, dus met opzet, samenwerken tot het verrichten van de strafbare gedragingen. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet wel intensief zijn. De intensieve samenwerking kan blijken uit (uitdrukkelijke of stilzwijgende) afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren ervan.
In het onderhavige geval heeft verdachte, zo zal blijken bij de bespreking hierna van de feiten 1 en 2, een periode cocaïne verkocht vanuit het door hem uitgebate café.
De verkoop van de cocaïne is op enig moment overgenomen door een werkneemster van verdachte. Deze werkneemster is thans medeverdachte.
Uit de door medeverdachte [medeverdachte] afgelegde verklaringen volgt dat verdachte het was die de voor verkoop bestemde cocaïne naar het café bracht en de verkoopopbrengst weer meenam. Daarbij vond de verkoop plaats in het eigen café en hoewel hij daartoe als uitbater de bij uitstek aangewezen persoon was, heeft verdachte zich nimmer van de verkoop gedistantieerd. Sterker nog, het was verdachte die de medeverdachte verzocht de verkoop van cocaïne van hem over te nemen.
Een en ander vormt voor de rechtbank reden om te spreken van medeplegen van de verkoop van cocaïne voor zover dit na 31 december 2009 heeft plaatsgehad.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw nog aangevoerd dat de doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres] niet rechtmatig is geschied, aangezien onduidelijk is of de rechter-commissaris of een officier van justitie bij de doorzoeking in de woning van verdachte aanwezig is geweest.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming zoals opgenomen op blz. 497 en 498 van het dossier blijkt dat de doorzoeking is geopend en gesloten door de rechter-commissaris en dat aan de doorzoeking [verbalisant], inspecteur van politie, heeft deelgenomen. [verbalisant] heeft op de bij dit proces-verbaal behorende bijlagenlijsten in beslag genomen goederen getekend als hulpofficier van justitie.
Volgens artikel 110, tweede lid, Sv geschiedt de doorzoeking onder leiding van de rechter-commissaris in tegenwoordigheid van de officier van justitie of – bij diens verhindering – de hulpofficier De rechter-commissaris kan leidinggeven zonder ter plaatse te zijn. Hij dient dan maatregelen te treffen met het oog op zijn bereikbaarheid. Het is vaste jurisprudentie dat hij dit ook mag.
Gegeven het geopend en gesloten zijn van de doorzoeking door de rechter-commissaris, de aanwezigheid van de hulpofficier tijdens de doorzoeking, het niet gebleken zijn dat de rechter-commissaris gedurende de doorzoeking in zijn afwezigheid niet bereikbaar zou zijn, en het niet gesteld, laat staan gebleken zijn, van andere rechtmatigheidsgebreken, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding te oordelen dat aan de doorzoeking een onrechtmatigheid kleeft.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Feiten 2 tot en met 7
Ten slotte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet duidelijk is wie de in de woning van verdachte aangetroffen verdovende middelen en (nep)wapens daar heeft neergelegd en dat niet bewezen kan worden dat deze goederen van verdachte zijn.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Het is vaste jurisprudentie dat de bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met al hetgeen zich in die woning bevindt en zich daar afspeelt. Gegeven deze stelregel gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte wist van en dus opzet had op de aanwezigheid van de in zijn woning aangetroffen goederen. Omstandigheden die de rechtbank in dit geval zouden moeten doen afwijken van dit beginsel zijn niet aannemelijk geworden. Hetgeen in dat kader door de raadsvrouw zonder enige onderbouwing is aangevoerd en geopperd, is volstrekt ontoereikend.
Het verweer wordt verworpen.
Op 9 november 2012 traden verbalisanten naar aanleiding van een verdenking van handel in verdovende middelen ter inbeslagname binnen in café [naam en plaats]. Op dat moment was de barvrouw, medeverdachte [medeverdachte], in het café aanwezig.In de afzuigingbuis in het herentoilet van het café werden een zogeheten seal met poeder, lege seals en een buisje aangetroffen. In het damestoilet werden in de prullenbak lege seals aangetroffen. Achter de bar werd een rietje met daarin wit poeder aangetroffen en bij de toegangsdeur bij de voorruimte buiten trof men een seal met wit poeder aan.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij cocaïne heeft verkocht in café [naam en plaats].Zij verkocht de cocaïne sinds een jaar en een paar maanden in het café. Daarvoor had ze weleens incidenteel cocaïne verkocht. De opbrengst van de cocaïnehandel legde ze op een plek naast het kasgeld in het café en [verdachte] Bouwels nam dat geld dan mee. De cocaïne die ze verkocht, werd van tevoren in het café in de lade waar ook de gripzakjes lagen neergelegd of [verdachte] bracht de cocaïne. [verdachte] wilde volgens [medeverdachte] minder in het café zijn en heeft toen aan haar gevraagd om de verkoop van cocaïne in het café over te nemen als hij er niet was. In het begin verkocht ze alleen cocaïne als [verdachte] er niet was. Als [verdachte] er wel was, verkocht hij zelf.Op het moment dat de politie het café binnenkwam, had [medeverdachte] 10 of 12 sealtjes cocaïne in haar broekzak en toen ze de politie zag, heeft ze de cocaïne in de handdoek gedaan die op de bar lag.
Op 11 november 2012 verklaarde de getuige [naam 1] dat hij die dag samen met zijn vrouw naar café [naam en plaats] gegaan was om te poetsen. Op enig moment zag hij tussen de kratten met frisdrank een stapeltje witte gevouwen briefjes, pakketjes, liggen. Hij had een vermoeden dat er drugs in zouden zitten. Hij heeft toen met zijn vrouw besloten om de pakketjes te overhandigen aan de politie. De pakketjes zijn volgens [naam 1] vermoedelijk op de grond gevallen tijdens het opruimen van de handdoeken in het café.
De verbalisant heeft hierop 12 sealtjes met een totaalgewicht van 5,3 gram op cocaïne gelijkende stof in beslag genomen.Uit de MMC-kleurreactietest en uit onderzoek door het NFI bleek de stof inderdaad cocaïne te bevatten.
De getuige [naam 2] heeft verklaard dat hij ergens in 2008 of 2009 is begonnen met het gebruik van cocaïne. Hij zat vaak in café [naam en plaats]. Hij is naar [verdachte] toegegaan en heeft aan hem gevraagd of hij cocaïne te koop had. Hij heeft in die tijd cocaïne van [verdachte] gekocht. De eerste keer was toen zijn kermisattracties verbrand zijn, ongeveer vier jaar geleden. [verdachte] verkocht altijd cocaïne voor 20 euro. Dit was een halve gram cocaïne die verpakt zat in een wit sealtje zonder opdruk.
De getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij tussen 2008 en 2010 cocaïne heeft gebruikt. In oktober of november 2008 hebben zij en [naam 2] voor de eerste keer cocaïne gebruikt en toen in februari 2009 een groot deel van de kermisattracties was afgebrand, hebben ze veel cocaïne gebruikt. [medewerker] werkte als barvrouw in de [naam en plaats]. [naam 3] heeft maar ongeveer twee keer cocaïne gekocht bij [medewerker], omdat zij namelijk alleen cocaïne verkocht als [verdachte] niet in het café was. Als [verdachte] wel in het café was, dan was [verdachte] degene die de cocaïne verkocht. [naam 3] betaalde 20 euro voor een halve gram cocaïne. In de [naam en plaats] kon je alleen halve grammen krijgen. De cocaïne zat verpakt in een sealtje. [naam 3] heeft vaak gezien dat andere mensen cocaïne bij [verdachte] kochten. Eind 2009, begin 2010 heeft [naam 3] voor het laatst cocaïne gekocht in café [naam en plaats].
Behalve medeverdachte [medeverdachte] en de getuigen [naam 2] en [naam 3] hebben diverse andere getuigen verklaard dat verdachte cocaïne verkocht heeft vanuit café [naam en plaats].
Op 9 november 2012 werd in de woning van verdachte aan de [adres] binnengetreden.In de woning werden onder andere in de kelder in beslag genomen een cocaïnetester, versnijdingsmiddel, amfetamine, snowseals, sealtjes en poedersporen.In de woonkamer werden in beslag genomen een magazijn van een vuurwapen, poedersporen, wit poeder, een patroon, boksbeugels en een heimelijk vuurwapen.In het berghok werd in beslag genomen wit poeder.Op slaapkamer 1 werd een zogeheten BB-gun en in slaapkamer 2 een revolver aangetroffen en in beslag genomen.In het berghok 2 werd een tas aan een haak aangetroffen, met daarin toebehoren bij een revolver, zoals wapenonderhoudsmiddelen. Tevens werd een demper van een vuurwapen aangetroffen. Alles werd in beslag genomen.Uit de slaapkamer junior werd een kapmes in beslag genomen.Ook zijn nog een opvouwbaar mes en twee werpmessen in de woning in beslag genomen.
De in de woning van verdachte aan de [adres] aangetroffen poeders zijn getest met een MMC-kleurreactietest en gewogen. Hieruit volgde dat het om netto 39,9 gram cocaïne en 341,5 gram amfetamine zou gaan.Uit onderzoek van het NFI bleek het inderdaad te gaan om materiaal dat cocaïne en amfetamine bevat.
De in de woning van verdachte aangetroffen revolver is onderzocht en het blijkt te gaan om een revolver van het merk Enfield, waaruit het serienummer was verwijderd. Het is een voorwerp dat geschikt is om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is deze revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet wapens en munitie.
Daarnaast zijn 30 patronen die geschikt zijn om met voornoemd revolver verschoten te worden in beslag genomen en onderzocht. Het betreft munitie als bedoeld in artikel 1, onder 4e van de Wet wapens en munitie en het gaat om munitie die niet valt onder categorie II. Derhalve betreft het munitie in de zin van artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.De hiervoor genoemde tas met wapenonderhoudsmiddelen die in de woning van verdachte in beslag is genomen, bleek na onderzoek twee doosjes met in totaal 93 patronen te bevatten. Verder zat er bij de wapenonderhoudsmiddelen een boterhamzakje met daarin drie 9 mm patronen.Uit onderzoek blijkt het te gaan om munitie in de zin van artikel 1 lid 1 onder 4e gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Uit onderzoek blijken de vier boksbeugels die in de woning van verdachte in beslag zijn genomen boksbeugels te zijn als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie.Ook het opvouwbaar mes valt onder artikel 2 lid 1 categorie I sub 3 van de Wet wapens en munitie.
De geluiddemper is een niet in het vuurwapen geïntegreerd, aan de loopmond daarvan bevestigd voorwerp dat bestemd/geschikt is om te bewerkstelligen dat het geluid van het schot wordt gedempt en is daarom een geluiddemper als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder F van de Regeling wapens en munitie en valt onder artikel 2, lid 1, categorie I sub 3 van de Wet wapens en munitie.
Na onderzoek blijken de beide messen die in de woning van verdachte in beslag zijn genomen werpmessen te zijn in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 3 van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van dit wapen is strafbaar gesteld bij artikel 26 lid 1 juncto 55 lid 3 sub a van de Wet wapens en munitie.
In de woning van verdachte werd een BB-gun in beslag genomen. Dit is onderzocht en het bleek een nabootsing van een vuurwapen te zijn en derhalve geschikt voor bedreiging of afdreiging. Het voorwerp vertoonde voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen, een pistool, merk Mauser, model C96 Flatside. Het betreft een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie.
Ten slotte is in de woning van verdachte een geheim vuurwapen, namelijk een sleutelhangerpistool, in beslag genomen en onderzocht. Dit blijkt een pistool van een onbekend merk, kaliber .22 LR en niet voorzien van een serienummer te zijn dat geschikt is om projectielen door een loop te schieten. De werking van dit pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Daarom is het een vuurwapen als bedoeld in artikel 1 onder 3e van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen lijkt uiterlijk op een sleutelhanger, zijnde een ander voorwerp dan een wapen. Daarom is het een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II onder 4e van de Wet wapens en munitie.
Gelet op het aantreffen van de drugs in café [naam en plaats] en in de woning van verdachte te[plaatsnaam], de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte], de diverse getuigenverklaringen, processen-verbaal van bevindingen en de NFI-rapporten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte - kort gezegd - in de tenlastegelegde periode tezamen en in vereniging met [medeverdachte] in[plaatsnaam] opzettelijk cocaïne heeft verkocht en op 9 november 2012 in[plaatsnaam], deels tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte], te weten voor zover in het café aangetroffen (5,3 gram cocaïne), en deels alleen, te weten voor zover bij verdachte thuis aangetroffen, 341,5 gram amfetamine en ongeveer 45,2 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Gelet op de in de woning van verdachte aangetroffen wapens, munitie, het nepvuurwapen en het geheime vuurwapen en de onderzoeken die door verbalisanten naar deze wapens zijn verricht, acht de rechtbank de feiten 3 tot en met 7 eveneens wettig en overtuigend bewezen.