ECLI:NL:RBLIM:2013:3779

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
473343 CV EXPL 12-1937
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot naleving van CAO Taxivervoer en schadevergoeding door Stichting Sociaal Fonds Taxi

In deze zaak vordert de Stichting Sociaal Fonds Taxi (SFT) dat de gedaagden, de besloten vennootschap Nomaas B.V. en haar bestuurder, hoofdelijk worden veroordeeld tot naleving van de CAO Taxivervoer en de CAO SFT. De vordering is ingesteld na een reeks van verzoeken om informatie die door de gedaagden niet zijn beantwoord. SFT stelt dat Nomaas onder de werkingssfeer van de cao's valt en dat zij niet heeft voldaan aan de verplichtingen om gegevens te verstrekken die nodig zijn voor het toezicht op de naleving van de cao's. De gedaagden hebben betwist dat Nomaas in de relevante periode actief was en werknemers in dienst had, maar de rechter oordeelt dat Nomaas wel degelijk onder de cao's valt en dat de gevraagde informatie moet worden verstrekt. De rechter wijst de vordering van SFT toe, inclusief een schadevergoeding van € 201.600,00 en buitengerechtelijke kosten van € 2.975,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De gedaagden worden ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
zaaknr: 473343 CV EXPL 12-1937
typ: RW

vonnis van 27 maart 2013

in de zaak van

de stichting Stichting sociaal fonds taxi,

statutair gevestigd en kantoorhoudend te Culemborg,
eisende partij,
hierna te noemen: SFT,
gemachtigde: mr. M.W.M. Heijlaerts, advocaat te Amsterdam;
tegen
1.
DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP NOMAAS B.V.,
statutair gevestigd te Maastricht,
gedaagde sub 1,
hierna ook te noemen: Nomaas,
en
2.
[gedaagde sub 2] , BESTUURDER VAN GEDAAGDE SUB 1,
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde sub 2,
hierna ook te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gezamenlijk te noemen: gedaagden,
vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2] .

het verdere VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Voor het aan dit vonnis voorafgegane procesverloop wordt allereerst verwezen naar het tussenvonnis van 17 oktober 2012 waarin een comparitie van partijen gelast is.
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 30 januari 2013. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt dat aan de gedingstukken toegevoegd is.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden, waarvan de uitspraak nader vastgesteld is op heden.

MOTIVERING

de vordering
SFT vordert na wijziging van eis gedaagden hoofdelijk, althans (subsidiair) alleen gedaagde sub 2. - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen:
I. tot naleving van de CAO Taxivervoer en de CAO SFT en meer precies tot overlegging van de stukken zoals genoemd in de brief van SFT van 13 januari 2011, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat gedaagde(n) met enig onderdeel van dit onderdeel van het gevorderde in gebreke blijft, totdat volledig aan de vordering voldaan is;
II. tot betaling van een bedrag van € 201.600,00 als forfaitaire schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag van vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
III. tot betaling van (een vergoeding van) de buitengerechtelijke kosten van € 2.975,00 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
IV. van de kosten van deze procedure.
de standpunten van partijen
Ter onderbouwing van haar vordering heeft SFT (samengevat) het volgende aangevoerd.
SFT is een onafhankelijke door de werkgevers- en werknemersorganisaties in het leven geroepen stichting. Zij heeft met name de taak toe te zien op correcte naleving van de CAO Taxivervoer (hierna: de cao taxivervoer), algemeen verbindend verklaard bij besluit van 22 oktober 2007.
Ten aanzien van haar taak, haar bevoegdheden en de wijze waarop zij haar werkzaamheden dienaangaande dient te verrichten beroept SFT zich op de algemeen verbindend verklaarde CAO Sociaal Fonds Taxi (hierna: de cao sft), de daarvan onderdeel uitmakende Statuten Stichting Sociaal Fonds Taxi en het reglement met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde in artikel 3 lid 1 onder b van de statuten (hierna: het reglement).
SFT stelt dat “het bedrijf van gedaagde” (hiermee zal bedoeld zijn: Nomaas) onder de werkingssfeer van voornoemde cao’s valt. SFT voert aan dat zij Nomaas en [gedaagde sub 2] bij brieven van 13 januari 2011, 3 februari 2011, 14 februari 2011 verzocht heeft gegevens met betrekking tot de periode van 12 voorafgaande maanden gerekend vanaf 13 januari 2011 over te leggen die benodigd zijn voor het onderzoek overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van het reglement. Op deze verzoeken is volgens SFT niet gereageerd. Ook op de sommatie bij aangetekende brief van 23 februari 2011 om, op straffe van verbeurte van een forfaitaire schadevergoeding als bedoeld in artikel 9 van het reglement, binnen veertien dagen na dagtekening de gevraagde bescheiden toe te zenden aan SFT is door gedaagden niet gereageerd. Bij brief van 8 juni 2011 heeft SFT gedaagden nogmaals gesommeerd de gevaagde stukken over te leggen. Daarnaast zijn zij gesommeerd tot betaling van de reeds verbeurde forfaitaire schadevergoeding op grond van artikel 9 van het reglement en tot betaling van buitengerechtelijke kosten. Bij brief van 13 oktober 2011, gericht aan het adres Borghaag 117 te Maastricht, zijn gedaagden nogmaals gesommeerd de gevraagde documenten over te leggen en de forfaitaire schadevergoeding van € 111.600,00 met betrekking tot de periode 9 maart 2011 tot en met 12 oktober 2011 te betalen, vermeerderd met € 2.975,00 buitengerechtelijke kosten. In die brief is voorts [gedaagde sub 2] als bestuurder mede aansprakelijk gesteld voor “de ontstane geldvorderingen”. [gedaagde sub 2] heeft SFT vervolgens per e-mailbericht medegedeeld dat Nomaas B.V. niet actief is. SFT heeft daarop [gedaagde sub 2] bij e-mailbericht van 31 oktober 2011 geconfronteerd met de bevindingen uit een inspectierapport waaruit volgens haar blijkt dat Nomaas wel degelijk actief is. Nomaas is daarbij wederom verzocht de gevraagde stukken over te leggen en (onder meer) de forfaitaire vergoeding en een vergoeding van buitengerechtelijke kosten te betalen. Dit verzoek heeft SFT tot slot bij e-mailbericht van 10 april 2012 herhaald. Aangezien Nomaas en [gedaagde sub 2] nog steeds niet de gevraagde stukken overgelegd hebben vordert SFT op grond van artikel 9 van het reglement betaling van een forfaitaire vergoeding van € 201.600,00. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 2.975,00 baseert zij op de wet.
Nomaas en [gedaagde sub 2] hebben verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering. Hun verweer zal bij de navolgende beoordeling besproken worden.
de beoordeling
Nomaas en [gedaagde sub 2] betwisten niet dat Nomaas in de periode van 13 januari 2010 tot en met 13 januari 2011 onder de werkingssfeer van de cao taxivervoer en de cao sft zou vallen, ware het niet dat zij het standpunt innemen dat Nomaas in die periode geen bedrijfsactiviteiten verricht heeft en geen werknemers in dienst gehad heeft.
SFT heeft haar standpunt dat Nomaas in de betreffende periode werknemers in dienst heeft gehad gebaseerd op de stelling dat volgens vergunningverlener Inspectie Verkeer en Waterstaat (hierna: IVW) Nomaas acht taxivergunningen heeft en beschikt over acht taxivoertuigen. Voorts, zo stelt SFT, zijn in de betreffende periode drie chauffeurs van Nomaas “op straat aangetroffen door IVW in het kader van de controle op de naleving van de arbeidstijdenwetgeving en de rij- en rusttijden.
Aanvankelijk (bij antwoord) betwisten gedaagden dat Nomaas in de betreffende periode over taxivergunningen beschikt heeft. Bij dupliek erkennen zij evenwel dat “er op naam van Nomaas nog vergunningen stonden geregistreerd gedurende de controleperiode”. Het staat derhalve vast dat in de controleperiode er acht taxivergunningen op naam van Nomaas geregistreerd stonden.
De acht taxivoertuigen zijn, zo stellen gedaagden, eigendom van [gedaagde sub 2] en stonden in de controleperiode op naam van [gedaagde sub 2] . Nomaas en [gedaagde sub 2] stellen dat deze voertuigen in de controleperiode niet door Nomaas gebruikt zijn, maar wel door Norano B.V., een besloten vennootschap waarvan [gedaagde sub 2] tevens enig aandeelhouder is. Voorts voeren zij aan dat de twee (volgens gedaagden maakt SFT in het exploot ten onrechte melding van drie) aangetroffen werknemers niet in dienst waren van Nomaas maar van Norano B.V.
Bij repliek stelt SFT dat “de vergunninghouder en de feitelijke vervoerder niet los van elkaar gezien kunnen worden, omdat de waarborgen die aan een vergunningstelsel verbonden zijn anders een farce zouden worden”. Zij voert voorts aan dat de betreffende chauffeurs (zij erkent dat het om twee chauffeurs gaat) in de controleperiode geen werkzaamheden voor Norano B.V. verricht kunnen hebben omdat Norano B.V. “immers niet over de benodigde taxivergunning beschikte”.
Nomaas en [gedaagde sub 2] gaan bij dupliek in het geheel niet op deze stellingen in. Wel handhaven zij (ter comparitie) hun standpunt dat de twee chauffeurs in dienst waren van Norano B.V.
De kantonrechter is alles overziend van oordeel dat vaststaat dat de betreffende twee chauffeurs in de controleperiode in dienst waren van Nomaas. Vaststaat immers dat Nomaas beschikte over taxivergunningen en dat de chauffeurs zijn aangetroffen in voertuigen waarvan de kentekens op naam van [gedaagde sub 2] stonden geregistreerd. Het verweer van [gedaagde sub 2] dat de betreffende chauffeurs voor Norano B.V. werkzaamheden verrichtten, moet worden verworpen nu vaststaat dat die onderneming niet over taxivergunningen beschikte.
Bij gebreke van verdere betwisting van de zijde van gedaagden staat daarmee vast dat Nomaas als werkgever in de betreffende controleperiode valt onder de werkingssfeer van de cao’s waar SFT zich op beroept.
Op grond van die cao’s zijn Nomaas en [gedaagde sub 2] (in zijn hoedanigheid van bestuurder van Nomaas) gehouden de informatie te verstrekken zoals door SFT opgevraagd bij brief van 13 januari 2011. Het verweer van gedaagden dat er geen informatie te verstrekken valt, moet verworpen worden nu vaststaat dat in de controleperiode Nomaas werkgever was en er wel degelijk activiteiten plaatsgevonden hebben. In die periode zijn immers door IWT chauffeurs die werkzaamheden verrichten voor Nomaas aangetroffen. Nu vaststaat dat de betreffende informatie door gedaagden niet aan SFT verstrekt is, zullen zij hoofdelijk veroordeeld worden de door SFT gevraagde stukken over te leggen. Er is geen grond om Nomaas en [gedaagde sub 2] daarnaast te veroordelen tot naleving van de cao Taxivervoer en de cao SFT.
Gedaagden hebben geen verweer gevoerd tegen de door SFT gevorderde dwangsom, zodat ook dat onderdeel van de vordering onder I. toewijsbaar is.
Ten aanzien van de door SFT opgestelde berekening van de (forfaitaire) schadevergoeding van € 201.600,00 hebben Nomaas en [gedaagde sub 2] aangevoerd dat SFT ten onrechte uitgegaan is van een loonsom van € 400.000,00 die is gerelateerd aan de verstrekte taxivergunningen in de controleperiode. Zij wijzen er in dat verband op dat SFT zelf stelt dat er twee personen in dienst waren bij Nomaas. Dit verweer moet verworpen worden aangezien SFT bevoegd is een schatting van de jaarlijkse premieafdracht te maken. SFT heeft die afdracht geschat op
€ 3.600,00. SFT heeft niet gesteld dat er slechts twee werknemers in dienst van Nomaas waren. Zij heeft wel in het kader van de discussie over de vraag of Nomaas destijds werkgever was aangevoerd dat er door IVW bij een controle twee chauffeurs van Nomaas aangetroffen zijn. Dit laat onverlet dat zij op basis van de acht aan Nomaas verstrekte taxivergunningen bij haar schatting van een hoger aantal werknemers heeft mogen uitgaan. Bij repliek heeft SFT voorts nader toegelicht waarom van het geschatte bedrag van
€ 3.600,00 uitgegaan is. Daar hebben gedaagden bij dupliek verder niets (nieuws) meer tegen aangevoerd. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat het bedrag van € 201.600,00 correct berekend is op basis van een geschatte afdracht van € 3.600,00.
Nomaas en [gedaagde sub 2] zijn voorts van mening dat de gevorderde schadevergoeding aan te merken is als een boete en dat om die reden niet zowel het overleggen van de stukken (als gevorderd onder I.) als de betaling van het bedrag van € 201.600,00 gevorderd kan worden. Zij beroepen zich dienaangaande op artikel 6:92 BW.
Ook dit verweer moet verworpen worden aangezien in artikel 9b lid 3 van het reglement is bepaald dat de schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die SFT maakt. De gevorderde vergoeding is dan niet aan te merken als een boetebeding. De kantonrechter verwijst, in navolging van SFT, naar het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 29 mei 2012 (SFT vermeldt abusievelijk 1 juni 2012 als datum), LJN: BW 7262.
Nu Nomaas als werkgever en [gedaagde sub 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder de gevraagde informatie niet overgelegd hebben, zullen zij hoofdelijk veroordeeld worden tot betaling van het bedrag van € 201.600,00.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 2.975,00 is toewijsbaar nu de door SFT aan die kosten ten grondslag gelegde werkzaamheden door Nomaas en [gedaagde sub 2] niet betwist worden. Die werkzaamheden rechtvaardigen qua noodzaak en omvang de gevorderde vergoeding, die overeenkomt met het gebruikelijke forfaitaire tarief.
De wettelijke rente over € 201.600,00 en € 2.975,00 is eveneens toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening.
Als de in het ongelijk gestelde partijen zullen Nomaas en [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeeld worden tot betaling van de kosten van dit geding.

BESLISSING

Veroordeelt Nomaas en [gedaagde sub 2] hoofdelijk de stukken zoals genoemd in de brief van SFT van 13 januari 2011 (productie 4 bij exploot van dagvaarding) over te leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat Nomaas en [gedaagde sub 2] daarmee in gebreke blijven totdat zij volledig daaraan voldaan hebben.
Veroordeelt Nomaas en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling aan SFT van een bedrag van
€ 201.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening.
Veroordeelt Nomaas en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling aan SFT van een bedrag van
€ 2.975,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening.
Veroordeelt Nomaas en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van SFT tot op heden begroot op € 3.376,13, waarvan € 873,00 griffierecht, € 103,13 explootkosten en € 2.400,00 salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.