IV. van de kosten van deze procedure.
de standpunten van partijen
Ter onderbouwing van haar vordering heeft SFT (samengevat) het volgende aangevoerd.
SFT is een onafhankelijke door de werkgevers- en werknemersorganisaties in het leven geroepen stichting. Zij heeft met name de taak toe te zien op correcte naleving van de CAO Taxivervoer (hierna: de cao taxivervoer), algemeen verbindend verklaard bij besluit van 22 oktober 2007.
Ten aanzien van haar taak, haar bevoegdheden en de wijze waarop zij haar werkzaamheden dienaangaande dient te verrichten beroept SFT zich op de algemeen verbindend verklaarde CAO Sociaal Fonds Taxi (hierna: de cao sft), de daarvan onderdeel uitmakende Statuten Stichting Sociaal Fonds Taxi en het reglement met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde in artikel 3 lid 1 onder b van de statuten (hierna: het reglement).
SFT stelt dat de onderneming van [gedaagde] onder de werkingssfeer van voornoemde cao’s valt. De onderneming beschikt over acht taxivergunningen, hetgeen normaliter correspondeert met een gelijk aantal taxivoertuigen op grond waarvan wordt vermoed dat [gedaagde] zestien werknemers in dienst heeft. SFT voert aan dat zij [gedaagde] bij brieven van 19 oktober 2011, 7 november 2011, 21 november 2011 heeft verzocht gegevens over te leggen met betrekking in het kader van een onderzoek naar de naleving van de cao’s gedurende de controleperiode (de 12 maanden voorafgaand aan de eerst verzonden brief van 19 oktober 2011) . Bij laatstgenoemde brief van 21 november 2011 heeft SFT [gedaagde] in gebreke gesteld en hem gesommeerd op straffe van verbeurte van een forfaitaire dwangsom de gevraagde gegevens alsnog binnen veertien dagen over te leggen. Op voornoemde brieven heeft [gedaagde] niet gereageerd.
Bij brief van 13 februari 2012 heeft SFT [gedaagde] nogmaals gesommeerd de gevaagde stukken over te leggen. Daarnaast is hij gesommeerd tot betaling van de reeds verbeurde forfaitaire schadevergoeding op grond van artikel 9 van het reglement en tot betaling van buitengerechtelijke kosten.
Na dagvaarding heeft [gedaagde] een gedeelte van de gevraagde stukken overgelegd. Bij e-mailbericht van 11 juli 2012 heeft SFT verzocht alsnog de ontbrekende gegevens over te leggen. Omdat [gedaagde] dat niet gedaan heeft, vordert SFT thans [gedaagde] te veroordelen die ontbrekende gegevens over te leggen.
Aangezien [gedaagde] nog steeds niet alle de gevraagde stukken overgelegd heeft vordert SFT op grond van artikel 9 van het reglement voorts betaling van een forfaitaire vergoeding van
€ 82.800,00. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 1.785,00 baseert zij op de wet.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering. Zijn verweer zal bij de navolgende beoordeling besproken worden.
Vaststaat dat [gedaagde] in de controleperiode over acht taxivergunningen en daarnaast over taxivoertuigen beschikte. [gedaagde] stelt dat hij een en ander ter beschikking van een andere onderneming gesteld heeft: Norano B.V.; een onderneming waarvan hij bij dupliek stelt dat de administratie in het bezit is van de curator en waarvan alle werknemers per 1 augustus 2012 ontslagen zijn. Volgens [gedaagde] heeft hij als bemiddelaar opgetreden, in die zin dat hij opdrachten voor taxiritten aannam en dat hij die opdrachten vervolgens heeft laten uitvoeren door Norano B.V. of andere taxibedrijven. Hij stelt dat hij zelf geen werknemers in dienst heeft gehad.
Dit verweer van [gedaagde] dat ertoe strekt te betogen dat hij niet onder de werkingssfeer van de cao taxivervoer en de cao sft valt, moet verworpen worden. SFT heeft gesteld dat het niet mogelijk is “om voor rekening en risico met een taxivergunning van een ander te rijden”. Zij verwijst in dat kader bovendien naar artikel 7 lid 1 van de Wet personenvervoer 2000, waarin onder meer is opgenomen dat een vergunning van rechtswege vervalt zodra degene aan wie de vergunning is verleend, zijn activiteiten als vervoerder heeft beëindigd. Tegen deze stellingen van SFT heeft [gedaagde] niets aangevoerd. Aangezien [gedaagde] in de controleperiode over taxivergunningen beschikte, staat het derhalve vast dat de vervoersactiviteiten namens [gedaagde] verricht zijn. Het feit dat hij die activiteiten in Norano B.V. ondergebracht heeft, maakt dat niet anders. [gedaagde] dient derhalve als werkgever in de zin van de cao taxivervoer en de cao sft aangemerkt te worden. Hieruit volgt dat hij op grond van de cao sft gehouden is SFT informatie te verstrekken waaruit blijkt dat hij beide cao’s nageleefd heeft in de controleperiode.
Vaststaat dat [gedaagde] aan SFT niet alle (bij brieven van 19 oktober 2011, 7 november 2011, 21 november 2011 en 13 februari 2012) gevraagde informatie verstrekt heeft.
Na dagvaarding zijn aan SFT alsnog stukken overgelegd tijdens een door SFT ter plekke uitgevoerde controle. Volgens SFT ontbraken evenwel de volgende stukken:
- taxipassen, diploma’s en ervaringshistorie van zeven van de tien werknemers;
- inzichtelijke vakantiedagenregistratie;
- ziekteverzuimregistratie.
De voorlopige conclusie van SFT aan de hand van de wel overgelegde documenten is dat de cao op de volgende punten overtreden is:
- te lage looninschaling;
- niet compenseren van feestdagen;
- niet tijdige loonbetaling waaronder vakantietoeslag.
Bij e-mailbericht van 11 juli 2012 zijn de ontbrekende stukken opgevraagd en heeft SFT [gedaagde] verzocht de overtredingen te corrigeren en een toeslag van 10% na te betalen op grond van artikel 3 lid 3 cao sft. Voorts is hij verzocht bewijzen van de correctie en de betaling van de toeslag over te leggen.
[gedaagde] voert geen verweer tegen de constatering dat er geen taxipassen overgelegd zijn. Hij stelt slechts dat daarvan kopieën gemaakt kunnen worden. Over de afwezigheid van diploma’s rept [gedaagde] in het geheel niet. Vaststaat derhalve dat zowel de taxipassen en de diploma’s niet aan SFT overgelegd zijn.
Ten aanzien van de ervaringshistorie voert [gedaagde] aan dat van alle chauffeurs die taxiwerk verricht hebben in de periode voorafgaand aan hun dienstbetrekking bij Norano B.V., een kopie van de loonstrook van de vorige werkgever aanwezig is. [gedaagde] stelt dat in die gevallen het loon van de vorige werkgever “overgenomen” is. Uit dit betoog kan enkel afgeleid worden dat [gedaagde] het loon van de bij hem in dienst zijnde taxichauffeurs heeft gebaseerd op het loon dat deze taxichauffeurs bij een vorige werkgever als taxichauffeur verdiend hebben. Dat daarmee van die chauffeurs door [gedaagde] de ervaringshistorie is vastgelegd en dat SFT daarvan kennis heeft kunnen nemen, blijkt daar evenwel niet uit. Ook stukken van de ervaringshistorie van de betreffende werknemers dient [gedaagde] derhalve nog over te leggen.
Dat de vakantiedagenregistratie niet inzichtelijk is, heeft [gedaagde] niet expliciet genoeg betwist nu hij zelf stelt dat dit voor verbetering vatbaar is. Ook betwist hij niet dat er geen ziekteverzuimregistratie aanwezig was. Ook van die registraties dient [gedaagde] derhalve nog stukken over te leggen.
Het e-mailbericht van 11 juli 2002 vermeldt voorts nog onregelmatigheden ten aanzien van de aspecten “werken op feestdagen”, “tijdstip loonbetaling”, “vakantietoeslag” en “loondoorbetaling bij ziekte”. Ten aanzien van deze aspecten is [gedaagde] verzocht nadere stukken over te leggen. Ook hier moet worden vastgesteld dat [gedaagde] geen specifiek verweer gevoerd heeft, althans niet gesteld heeft dat hij de cao op die onderdelen wel nageleefd heeft.
Bij gebreke van enig verder verweer zal [gedaagde] veroordeeld worden om de in het e-mailbericht van 11 juli 2012 gevraagde stukken over te leggen. Er is geen grond om [gedaagde] daarnaast nog te veroordelen tot naleving van de cao taxivervoer en de cao sft. Ook de door SFT gevorderde dwangsom is toewijsbaar nu [gedaagde] daar geen verweer tegen gevoerd heeft.
Ook onderdeel II. van de vordering van SFT is toewijsbaar. [gedaagde] heeft noch tegen de (hoogte van) de gevorderde schadevergoeding van € 82.800,00 noch tegen de grondslag daarvan iets aangevoerd.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 1.785,00 is eveneens toewijsbaar. De verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden rechtvaardigen qua noodzaak en omvang de gevorderde vergoeding die overeenkomt met het gebruikelijke forfaitaire tarief.
De wettelijke rente over € 82.800,00 en € 1.785,00 zal toegewezen worden vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] veroordeeld worden tot betaling van de kosten van dit geding.