ECLI:NL:RBLIM:2013:1888

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
C-04-115588 - HA ZA 12-137
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van borgtocht in internationale leningsovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, een particulier, betaling van gedaagde, die zich als borg heeft gesteld voor een lening aan een Amerikaanse vennootschap, Vreba Hoff Dairy Development LLC. Eiser heeft een bedrag van $ 1.925.120 en $ 900.333,33 gevorderd, vermeerderd met rente, omdat de vennootschap in gebreke is gebleven met de betaling van rente en aflossing. Gedaagde voert als verweer aan dat eiser niet heeft meegewerkt aan participatie in een boerderij, wat volgens hem een voorwaarde was voor de lening. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gedaagde niet heeft aangetoond dat er een verplichting voor eiser bestond om mee te werken aan deze participatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de borgtochtovereenkomsten en de leenovereenkomsten bestaan en dat gedaagde niet heeft betwist dat de vennootschap in verzuim is. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser toegewezen en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 6 februari 2013.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/04/115588 / HA ZA 12-137
Vonnis van 6 februari 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. F.W. van Vloten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.M. Scholtes.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
1. De dagvaarding
2. de akte overlegging producties
3. de conclusie van antwoord
4. de conclusie van repliek
5. de conclusie van repliek
6. de akte uitlating producties
1.2.
Vervolgens is de zaak voor vonnis gesteld.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert van [gedaagde] $ 1.925.120 alsmede $ 900.333,33 althans de tegenwaarde daarvan in Nederlands courant naar de koers van de dag van betaling en vermeerderd met de overeengekomen rente van 8% per jaar vanaf 1 januari 2012 tot aan de voldoening. De grondslag van deze vorderingen zijn overeenkomsten van borgtocht tussen [eiser] en [gedaagde] van 31 december 2008 en 2 september 2008 (bijlagen 5 en 7 bij dagvaarding). Deze borgtochten zijn aangegaan voor leningen tussen [eiser] en de in de Verenigde Staten van Amerika: Mitchigan gevestigde vennootschap Vreba Hoff Dairy Development LLC, waarvan [gedaagde] direct en indirect enig aandeelhouder en bestuurder was.
2.2.
[gedaagde] voert als verweer dat de leningen bedoeld waren om te participeren in boerderijen in Amerika. Ondanks verschillende aanbiedingen aan [eiser] tot participatie is hij daarop niet ingegaan. Partijen waren in onderhandeling over een mogelijkheid tot investering en hadden afgesproken om in goed overleg te zoeken naar oplossingen binnen de mogelijkheden van [eiser] en van Vreba Hoff Dairy Development LLC. Het eenzijdig onttrekken aan deze afspraak vindt [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

3.Beoordeling

3.1.
[gedaagde] heeft het bestaan van de borgtochtovereenkomsten alsmede van de leenovereenkomsten waarvoor deze borgstellingen waren afgegeven, erkend. [gedaagde] heeft niet betwist dat Vreba Hoff Dairy Development LLC in verzuim is met de naleving van de uit de geldleningovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen tot met name de betaling van rente. Hoewel dit met betrekking tot de hoogste lening niet uitdrukkelijk in de overeenkomst is bepaald, heeft [gedaagde] niet aangevoerd dat de leningen of een daarvan niet opeisbaar zouden zijn, zodat de rechtbank van de opeisbaarheid zal uitgaan.
3.2.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] niet heeft meegewerkt aan omzetting van de leningen in een investering in aandelen in een boerderij, kan hem niet baten. In de leenovereenkomst is geen verplichting tot een dergelijke medewerking opgenomen. Voorts heeft [gedaagde] weliswaar bescheiden in het geding gebracht waarin aanbiedingen tot omzetting kunnen worden herkend, maar is er geen correspondentie waaruit blijkt dat [eiser] door [gedaagde] in gebreke of aansprakelijk is gesteld voor een vermeend gebrek aan medewerking. Derhalve ontbreekt niet alleen de grondslag voor een verplichting tot medewerking aan omzetting van de geldlening in participatie in een boerderij, maar ook elke aanwijzing dat [eiser] in een dergelijke verplichting zou zijn tekort geschoten.
3.3.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] onaanvaardbaar handelt door zijn rechten uit de borgtocht op te eisen in strijd met afspraken dat hij zou meewerken aan het zoeken naar een oplossing, wordt eveneens gepasseerd. [eiser] betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Voorts heeft [gedaagde] niet concreet gemaakt wat deze afspraak precies zou hebben ingehouden. Voor zover tenslotte zou kunnen worden gezegd dat [eiser] zich zou hebben verbonden om een redelijke investeringsmogelijkheid te aanvaarden, heeft [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijke investeringsmogelijkheid voorhanden is alsmede (daar wijst [eiser] op) de door [eiser] aanVreba Hoff Dairy Development LLC uitgeleende gelden nog daadwerkelijk beschikbaar zouden zijn voor de financiering van die investering. Gelet op het feit dat het bedrag kennelijk niet beschikbaar is voor terugbetaling, is gerede twijfel daarover mogelijk.
3.4.
Het vooraanstaande voert tot de slotsom dat de vorderingen van [eiser] toewijsbaar zijn. [gedaagde] zal in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld, waaronder ook de gevorderde nakosten. Voor wat betreft de hoogte van de advocaatkosten zal worden aangesloten bij het standaardtarief per proceshandeling dat geldt voor vorderingen boven de € 1.000.000, zijnde € 3211. Uitgegaan zal worden van twee proceshandeling, te weten de dagvaarding en de conclusie van repliek.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van $ 1.925.120 alsmede van $ 900.333,33, althans de tegenwaardes daarvan in Nederlands courant naar de koers van de dag van betaling, vermeerderd met 8% rente vanaf 1 januari 2012 tot aan de voldoening
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] welke tot op heden worden gesteld op € 99,45 aan verschotten, € 1436 aan griffierecht en € 6422 aan advocaatkosten
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van [eiser] van € 131 zonder betekening en van € 199 met betekening in geval [gedaagde] niet binnen twee dagen na betekening voldoet aan dit vonnis
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2013.
Type: HD