ECLI:NL:RBLIM:2013:1290

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
AWB-11_1638u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering met betrekking tot urenbeperking en medische klachten

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 4 april 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, die zich op 18 mei 2009 ziek meldde, betoogde dat de door de rechtbank ingeschakelde deskundige een te beperkte urenbeperking had aangenomen en geen rekening had gehouden met zijn schouder- en rugklachten, alsook met zijn darmproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de deskundige, een revalidatie-arts, voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat zijn conclusies overtuigend waren. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts de belastbaarheid van eiser per 16 mei 2011 niet correct had vastgesteld, omdat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 961,80 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 41,-- werd vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK Roermond

Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11 / 1638 WIA

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: P.J.M. Rutten)
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Venlo), verweerder
(gemachtigde: J.G.M. Huijs)

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Bij besluit van 15 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn toenmalige gemachtigde mr. L. Boon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Omdat was gebleken dat het onderzoek niet volledig was geweest, heeft de rechtbank dit bij beslissing van 8 mei 2012 heropend.
Vervolgens heeft de rechtbank aan de deskundige [naam], revalidatie-arts te Amersfoort, verzocht om een onderzoek in te stellen en rapport uit te brengen.
Deze heeft op 13 augustus 2012 rapport uitgebracht.
Nadat beide partijen hadden gereageerd, heeft de deskundige op 15 oktober 2012 nader gerapporteerd.
Het onderzoek is voortgezet ter zitting van 22 januari 2013, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn vader, zijnde zijn huidige gemachtigde en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Omdat het bestreden besluit voor 1 januari 2013 bekend is gemaakt, is op deze zaak, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012.
2.
Eiser, die voor 32,18 uur per week werkzaam is geweest als “assistent aangifte medewerker”, heeft zich op 18 mei 2009 ziek gemeld. In januari 2011 heeft hij zijn werk voor enkele uren per week op therapeutische basis hervat, waarna hij in maart 2011 weer is uitgevallen. Op 21 februari 2011 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.
3.
Op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder op
1 april 2011 besloten eiser per 16 mei 2011 geen uitkering ingevolge de Wet WIA toe te kennen, omdat hij per die datum in staat wordt geacht meer dan 65% te verdienen van hetgeen hij verdiende vóór hij ziek werd. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar daartegen ongegrond verklaard.
4.
In beroep is - samengevat weergegeven aangevoerd dat een aantal -in de beroepsgronden genoemde- medische beperkingen van eiser in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet geheel juist zijn vastgesteld en dat eiser als gevolg van zijn beperkingen niet in staat is de geduide functies te vervullen. Ook had verweerder volgens eiser een urenbeperking moeten vaststellen. Voorts acht eiser het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig, omdat de (bezwaar)verzekeringsarts eiser niet zelf heeft onderzocht, maar hem slechts tijdens het gesprek heeft geobserveerd en omdat verweerder heeft verzuimd om eisers nek- en knieklachten te betrekken bij het opstellen van de FML. De (bezwaar)verzekeringsarts had volgens eiser het Protocol CVS moeten volgen. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser onder meer een brief van 12 maart 2012 van zijn werkgever, een notitie van een consulent Werk en Inkomen van het werkplein in Roermond, een brief van eisers vader van 6 januari 2012, een brief van een arts van het Centrum voor Integrale gezondheidszorg van 10 januari 2012, een brief van een behandelend psychiater, een brief van een behandelend orthopedisch chirurg van 18 februari 2002, een verslag van een röntgenonderzoek van 15 december 2011, een brief van zijn fysiotherapeut van 10 januari 2013 en enkele uitslagen van laboratoriumonderzoeken overgelegd.
5.
De door de rechtbank benoemde deskundige, [naam], revalidatie-arts te Amersfoort, heeft op 13 augustus 2012 een rapportage uitgebracht. De deskundige heeft geconcludeerd dat eiser op energetische gronden beperkt is voor wat betreft het aantal te werken uren per dag en per week. Voor het overige heeft verweerder de juiste beperkingen aangenomen aldus de deskundige. Eiser is het met de conclusies van de deskundige niet eens.
6.
De rechtbank leidt uit de ingebrachte beroepsgronden af dat eiser enkel de medische grondslag van het bestreden besluit, waaronder de passendheid van de in aanmerking genomen functies, aanvecht.
7.
Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 april 2007 (LJN: BA2955) over de reikwijdte van de toetsing in dit soort zaken is de rechterlijke beoordeling van de arbeidsongeschiktheidsvaststelling in het bijzonder gericht op de volgende vragen:
voldoet het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoet aan de geldende eisen en zijn de functionele mogelijkheden en beperkingen van de betrokkene daarbij juist vastgesteld?
is daaraan terecht de conclusie verbonden dat de betrokkene in medisch opzicht in staat is om de door verweerder in aanmerking genomen arbeid te verrichten?
De beoordeling van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
8.
Het primaire besluit berust op de bevindingen van de verzekeringsarts, die het dossier, waarin zich onder meer informatie uit de behandelende sector bevond, heeft bestudeerd en spreekuuronderzoek heeft verricht. Op 18 maart 2011 heeft de verzekeringsarts rapport uitgebracht en de voor eiser geldende mogelijkheden en beperkingen vastgelegd in een FML. Naar aanleiding van het bezwaar tegen dat besluit heeft de bezwaarverzekeringsarts het dossier bestudeerd, waaraan inmiddels door eiser ingediende informatie van een aantal behandelaars was toegevoegd, alsmede algemene informatie over eisers aandoeningen. Tevens heeft de bezwaarverzekeringsarts de hoorzitting bijgewoond. Op basis hiervan heeft hij op 22 juni 2011 rapport uitgebracht, waarbij hij de door de verzekeringsarts vastgestelde FML heeft onderschreven.
9.
Deskundige [naam] heeft in zijn rapport van 13 augustus 2012 op basis van het door hem ingestelde onderzoek uitgaande van de datum 16 mei 2011- onder meer geconcludeerd dat eiser lijdt aan de aandoening CVS als gevolg van welke aandoening eiser op energetische gronden beperkt is voor wat betreft het te werken aantal uren per dag (4 uren) en aantal uren per week (20 uren). Op de vraag van de rechtbank of naar het oordeel van de deskundige eiser op en na 16 mei 2011 in staat was de functies te vervullen, waarop de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid is gebaseerd, heeft [naam] geantwoord, dat hij eiser alleen voor die functies geschikt acht als de door hem aangegeven urenbeperking in acht wordt genomen. Deze conclusie is gebaseerd op het verrichte onderzoek en de verkregen informatie uit de behandelende sector.
10.
Eiser is het niet eens met de bevindingen van [naam]. Eiser meent dat [naam] bij zijn onderzoek heeft verzuimd om het protocol CVS te volgen. Voorts had [naam] moeten concluderen tot een verdergaande urenbeperking.[naam] had volgens eiser informatie moeten opvragen bij de bedrijfsarts en zijn manueel therapeut. Voorts heeft [naam] verzuimd om informatie van het Vermoeidheidscentrum te Lelystad te betrekken bij zijn onderzoek. Verder heeft [naam] miskend dat eiser beperkt is vanwege de darmproblematiek waaraan hij lijdt en dat hij beperkt is als gevolg van nek- en schouderklachten, aldus eiser.
11.
Na lezing van eisers reactie op zijn rapport heeft de deskundige zijn conclusies gehandhaafd. In een brief van 15 oktober 2012 heeft [naam] het standpunt ingenomen dat eiser niet in zodanige mate beperkt is dat er vanwege een energetische beperking geen loonvormende arbeid verricht zou kunnen worden. Volgens [naam] doet de na de totstandkoming van zijn rapportage van het gezondheidscentrum ontvangen informatie niet af aan zijn conclusies die hij heeft verkregen na het opvragen van informatie van artsen uit de behandelend sector. Met betrekking tot de darmproblematiek heeft [naam] in zijn brief overwogen dat hij hierover informatie heeft opgevraagd bij de MDL arts van het AZM en dat de darminfecties de klachten van eiser niet kunnen verklaren.
12.
In navolging van jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (o.a. CRvB
4 januari 2013, LJN: BY8139) kan de bestuursrechter in beginsel het oordeel van een onafhankelijke door hem benoemde deskundige overnemen indien de door de deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. De rechtbank is van oordeel dat het door [naam] verrichte onderzoek voldoende zorgvuldig en volledig is geweest en dat er
- mede in aanmerking genomen het nader rapport van 15 oktober 2012 - een consistent en voldoende gemotiveerd rapport is uitgebracht. [naam] heeft informatie opgevraagd bij medisch deskundigen en heeft voorts alle dossierstukken ontvangen waarin zich ook de informatie bevond die eiser heeft aangeleverd, in het bijzonder zijn dagverhaal en uitgebreide medische informatie betreffende zijn darmproblematiek. De conclusies zoals opgenomen in de rapportage van [naam] alsmede zijn aanvullende reactie hierop zijn voorzien van een deugdelijke motivering die de rechtbank overtuigend voorkomt. Anders dan eiser stelt is de rechtbank niet van oordeel dat [naam] onvoldoende informatie heeft opgevraagd of dat het onderzoek anderszins onzorgvuldig zou zijn. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de conclusies van de deskundige niet over te nemen.
13.
Ten aanzien van eisers stelling dat het onderzoek door de deskundige niet volgens het protocol CVS heeft plaatsgevonden, overweegt de rechtbank onder verwijzing naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld 20 augustus 2010, LJN BN4858, 8 december 2010, LJN BO7222 en 23 september 2011, LJN: BT6290), dat nu niet is gebleken dat de deskundige een onzorgvuldig onderzoek heeft verricht en hij bij zijn beoordeling rekening heeft gehouden met eisers vermoeidheidsklachten, er geen aanleiding is om een expliciete toetsing aan het protocol CVS te verlangen. De deskundige heeft zelf onderzoek verricht en kennis genomen van hetgeen eiser heeft aangevoerd en van de beschikbare en door hem opgevraagde informatie uit de behandelende sector.
14.
Voorts heeft [naam] expliciet gesteld dat hij in het uitgevoerde onderzoek geen aanleiding heeft gezien om - buiten de urenbeperking - andere of meer beperkingen aan te nemen dan verweerder in de FML had vastgesteld. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan deze conclusie. Dat de deskundige niet alle door of namens eiser naar voren gebrachte beperkingen expliciet in zijn rapporten heeft vermeld, betekent niet dat hij daarmee geen of onvoldoende rekening heeft gehouden of deze onvoldoende heeft onderzocht. Met betrekking tot de beperkingen als gevolg van de darmproblemen heeft [naam] geconcludeerd dat uit het onderzoek in dit verband - ook na ontvangst van de informatie van het Vermoeidheidscentrum - niet is gebleken van enige medisch objectiveerbare oorzaak. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor twijfel aan deze conclusie. Uit de brieven van 26 mei 2011 en
10 januari 2012 van de heer[M.] van het Centrum voor Integrale Gezondheidszorg blijkt niet dat eiser lijdt aan een ziekte of gebrek dat objectief gezien leidt tot de beperkingen zoals eiser die ervaart.
15.
Ten aanzien van de gestelde urenbeperking is in hetgeen eiser daarover heeft aangevoerd niet af te leiden dat er een verdergaande urenbeperking had moeten worden aangenomen. Ten aanzien van de opmerking dat de deskundige zelf geen informatie bij de bedrijfsarts heeft opgevraagd, overweegt de rechtbank, dat een deskundige niet gehouden is om alle beoordelende of behandelende personen of instanties te raadplegen. Zowel ten aanzien van het CVS als ten aanzien van de (overige) lichamelijk klachten heeft de deskundige zich, mede op grond van de informatie van de behandelaars en de zich in het dossier bevindende gegevens van de bedrijfsarts, een oordeel kunnen vormen. Dat het onderzoek door de deskundige te summier is, zoals eiser lijkt aan te voeren, kan evenmin tot het oordeel leiden dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest. Behalve de gegevens van het eigen onderzoek had de deskundige immers, zoals vermeld, ook de beschikking over uitgebreide medische informatie van de behandelaars en over de informatie die eiser over heeft gelegd. Bovendien is, zoals eiser zelf aangeeft, de situatie op de datum in geding bepalend, en heeft de deskundige zijn conclusies ten aanzien van eisers belastbaarheid op die datum voor een belangrijk deel op grond van de informatie van de behandelaars kunnen vaststellen. Dat drs. [naam] de informatie van Vermoeidheidscentrum te Lelystad eerst na afloop van de totstandkoming van zijn rapportage heeft ontvangen, maakt niet dat de rechtbank zijn conclusies niet zou mogen overnemen nu drs. [naam] van die informatie kennis heeft genomen en uitdrukkelijk heeft overwogen dat deze aan zijn bevindingen en conclusies niet afdoen.
16.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de (bezwaar)verzekeringsarts eisers belastbaarheid per 16 mei 2011 niet juist heeft vastgesteld. Verweerder had een urenbeperking moeten vaststellen om vervolgens te bezien welke functie eiser kan verrichten. Verweerder heeft voor het overige eisers belastbaarheid juist vastgesteld.
17.
Nu de medische grondslag van het besluit onjuist is moet het beroep voor gegrond worden gehouden en het bestreden besluit worden vernietigd. De rechtbank komt dan ook niet toe aan beoordeling van het aan het bestreden besluit ten grondslag liggend arbeidskundig onderzoek.
18.
Naar aanleiding van het rapport van de deskundige heeft verweerder - onder overname van zijn conclusies - een voorgenomen besluit bekend gemaakt inhoudende de toekenning van een WIA-uitkering er vanuit gaande dat de urenbeperking leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 37,85%. De rechtbank heeft er van af gezien om zelf in de zaak te voorzien aangezien de bevoegdheid tot het toekennen van een uitkeringsrecht in beginsel aan verweerder is voorbehouden en de rechtbank niet beschikt over voldoende gegevens om de hoogte en de duur van de uitkering vast te stellen.
19.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb acht de rechtbank termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden 2 punten toegekend (1 voor het beroepschrift en 1 voor het door eisers voormalige gemachtigde verschijnen ter zitting van 29 maart 2012). Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met wegingsfactor 1. De waarde per punt is € 472,--. Voor het bijwonen van eiser van de zittingen komen de reiskosten voor vergoeding in aanmerking, op basis van de kosten openbaar vervoer 2de klas, zijnde in totaal € 17,80.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 961,80 (wegens kosten van rechtsbijstand en reiskosten), te betalen aan eiser;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,-- volledig vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, rechter, in aanwezigheid van J.C. Kupers-Leenen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2013.
w.g. J.C. Kupers-Leenen,
griffier
w.g. mr. B.J. Zippelius,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 4 april 2013

Rechtsmiddel

Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.