Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Verdere verloop van de procedure
2.Verdere beoordeling
- de periode dat de vrouw en [partner vrouw] elkaar kennen, waarbij de rechtbank uit de verklaring van de vrouw afleidt dat dat al sinds mei 2007 het geval is;
- [partner vrouw] tijdens zijn getuigenverhoor op 25 februari 2013 heeft verklaard dat de vrouw al sinds vier jaar samen met hem op stap gaat, waarbij hij meestal haar consumpties betaalt, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat [partner vrouw] en de vrouw in ieder geval sinds het uiteengaan van de man en de vrouw in augustus 2009 vrije tijd met elkaar doorbrengen en dat er geruime tijd voor het samenwonen al sprake was van nauwe persoonlijke contacten tussen de vrouw en [partner vrouw];
- voor de rechtbank voldoende vaststaat dat de vrouw reeds vanaf januari 2010 bij [partner vrouw] woonde en in ieder geval vanaf dat moment een affectieve relatie met hem had en dat die samenwoning thans nog voortduurt nu zulks blijkt uit de getuigenverklaring van de moeder van de vrouw;
- uit de getuigenverklaring van [partner vrouw] blijkt dat een half jaar voor het overlijden van de moeder van [partner vrouw] de vrouw [partner vrouw] met veel dingen heeft geholpen zoals boodschappen doen, het er zijn voor zijn moeder en poetsen, er vanaf dat moment sprake was van grote betrokkenheid en lotsverbondenheid tussen de vrouw en [partner vrouw]. De rechtbank gaat er, gelet op de overlijdensdatum van de moeder van [partner vrouw], zijnde 14 november 2010, van uit dat die betrokkenheid en lotsverbondenheid bestond vanaf juni 2010.
- de moeder van de vrouw tijdens haar verhoor als getuige heeft aangegeven dat de vrouw na het vertrek uit de woning van de nicht slechts heel af en toe bij haar ouders is geweest;
- de broer van de vrouw heeft verklaard dat hij van zijn ouders heeft vernomen dat de vrouw sinds januari 2010 bij [partner vrouw] woont;
- de vrouw tijdens haar getuigenverhoor heeft bevestigd dat haar auto in 2010 en in de lente van 2011 altijd bij de woning van [partner vrouw] stond geparkeerd en uit de verklaring van [partner vrouw] kan worden afgeleid dat de vrouw die auto nog steeds gebruikte.
- uit de getuigenverklaring van de vrouw geconcludeerd kan worden dat [partner vrouw] al in 2010 zijn auto ter beschikking stelde aan de vrouw, zodat zij daarmee naar haar werk kon gaan als zij onvoldoende geld had voor benzine voor haar eigen auto en niet is gebleken dat de vrouw daarvoor een vergoeding aan [partner vrouw] moest betalen;
- de vrouw in ieder geval sinds 1 januari 2010 bij [partner vrouw] verblijft en niet is gebleken dat de vrouw huur betaalt voor haar verblijf bij [partner vrouw];
- [partner vrouw] heeft verklaard dat hij al ongeveer vier jaar meestal de consumpties van de vrouw betaalt en dat de vrouw heeft verklaard dat [partner vrouw] altijd haar consumpties betaalt;
- [partner vrouw] heeft verklaard dat de vrouw zeker vanaf een half jaar voor het overlijden van zijn moeder, die bij [partner vrouw] in huis woonde, die moeder heeft ondersteund en dat de vrouw toen ook al hielp met veel dingen zoals boodschappen doen en poetsen;
- Getuige [A] in het voorjaar van 2010 heeft gezien dat de vrouw de ramen waste van het huis van [partner vrouw];
- [partner vrouw] heeft verklaard dat de vrouw na het overlijden van zijn moeder heeft geholpen bij het opknappen van de tuin van [partner vrouw];
- niet gebleken is dat de vrouw haar werkzaamheden in het huis van [partner vrouw] verrichtte in het kader van een dienstbetrekking of dienstverlening.
3.Beslissing
of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.