ECLI:NL:RBLIM:2013:12770

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2013
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
04/125941/ HA RK 13-132
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de politierechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster op 18 oktober 2013 een aanhoudingsverzoek ingediend bij de politierechter, mr. M.J.A.G. van Baal, om een getuige te horen en beeld- en geluidsmateriaal in te brengen. Dit verzoek werd afgewezen, waarna verzoekster besloot om de rechter te wraken. De wrakingskamer van de Rechtbank Limburg heeft op 22 november 2013 het wrakingsverzoek behandeld. Verzoekster stelde dat de afwijzing van haar aanhoudingsverzoek haar recht op een eerlijke rechtsgang had geschaad en dat er fouten waren gemaakt tijdens het voorbereidend onderzoek door de politie.

De rechter, mr. M.J.A.G. van Baal, gaf aan dat zij zich niet inhoudelijk kon uitlaten over het wrakingsverzoek, omdat het verzoek vooral gericht was tegen de officier van justitie en niet tegen haar. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen. Hierbij werd gekeken naar zowel het subjectieve als het objectieve criterium van partijdigheid.

De wrakingskamer concludeerde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek op zich geen aanwijzing voor partijdigheid opleverde. Ook de onvrede van verzoekster over het vooronderzoek door de politie en het openbaar ministerie was geen grond voor wraking, aangezien de rechter niet verantwoordelijk is voor het vooronderzoek. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, en de wrakingskamer wees het verzoek af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 november 2013, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Datum uitspraak: 22 november 2013
Zaaknummer: 04/125941/ HA RK 13-132 Roermond
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken
in de zaak van
[verzoekster], (hierna: verzoekster), wonende te [woonplaats],
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. M.J.A.G. van Baal (hierna: de politierechter of de rechter).

Procesverloop

1.
Ter terechtzitting van de politierechter op 18 oktober 2013 heeft verzoekster in de zaak met parketnummer [parketnummer] verzocht om aanhouding (van de zaak) om de gelegenheid te hebben een getuige te laten horen en beeld- en geluidsmateriaal in te brengen. De rechter heeft dat aanhoudingsverzoek afgewezen en vervolgens heeft verzoekster de rechter gewraakt.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van verzoeksters zaak is aan verzoekster en aan de officier van justitie, mr. W.L.M. Hendriks-Lemmen, gestuurd.
3.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 13 november 2013 ter zitting behandeld. Bij deze behandeling zijn verzoekster en de rechter verschenen.

De gronden van het wrakingsverzoek

4.
Verzoekster heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat het aanhoudingsverzoek is afgewezen, terwijl zij meer tijd nodig heeft om zich voor te bereiden en te verdedigen. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoekster verklaard dat het verzoek tot wraking zich niet zo zeer richt tegen de rechter als wel tegen de officier van justitie. Verzoekster wraakt de rechter omdat tijdens het voorbereidend onderzoek in haar zaak fouten zijn gemaakt. Verzoekster grijpt deze wrakingsprocedure aan om deze fouten aan de kaak te stellen. Zij richt haar verzoek tot wraking tot de rechtbank omdat het openbaar ministerie en de rechtbank vallen onder hetzelfde ministerie van veiligheid en justitie, en hetzelfde wetboek hanteren.

Het standpunt van de rechter

5.
De rechter heeft verklaard dat het haar uit de behandeling van de zaak van verzoekster al duidelijk was dat verzoekster het niet eens is met de gang van zaken in het voortraject en dat verzoekster om die reden om nader onderzoek heeft gevraagd. De rechter heeft zich op het standpunt gesteld dat zij daarom niet inhoudelijk kan reageren op het wrakingsverzoek.

De beoordeling van het verzoek

6.
De wrakingskamer dient te beoordelen of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
De vraag of sprake is van rechterlijke partijdigheid moet worden beantwoord aan de hand van twee criteria: het subjectieve en het objectieve criterium. Bij het subjectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een gebleken persoonlijke overtuiging en/of zodanig gedrag van een rechter, dat door een verzoeker de – ook objectief gerechtvaardigde – conclusie moet worden getrokken dat deze rechter partijdig is. Bij het objectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een bij een verzoeker bestaande, objectief gerechtvaardigde vrees dat de onpartijdigheid bij de rechter ontbreekt, waarbij ook de schijn van partijdigheid van belang is.
7.
Voor zover verzoekster heeft bedoeld te stellen dat uit de afwijzing van haar aanhoudingsverzoek voortvloeit dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft opgeroepen, stelt de wrakingskamer vast dat een dergelijke procesbeslissing in beginsel geen feit of omstandigheid oplevert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Dit is alleen anders, indien een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid), althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (objectieve partijdigheid). In de onderhavige afwijzing van het aanhoudingsverzoek door de rechter, kennelijk in de wetenschap dat verzoekster het niet eens is met de gang van zaken in het voortraject, ziet de wrakingskamer geen aanwijzing voor vooringenomenheid, laat staan een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid.
8.
Voor zover verzoekster haar visie op het voortraject aan het verzoek om wraking ten grondslag heeft gelegd, is de wrakingskamer van oordeel dat het vooronderzoek door de politie en het openbaar ministerie niets van doen heeft met de positie van de rechter. Aan een beoordeling van dat vooronderzoek is de rechter door het verzoek tot wraking niet toegekomen. De (straf)rechter is er juist om die gang van zaken te toetsen en het oordeel daarover is in beginsel vatbaar voor hoger beroep. In verzoeksters onvrede over het vooronderzoek door politie en het openbaar ministerie is dan ook geen grond voor wraking gelegen.
9.
Op grond van vorenstaande overwegingen slaagt het verzoek tot wraking van de rechter dan ook niet.

Beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank verklaart het verzoek tot wraking van mr. M.J.A.G. van Baal ongegrond en wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.P.F. van Dooren (voorzitter), mr. Th.M. Schelfhout en mr. J.H. Klifman, bijgestaan door J.N. Buddeke als griffier en in het openbaar uitgesproken op
22 november 2013.
Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open.