ECLI:NL:RBLIM:2013:12756

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2013
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
C/04/126848 / HA RK 13-208
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. J.J.M. Wassenberg in een gezagskwestie

Op 5 december 2013 diende een wrakingsverzoek in tegen mr. J.J.M. Wassenberg, rechter bij de Rechtbank Limburg, door verzoekers [verzoeker 1], [verzoekster] en [verzoeker 2]. De wrakingsgrond was dat de rechter eerder had geoordeeld in een zaak die betrekking had op de minderjarige [X], wat volgens de verzoekers de onpartijdigheid van de rechter zou kunnen schaden. De rechter gaf aan niet in het wrakingsverzoek te berusten en wenste ter zitting gehoord te worden. De advocaat van de verzoekers vroeg uitstel van de behandeling, wat werd afgewezen. Uiteindelijk verschenen de verzoekers en hun advocaat niet ter zitting, en de rechter werd niet gehoord.

De wrakingskamer beoordeelde de gronden van het verzoek en concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was bij een zaak tussen de partijen, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van objectiveerbare partijdigheid of schijn van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn en dat er geen feiten of omstandigheden waren die wezenlijk duidden op subjectieve partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, met de overweging dat de rechter zijn eerdere betrokkenheid niet meer kon herinneren, wat niet automatisch leidt tot vooringenomenheid.

De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer van de wrakingskamer op 16 december 2013, waarbij de verzoekers geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Datum beslissing: 16 december 2013
zaaknummer: C/04/126848 / HA RK 13-208
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken
in de zaak van
[verzoeker 1],thans verblijvende te [verblijfsplaats verzoeker 1],
[verzoekster],thans verblijvende te [verblijfsplaats verzoekster],
[verzoeker 2],thans verblijvende te [verblijfsplaats verzoeker 2],
te dezer zake allen nadrukkelijk domicilie kiezende te 3905 PG Veenendaal, aan het adres Landjuweel 34a, ten kantore van AMN Advocaten,
indieners van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. J.J.M. Wassenberg, rechter in deze rechtbank (hierna ook: de rechter).
Als advocaat van verzoekers treedt op mr. A.J.A.M. Brom.

1.Procesverloop

1.1.
Op 5 december 2013 is ter griffie ingekomen een namens [verzoeker 1], [verzoekster] en [verzoeker 2] ingediend wrakingsverzoek, dat is gericht tegen mr. J.J.M. Wassenberg.
1.2.
De rechter heeft de wrakingskamer laten weten dat hij niet in het wrakingsverzoek berust en dat hij ter zitting wenst te worden gehoord.
1.3.
Bij brief van 10 december 2013 heeft de advocaat van verzoekers uitstel gevraagd van de behandeling van het wrakingsverzoek in verband met de afwezigheid van haar cliënt [verzoeker 1]. Dit uitstelverzoek is afgewezen.
1.4.
Bij brief van 11 december 2013 heeft de advocaat van verzoekers de wrakingskamer bericht dat zij noch haar cliënten ter zitting zullen verschijnen.
1.5.
Bij faxbericht van 11 december 2013 heeft mr. A.P. Gevaerts – advocaat van de wederpartij in de tussen de ouders aanhangige gezagskwestie – gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.6.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 12 december 2013 ter zitting behandeld. Bij deze behandeling zijn verzoekers niet verschenen. Mr. A.J.A.M. Brom is evenmin verschenen. De rechter is - hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld - niet ter zitting gehoord.

2.De grond van het wrakingsverzoek

2.1.
Als grond voor het wrakingsverzoek is onder meer het volgende aangevoerd. De advocaat stelt zich op het standpunt dat in deze zaak de onpartijdigheid van de kinderrechter om de volgende redenen is geschaad:
- De kinderrechter heeft al eerder een oordeel over de minderjarige geveld.
- In de procedure inzake OTS is aan de orde geweest het gezag van partijen over en de omgang van partijen met [X], welke onderwerpen in de thans aanhangige procedures opnieuw aan de orde zijn.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter stelt in een schriftelijke reactie d.d. 5 december 2013 onder meer het volgende:
“ De door verzoekers aangedragen gronden leveren geen feiten of omstandigheden op die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat ik ten opzichte van een van procespartijen vooringenomen ben. Het feit dat ik eerder een beslissing betreffende de minderjarige heb genomen, overigens meer dan vier jaar geleden, rechtvaardigt deze vrees voor vooringenomenheid niet. Verzoekers dragen buiten het feit “dat de kinderrechter al eerder over [X] geoordeeld heeft” geen gronden aan die deze vrees zouden rechtvaardigen.”

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
De wrakingskamer beoordeelt of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.2.
De vraag of sprake is van rechterlijke partijdigheid moet worden beantwoord aan de hand van twee criteria: het subjectieve en het objectieve criterium. Bij het subjectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een gebleken persoonlijke overtuiging en/of zodanig gedrag van een rechter, dat door een verzoeker de conclusie moet worden getrokken dat deze rechter partijdig is. Bij het objectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een bij een verzoeker bestaande, objectief gerechtvaardigde vrees dat de onpartijdigheid bij de rechter ontbreekt, waarbij ook de schijn van partijdigheid van belang is.
4.3.
Door verzoekers zijn geen feiten of omstandigheden gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van subjectieve partijdigheid. De wrakingskamer zal dan ook enkel beoordelen of er sprake geweest zou kunnen zijn van een objectieve partijdigheid.
4.4.
Ten aanzien van het objectieve criterium wordt het navolgende overwogen. Bij beslissing van 11 oktober 2013 heeft de wrakingskamer geoordeeld over het op 23 september 2013 door verzoeker [verzoeker 1] tegen mr. J.J.M. Wassenberg ingediend wrakingsverzoek. Mr. Wassenberg heeft ter zitting van 4 oktober 2013 onder meer verklaard dat hij niet bekend is met de minderjarige en dat hij bij zijn weten evenmin eerder betrokken
is geweest bij de zaak. Gebleken is dat mr. J.J.M. Wassenberg bij beschikking van 8 september 2009 de minderjarige [X] onder toezicht heeft gesteld.
4.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat de enkele feitelijke omstandigheid dat de rechter eerder heeft geoordeeld in een zaak tussen partijen niet kan leiden tot de aanname van objectiveerbare partijdigheid of een objectiveerbare schijn van partijdigheid bij de rechter. Het feit dat de rechter zich een eerdere betrokkenheid niet meer kan herinneren of zich daarin vergist, leidt evenmin tot de conclusie dat er sprake is van vooringenomenheid. Op grond van het bovenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek ongegrond is en daarom moet worden afgewezen.

5.Beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van mr. J.J.M. Wassenberg af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R. Kluin, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. F.L.G. Geisel, bijgestaan door P.J.C. Hendriks als griffier en uitgesproken op 16 december 2013.
Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open.