ECLI:NL:RBLIM:2013:12753

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
184377 A
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechters in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters mr. M.F.P. van Dooren, mr. J.A.G. van Baal en mr. R.M.M. Kleijkers. Verzoeker, die betrokken was bij drie bestuursrechtelijke zaken, had op 19 september 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.J.M. Bruijnzeels, de behandelend rechter. Deze rechter weigerde te berusten in de wraking, waarna een wrakingskamer werd samengesteld om het verzoek te behandelen. Echter, voordat het verzoek tot wraking door de wrakingskamer in een zitting werd behandeld, heeft verzoeker deze wrakingskamer gewraakt op 27 september 2013. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat verzoeker geen valide gronden heeft aangevoerd voor de wraking van de eerste wrakingskamer, en dat er geen sprake was van vooringenomenheid of schijn van partijdigheid. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure ter behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Bruijnzeels wordt voortgezet. Tevens is bepaald dat een volgend verzoek tot wraking op dezelfde of vergelijkbare gronden niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Publiek recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer : C/03/184377 / HA RK 13/119
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van wrakingszaken,
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te Roermond (hierna: verzoeker)
indiener van een verzoeke dat strekt tot wraking van:
mr. M.F.P. van Dooren, mr. J.A.G. van Baal en mr. R.M.M. Kleijkers

1.Het verloop van de procedure

Verzoeker is eiser in drie bestuursrechtelijke zaken die bij deze rechtbank zijn geregistreerd onder zaaknummer ROE 13/135 WW BR7. Verzoeker heeft bij brief van 19 september 2013 de behandeld rechter mr. P.J.M. Bruijnzeels gewraakt. De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Daarop is een wrakingskamer samengesteld met mr. Van Dooren als voorzitter en mr. Van Baal en mr. Kleijkers als leden. Door deze kamer is ter behandeling van het verzoek tot wraking van de rechter een zitting bepaald op 4 oktober 2013.
Bij brief van 27 september 2013 heeft verzoeker de griffie bericht de wrakingskamer (hierna: de eerste wrakingskamer) te wraken. De rechters van de voornoemde wrakingskamer hebben op 1 oktober 2013 medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Daarop is een nieuwe wrakingskamer samengesteld met mr. Beurskens als voorzitter en
mr. Vluggen en mr. Geisel als leden.

2.De beoordeling

De wrakingskamer beoordeelt het verzoek tot wraking van 27 september 2013 gericht tegen de eerste wrakingskamer.
Nu verzoeker de eerste wrakingskamer heeft gewraakt nog voordat het (eerste) verzoek tot wraking door deze kamer in een zitting zou worden behandeld (op, naar hierna zal blijken, niet valide gronden) ziet de wrakingskamer voldoende aanleiding geen toepassing te geven aan artikel 8:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De wrakingskamer stelt voorop dat de procedure voor de behandeling van een verzoek tot wraking vastligt in de wet. Daarin wordt de te volgen procedure geregeld, evenals de taken en bevoegdheden van de wrakingskamer en de partijen in dit kader.
Verzoeker heeft aangevoerd - kort en zakelijk weergegeven - dat de door de eerste wrakingskamer genomen beslissing om het (eerste) wrakingsverzoek te behandelen zonder daarbij verzoekers wens ten aanzien van het organiseren van een zitting ten behoeve van de drie verschillende zaken in acht te nemen, blijk geeft van vooringenomenheid van de wrakingskamer jegens verzoeker.
Verzoeker gaat kennelijk ervan uit dat zijn verzoek om mr. Bruijnzeels in drie zaken te wraken meebrengt dat sprake is van drie wrakingsverzoeken, die afzonderlijk behandeld dienen te worden. Naar de wrakingskamer begrijpt is het standpunt van verzoeker dat dit dient te gebeuren door drie verschillende wrakingskamers, tijdens drie afzonderlijke zittingen. Dit standpunt vindt geen steun in de wet; de wrakingskamer wijst op het bepaalde in artikel 8:14 van de Awb. Het standpunt van verzoeker dat de (eerste) wrakingskamer, door het wrakingsverzoek als één zaak te behandelen, jegens hem blijk heeft gegeven van een niet-onpartijdige instelling kan dan ook niet staande worden gehouden.
Bovendien heeft verzoeker in zijn wrakingsverzoek met betrekking tot de eerste wrakingskamer geen op de persoon van de rechter(s) betrekking hebbende feiten en omstandigheden aangevoerd. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat de eerste wrakingskamer geen blijk heeft gegeven van enige vooringenomenheid jegens verzoeker. Evenmin kan worden gezegd dat de schijn van partijdigheid niet is vermeden. De voorgaande overwegingen leiden de wrakingskamer tot het oordeel dat het verzoek tot wraking van 27 september 2013 betreffende de eerste wrakingskamer dient te worden afgewezen.
De wrakingskamer is van oordeel dat er geen beletsel bestaat dat de eerste wrakingskamer, bestaande uit mr. Van Dooren, mr. Van Baal en mr. Kleijkers zich een oordeel vormt over het wrakingsverzoek betreffende mr. Bruijnzeels.
Artikel 8:18, vierde lid, van de Awb geeft de wrakingskamer de bevoegdheid om in geval van misbruik te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker, door het indienen van een opvolgend wrakingsverzoek, dat gebaseerd is op gronden die in strijd komen met de opzet van de wrakingsprocedure en zonder de behandeling van en de beslissing op dat verzoek af te wachten, misbruik maakt van de bevoegdheid tot wraking. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking op de hier bedoelde gronden niet in behandeling wordt genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst af het verzoek tot wraking van 27 september 2013 van mr. Van Dooren,
mr. Van Baal en mr. Kleijkers;
- bepaalt dat de procedure ter behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Bruijnzeels wordt voortgezet ten overstaan van de eerste wrakingskamer, in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking van 27 september 2013;
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking, gedaan op dezelfde of vergelijkbare gronden als in het onderhavige verzoek, niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, voorzitter, en mr. F.A.G.M. Vluggen en
mr. F.L.G. Geisel leden, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2013.