ECLI:NL:RBLIM:2013:12409

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
03/700561-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een hoofdagent van politie, verlaten van de plaats van het ongeval en rijden onder invloed van alcohol

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 24 december 2013, stond de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling van een hoofdagent van politie, het verlaten van de plaats van een verkeersongeval en het rijden onder invloed van alcohol. De verdachte werd beschuldigd van het dichtknijpen van de keel van de hoofdagent, wat leidde tot een situatie waarin de agent in ademnood kwam. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van de agent had aanvaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om deel te nemen aan reclasseringstoezicht en werd hem het gebruik van alcohol en drugs verboden. De rechtbank hield rekening met de alcohol- en drugsproblematiek van de verdachte en de impact van zijn daden op het slachtoffer, die psychische gevolgen ondervond van de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700561-13
Datum uitspraak : 24 december 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Raadsman is mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Amsterdam.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2013.
Op die terechtzitting heeft de rechtbank de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. Op deze terechtzitting heeft het slachtoffer, [slachtoffer] genaamd, gebruik gemaakt van zijn spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 14 september 2013 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (hoofdagent van politie) van het leven te beroven, met dat opzet de keel/nek van die [slachtoffer] (met kracht) heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 september 2013 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (hoofdagent van politie), gedurende en/of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de keel van die [slachtoffer] (met kracht) heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval, dat had plaatsgevonden in de gemeente Heerlen op/aan het Mercuriuspad/de Apollolaan, op of omstreeks 14 september 2013 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten een parkeermeter toebehorende aan de gemeente Heerlen) schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 14 september 2013, in de gemeente Heerlen, als bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek 710 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer door een verwurging aan te leggen, waarbij de keel van het slachtoffer werd dichtgeknepen, en die verwurging vervolgens krachtiger aan te zetten, waardoor het slachtoffer in ademnood kwam. Slechts door tussenkomst van [verbalisant] is de voltooiing van de doodslag verhinderd. Hiertoe heeft de officier van justitie verwezen naar het proces-verbaal aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], het proces-verbaal aanhouding, het forensisch geneeskundig onderzoek en de aanvulling op dit onderzoek. Daarnaast heeft hij naar een vonnis van de rechtbank Arnhem van 10 april 2009 (LJN: BI0675) verwezen.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3:
De officier van justitie acht het onder feit 2 ten laste gelegde verlaten van de plaats van het ongeval door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Eveneens acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd, onder invloed van alcohol een personenauto heeft bestuurd. Hiertoe heeft hij verwezen naar het proces-verbaal van misdrijf, het proces-verbaal aanhouding, het proces-verbaal verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [getuige], het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de aangifte van de gemeente Heerlen en het proces-verbaal verhoor verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij verwezen naar een vonnis van de rechtbank Utrecht van 17 april 2012 (LJN: BW 460). Volgens de raadsman moet er, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van poging doodslag of poging zware mishandeling, sprake zijn van een zekere intensiteit van de handelingen. Dit kan blijken uit bijvoorbeeld bewustzijnsverlies en/of letsel. Tevens is de duur van het dichtknijpen van de keel en de kracht waarmee dit gebeurde van belang. In casu kan in de visie van de raadsman aan de hand van het geconstateerde letsel en de foto’s die daarvan zijn gemaakt, niet worden afgeleid hoe lang en met welke kracht verdachte de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen. Evenmin kan uit voornoemde bewijsmiddelen worden afgeleid of verdachte de aangezette verwurging krachtiger - zoals [slachtoffer] heeft verklaard - heeft aangezet. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] en het proces-verbaal aanhouding dat het slachtoffer wel om hulp kon roepen en dat verbalisant [verbalisant] dat ook heeft gehoord, terwijl het portier van het dienstvoertuig was gesloten. Gelet op al deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat verdachte door zijn gedragingen de aanmerkelijk kans op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in het leven heeft geroepen.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3:
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Getuige [getuige], die zich 14 september 2013 op de parkeerplaats, gelegen op het Homerusplein in Heerlen, bevond, hoorde opeens dat een auto met gierende banden en met grote snelheid over de Homerusstraat reed. Daarna hoorde hij piepende remmen en de klap van een aanrijding. [getuige] is daarop met zijn auto naar de kruising van de Apollolaan/Homerusstraat te Heerlen gereden. Aldaar zag hij dat een zwarte Volkswagen Golf tegen een parkeermeter was gereden en nog met zijn voorzijde nabij de paal van deze parkeermeter stond. De bestuurder van de Volkswagen stapte uit zijn auto, zag [getuige] en riep tegen hem: “Ga je me aanhouden?”. Daarop rende de bestuurder weg over de Mercuriusstraat in de richting van de Valkenburgerweg te Heerlen. De bestuurder droeg een wit T-shirt, en had een zwarte jas in zijn hand. [getuige] heeft vervolgens de politie gebeld. [2]
Op 14 september 2013 kregen de verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant], beiden hoofdagent van politie, opdracht naar het Mercuriuspad te Heerlen te rijden, waar een personenauto tegen een parkeermeterpaal was gereden. De bestuurder van voornoemde auto had de plaats van de aanrijding verlaten. Hij zou een wit T-shirt dragen en een zwarte jas in zijn hand hebben. De verbalisanten gingen ter plaatse en zagen op de Valkenburgerweg te Heerlen een man lopen die een wit T-shirt en een donkere jas droeg. Deze man liep vanuit het Mercuriuspad in de richting van het centrum van Heerlen. De verbalisanten spraken de man vervolgens aan en vroegen hem naar zijn personalia, waarna de man aangaf [verdachte], geboren op [geboortedatum], te zijn. Desgevraagd door de verbalisanten verklaarde [verdachte] dat hij in de stad was geweest en nu op weg was naar zijn auto, een zwarte Volkswagen Golf. [3]
Verbalisant [slachtoffer] rook om 04.47 uur dat de uitgeademde lucht van [verdachte] naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook. [4] Hij heeft [verdachte] gevraagd in het dienstvoertuig te stappen en nam vervolgens links achterin het voertuig plaats naast [verdachte]. Vervolgens zijn de verbalisanten met [verdachte] naar het Mercuriuspad/de Apollolaan gereden, alwaar zij een beschadigde zwarte Volkswagen Golf voor een beschadigde parkeermeter zagen staan. Omdat de autosleutel die [verdachte] bij zich droeg paste op de auto, werd [verdachte] vervolgens aangehouden ter zake van het verlaten van de plaats ongeval en het rijden onder invloed van alcohol.
Verbalisant [slachtoffer] bleef links naast verdachte in het dienstvoertuig zitten, terwijl [verbalisant] de aangetroffen situatie fotografeerde. Verdachte begon [slachtoffer] te provoceren en bewoog in de richting van [slachtoffer]. [slachtoffer] had op dat moment de indruk dat verdachte langs hem wilde gaan en probeerde hem daarop tegen de rugleuning en het linker achterportier te fixeren. [5]
Daarna voelde [slachtoffer] dat verdachte met beide handen een verwurging om zijn nek en keel aanlegde en zijn keel met kracht dichtkneep. Hij heeft toen naar zijn collega geroepen, maar kon vanwege de verwurging niet luid roepen. Verdachte bleef volgens [slachtoffer] een grote druk op zijn keel uitoefenen, waardoor hij steeds moeilijker kon ademen. Ook bleef verdachte de druk op de verwurging verhogen waardoor [slachtoffer] op een bepaald moment geen adem meer kon halen en voelde dat hij zuurstofgebrek kreeg. [slachtoffer] merkte op dat moment dat hij het bewustzijn begon te verliezen. Op een bepaalde moment voelde [slachtoffer] dat de druk van de verwurging minder werd en dat hij weer kon ademhalen. [6]
Verbalisant [verbalisant] hoorde dat [slachtoffer] tweemaal met een gebroken/paniekerige stem “[voornaam verbalisant]” riep. Daarop is hij naar het dienstvoertuig gerend. Hij opende het achterportier en zag dat verdachte een verwurging had aangelegd bij [slachtoffer]. [verbalisant] legde vervolgens een verwurging aan bij verdachte en zag dat verdachte de verwurging bij [slachtoffer] losliet en dat [slachtoffer] onder de verwurging uit kwam. [7] Verdachte werd daarop overgebracht naar het politiebureau.
Op het politiebureau te Heerlen heeft verdachte op 14 september 2013 te 05.53 uur aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, onder a van de Wegenverkeerswet 1994 deelgenomen. Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek met als onderzoeksresultaat dat het alcoholgehalte in de uitgeademde lucht van verdachte 710 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht betrof. Daarop werd het rijbewijs van verdachte ingevorderd. Uit het rijbewijs bleek dat de eerste afgifte op 3 januari 2013 heeft plaatsgevonden. [8]
[slachtoffer] werd op 14 september 2013 door forensisch arts H. van der Loo onderzocht. In de halsstreek van [slachtoffer], vooral links tussen het strottenhoofd en de zijkant van de hals, zag de forensisch arts een lichte zwelling en roodheid, duidend op een schaafwond. Met wit licht werd onder het linkeroor een twee centimeter brede en zes centimeter lange zwelling/roodheid geconstateerd. Voorts zag de forensisch arts onder het rechteroor een vijf millimeter brede en zes centimeter lange zwelling/roodheid. Hij concludeerde dat de waargenomen en beschreven letsels de verklaring van [slachtoffer], dat hij in een wurggreep was genomen, staven. [9]
Op 19 september 2013 werd [slachtoffer] aanvullend onderzocht door forensisch geneeskundige F.J.A. Poettgens. Bij (geel) forensisch licht werden bij [slachtoffer] zowel aan de rechterzijde als aan de linkerzijde van het hoofd en in de halsstreek diverse donkere plekken (bloeduitstortingen) vastgesteld. [10]
[naam 1] heeft op 24 september 2013 namens de gemeente Heerlen aangifte gedaan ter zake van het verlaten van de plaats van het ongeval. [naam 1] werd op 16 september 2013 geïnformeerd dat een bestuurder met zijn personenauto tegen een parkeermeter op het Mercuriuspad te Heerlen was gereden, waarbij deze parkeermeter was beschadigd. De bestuurder van de personenauto heeft de plaats van het ongeval vervolgens verlaten, zonder zijn identiteit bekend te maken. [11]
Poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling?
De vraag is aan de orde of verdachte door het dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel van [slachtoffer] opzet heeft gehad op het overlijden van [slachtoffer]. Uit de verklaring van verdachte kan dat opzet niet worden afgeleid, omdat verdachte - naar eigen zeggen - zich slechts kan herinneren dat hij op stap is geweest en alcohol heeft gedronken. Rest de vraag of het opzet op de dood van [slachtoffer] kan worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen.
Uit de verklaring van [slachtoffer], het proces-verbaal aanhouding en het geconstateerde letsel leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer] in een verwurging om zijn keel en nek heeft gepakt en de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden. Dichtknijpen van de keel kan dodelijk letsel tot gevolg hebben, maar dat is niet automatisch het geval. In dit geval acht de rechtbank die kans niet aanmerkelijk, omdat op basis van de bewijsmiddelen niet vast is komen te staan hoe lang verdachte de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen. Ook kan uit het - op de ochtend na het incident - geconstateerde letsel, te weten zwellingen/roodheid, duidend op een schaafwond, en de - vijf dagen later - geconstateerde bloeduitstortingen die alleen bij (geel) forensisch licht te zien waren, niet worden afgeleid hoeveel druk verdachte op de keel van [slachtoffer] heeft gezet. Evenmin kan daaruit worden afgeleid of verdachte die druk - zoals [slachtoffer] heeft verklaard - op enig moment heeft verhoogd. Hoewel [slachtoffer] heeft verklaard dat hij dreigde zijn bewustzijn te verliezen, blijkt uit het proces-verbaal aanhouding dat verbalisant [verbalisant] hem hoorde roepen met een paniekerige stem. [verbalisant] heeft in voornoemd proces-verbaal gerelateerd dat hij het portier van het dienstvoertuig opentrok, waaruit de rechtbank afleidt dat dit portier op dat moment afgesloten was. Uit geen van de bewijsmiddelen blijkt echter op welke afstand van het dienstvoertuig [verbalisant] zich op dat moment bevond. Aldus is het paniekerig roepen van [slachtoffer] ook geen omstandigheid waaruit de druk die verdachte op de keel van [slachtoffer] heeft gezet, kan worden afgeleid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelen zou komen te overlijden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte door voornoemd handelen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer].
De rechtbank overweegt dat het gedurende langere tijd met kracht dichtknijpen van iemands keel in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich meebrengt dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Immers bevinden zich op die plaats kwetsbare en vitale weke delen van de hals. Ook zou een gebrek aan zuurstof gedurende langere tijd tot een hersenbeschadiging kunnen leiden.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij door de druk die verdachte op zijn keel uitoefende op een bepaald moment geen adem meer kon halen en dat hij merkte dat hij een gebrek aan zuurstof kreeg. Ook heeft [slachtoffer] verklaard niet bewust waargenomen te hebben dat verbalisant [verbalisant] het portier van het dienstvoertuig opende en een verwurging bij verdachte aanlegde. Daarnaast blijkt dat de forensisch arts enkele uren na het voorval een zwelling/roodheid, duidend op een schaafwond, onder het linker- en het rechteroor van [slachtoffer] constateerde. Een vijftal dagen na het incident werd door de forensisch geneeskundige vastgesteld dat onder (geel) forensisch licht is te zien dat [slachtoffer] bloeduitstortingen heeft in de halsstreek.
De rechtbank is, gelet op de verklaring van [slachtoffer] en het geconstateerde letsel, van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte de keel van [slachtoffer] enige tijd heeft dichtgeknepen en dat dit met een bepaalde kracht is gebeurd. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het dichtknijpen van de hals van [slachtoffer] door verdachte met voldoende intensiteit is geschied om een poging tot zware mishandeling op te leveren. In dit verband overweegt de rechtbank in het bijzonder dat het door verbalisant [verbalisant] aanleggen van een verwurging bij verdachte voltooiing van de zware mishandeling heeft voorkomen. Het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair
op 14 september 2013 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer], hoofdagent van politie, gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de keel van die [slachtoffer] met kracht heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval, dat had plaatsgevonden in de gemeente Heerlen op het Mercuriuspad, op 14 september 2013 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan de gemeente Heerlen schade was toegebracht aan een haar toebehorende parkeermeter;
feit 3
op 14 september 2013 in de gemeente Heerlen, als bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek 710 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde, nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf en maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht wordt verbonden, ook indien dit inhoudt dat verdachte deelneemt aan de gedragsinterventie GI-GGZ Alcohol en Geweld en dat het verdachte wordt verboden alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Daartoe moet de verdachte zich in de visie van de officier van justitie bij de reclassering melden. Ook heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 3 gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden wordt opgelegd, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien ten aanzien van feit 1 een bewezenverklaring zou volgen - een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk zou moeten zijn aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van een politieagent, het verlaten van de plaats van het ongeval en het besturen van een personenauto onder invloed van alcohol.
Verdachte heeft bij [slachtoffer] - nadat deze hem had aangehouden - een verwurging aangelegd, waarbij hij [slachtoffer] de keel dichtkneep en dichtgeknepen heeft gehouden. Verdachte liet deze verwurging pas los op het moment dat hoofdagent [verbalisant] een verwurging bij hem aanlegde. [slachtoffer] heeft door het handelen van verdachte lichte verwondingen opgelopen. Daarnaast heeft de poging tot zware mishandeling, zoals blijkt uit de door [slachtoffer] afgelegde slachtofferverklaring ter terechtzitting, naast lichamelijke ook psychische gevolgen voor hem gehad. Hij slaapt tot op heden slechts twee à drie uren per nacht en kan zich slecht concentreren. Ten gevolge daarvan heeft [slachtoffer] zich ziek moeten melden en heeft hij zich onder behandeling van een psycholoog moeten stellen.
Zware mishandeling, zoals hierboven omschreven, is een ernstig strafbaar feit. In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is een oriëntatiepunt vastgesteld voor het bestraffen van zware mishandeling zonder gebruik te maken van een wapen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Voor zover het feit is begaan tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening - zoals in de onderhavige zaak - kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd. Met deze laatste omstandigheid houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening. Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het bij een poging tot zware mishandeling is gebleven.
Voor het bestraffen van het besturen onder invloed van alcohol van een motorrijtuig door een beginnend bestuurder is in het LOVS ook een oriëntatiepunt vastgesteld, te weten een geldboete van € 750,00 en onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. In het LOVS is geen oriëntatiepunt vastgesteld voor het verlaten van de plaats van het ongeval. In soortgelijke gevallen legt de rechtbank doorgaans een geldboete op ter hoogte van € 250,00. De rechtbank acht het, gelet op de omstandigheden waaronder de feiten werden gepleegd, thans niet passend en geboden dat aan verdachte een geldboete wordt opgelegd ter zake de bewezen verklaarde feiten 2 en 3.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffende strafblad, waaruit blijkt dat hij recentelijk meermalen voor geweldsgerelateerde feiten is veroordeeld. In onderhavige zaak is opnieuw sprake van een geweldsgerelateerd feit; de rechtbank zal daar dan ook ten nadele van verdachte rekening mee houden.
Voorts heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies dat d.d. 28 november 2013 door GGZ Reclassering Limburg werd opgesteld. Uit dat advies blijkt onder meer dat verdachte de geweldsrelateerde feiten waarvoor hij in het verleden is veroordeeld onder invloed van alcohol heeft gepleegd. Verdachte heeft in dit verband ter terechtzitting verklaard dat hij geen grens kent bij het gebruik van alcohol en dat hij zich steeds niets van zijn handelingen kan herinneren als hij alcohol heeft gebruikt.
De rechtbank acht het bijzonder kwalijk dat verdachte - hoewel hij weet dat alcohol een slechte invloed op hem heeft - toch alcohol drinkt en zichzelf vervolgens in een situatie brengt, waarvan hij weet dat het slecht kan aflopen. Bovendien neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, niet alleen onder invloed van alcohol was, maar ook een jointje had gerookt en cocaïne had gebruikt. De rechtbank zal daar dan ook ten nadele van verdachte rekening mee houden.
De reclassering heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waaraan - ter verlaging van het recidiverisico - als bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden dat verdachte deelneemt aan de gedragsinterventie GI-GGZ Alcohol en Geweld en dat het verdachte wordt verboden alcohol en drugs te gebruiken zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. Daartoe moet verdachte zich bij de GGZ Reclassering Limburg melden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij overal aan mee wil werken om van de alcohol af te blijven.
De rechtbank acht het, alles in ogenschouw nemende, passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, wordt opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. Aan die voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden, ook indien dat inhoudt deelname aan de gedragsinterventie GI-GGZ Alcohol en Geweld en het verbod alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. Ook moet verdachte zich bij de reclassering melden en blijven melden, zolang de reclassering dat nodig acht.
Daarnaast acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte ter zake van feit 3 een onvoorwaardelijke ontzegging van de duur van 6 maanden wordt opgelegd, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de GGZ Reclassering Limburg, ook als dat inhoudt:
  • dat verdachte moet deelnemen aan de gedragsinterventie GI-GGZ Alcohol en geweld;
  • dat het verdachte is verboden alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal worden ondersteund door middel van urinecontroles en ademtesten;
  • dat verdachte zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet melden bij Justitiële Verslavingszorg Limburg, Mondriaan te Sittard (telefoonnummer 046-457 10 64);
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel:
  • ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden,
  • bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. W.F.J. Aalderink en mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 december 2013.
Buiten staat:
mr. I.P. de Groot is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700561-13
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 24 december 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 10 december 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Amsterdam.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013100462 d.d. 29 september 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 80 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], d.d. 14 september 2013, p. 19 en 20.
3.Proces-verbaal aanhouding, d.d. 14 september 2013, opgemaakt door [slachtoffer] en [verbalisant], p. 34 en 35.
4.Proces-verbaal misdrijf, d.d. 16 september 2013, opgemaakt door [slachtoffer], [verbalisant] en [naam 2], p. 68.
5.Proces-verbaal aanhouding, d.d. 14 september 2013, opgemaakt door [slachtoffer] en [verbalisant], p. 35 en 36.
6.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 september 2013, p. 14.
7.Proces-verbaal aanhouding, d.d. 14 september 2013, opgemaakt door [slachtoffer] en [verbalisant], p. 36.
8.Proces-verbaal misdrijf, d.d. 16 september 2013, p. 69.
9.Forensisch geneeskundig onderzoek, d.d. 14 september 2013, p. 21 en 22.
10.Aanvulling op de rapportage van collega Hans van der Loo d.d. 14-09-2013, d.d. 22 september 2013, p. 23.
11.Proces-verbaal aangifte, d.d. 24 september 2013, p. 17 en 18.