4.3Het oordeel van de rechtbank
Getuige [getuige], die zich 14 september 2013 op de parkeerplaats, gelegen op het Homerusplein in Heerlen, bevond, hoorde opeens dat een auto met gierende banden en met grote snelheid over de Homerusstraat reed. Daarna hoorde hij piepende remmen en de klap van een aanrijding. [getuige] is daarop met zijn auto naar de kruising van de Apollolaan/Homerusstraat te Heerlen gereden. Aldaar zag hij dat een zwarte Volkswagen Golf tegen een parkeermeter was gereden en nog met zijn voorzijde nabij de paal van deze parkeermeter stond. De bestuurder van de Volkswagen stapte uit zijn auto, zag [getuige] en riep tegen hem: “Ga je me aanhouden?”. Daarop rende de bestuurder weg over de Mercuriusstraat in de richting van de Valkenburgerweg te Heerlen. De bestuurder droeg een wit T-shirt, en had een zwarte jas in zijn hand. [getuige] heeft vervolgens de politie gebeld.
Op 14 september 2013 kregen de verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant], beiden hoofdagent van politie, opdracht naar het Mercuriuspad te Heerlen te rijden, waar een personenauto tegen een parkeermeterpaal was gereden. De bestuurder van voornoemde auto had de plaats van de aanrijding verlaten. Hij zou een wit T-shirt dragen en een zwarte jas in zijn hand hebben. De verbalisanten gingen ter plaatse en zagen op de Valkenburgerweg te Heerlen een man lopen die een wit T-shirt en een donkere jas droeg. Deze man liep vanuit het Mercuriuspad in de richting van het centrum van Heerlen. De verbalisanten spraken de man vervolgens aan en vroegen hem naar zijn personalia, waarna de man aangaf [verdachte], geboren op [geboortedatum], te zijn. Desgevraagd door de verbalisanten verklaarde [verdachte] dat hij in de stad was geweest en nu op weg was naar zijn auto, een zwarte Volkswagen Golf.
Verbalisant [slachtoffer] rook om 04.47 uur dat de uitgeademde lucht van [verdachte] naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook.Hij heeft [verdachte] gevraagd in het dienstvoertuig te stappen en nam vervolgens links achterin het voertuig plaats naast [verdachte]. Vervolgens zijn de verbalisanten met [verdachte] naar het Mercuriuspad/de Apollolaan gereden, alwaar zij een beschadigde zwarte Volkswagen Golf voor een beschadigde parkeermeter zagen staan. Omdat de autosleutel die [verdachte] bij zich droeg paste op de auto, werd [verdachte] vervolgens aangehouden ter zake van het verlaten van de plaats ongeval en het rijden onder invloed van alcohol.
Verbalisant [slachtoffer] bleef links naast verdachte in het dienstvoertuig zitten, terwijl [verbalisant] de aangetroffen situatie fotografeerde. Verdachte begon [slachtoffer] te provoceren en bewoog in de richting van [slachtoffer]. [slachtoffer] had op dat moment de indruk dat verdachte langs hem wilde gaan en probeerde hem daarop tegen de rugleuning en het linker achterportier te fixeren.
Daarna voelde [slachtoffer] dat verdachte met beide handen een verwurging om zijn nek en keel aanlegde en zijn keel met kracht dichtkneep. Hij heeft toen naar zijn collega geroepen, maar kon vanwege de verwurging niet luid roepen. Verdachte bleef volgens [slachtoffer] een grote druk op zijn keel uitoefenen, waardoor hij steeds moeilijker kon ademen. Ook bleef verdachte de druk op de verwurging verhogen waardoor [slachtoffer] op een bepaald moment geen adem meer kon halen en voelde dat hij zuurstofgebrek kreeg. [slachtoffer] merkte op dat moment dat hij het bewustzijn begon te verliezen. Op een bepaalde moment voelde [slachtoffer] dat de druk van de verwurging minder werd en dat hij weer kon ademhalen.
Verbalisant [verbalisant] hoorde dat [slachtoffer] tweemaal met een gebroken/paniekerige stem “[voornaam verbalisant]” riep. Daarop is hij naar het dienstvoertuig gerend. Hij opende het achterportier en zag dat verdachte een verwurging had aangelegd bij [slachtoffer]. [verbalisant] legde vervolgens een verwurging aan bij verdachte en zag dat verdachte de verwurging bij [slachtoffer] losliet en dat [slachtoffer] onder de verwurging uit kwam.Verdachte werd daarop overgebracht naar het politiebureau.
Op het politiebureau te Heerlen heeft verdachte op 14 september 2013 te 05.53 uur aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, onder a van de Wegenverkeerswet 1994 deelgenomen. Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek met als onderzoeksresultaat dat het alcoholgehalte in de uitgeademde lucht van verdachte 710 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht betrof. Daarop werd het rijbewijs van verdachte ingevorderd. Uit het rijbewijs bleek dat de eerste afgifte op 3 januari 2013 heeft plaatsgevonden.
[slachtoffer] werd op 14 september 2013 door forensisch arts H. van der Loo onderzocht. In de halsstreek van [slachtoffer], vooral links tussen het strottenhoofd en de zijkant van de hals, zag de forensisch arts een lichte zwelling en roodheid, duidend op een schaafwond. Met wit licht werd onder het linkeroor een twee centimeter brede en zes centimeter lange zwelling/roodheid geconstateerd. Voorts zag de forensisch arts onder het rechteroor een vijf millimeter brede en zes centimeter lange zwelling/roodheid. Hij concludeerde dat de waargenomen en beschreven letsels de verklaring van [slachtoffer], dat hij in een wurggreep was genomen, staven.
Op 19 september 2013 werd [slachtoffer] aanvullend onderzocht door forensisch geneeskundige F.J.A. Poettgens. Bij (geel) forensisch licht werden bij [slachtoffer] zowel aan de rechterzijde als aan de linkerzijde van het hoofd en in de halsstreek diverse donkere plekken (bloeduitstortingen) vastgesteld.
[naam 1] heeft op 24 september 2013 namens de gemeente Heerlen aangifte gedaan ter zake van het verlaten van de plaats van het ongeval. [naam 1] werd op 16 september 2013 geïnformeerd dat een bestuurder met zijn personenauto tegen een parkeermeter op het Mercuriuspad te Heerlen was gereden, waarbij deze parkeermeter was beschadigd. De bestuurder van de personenauto heeft de plaats van het ongeval vervolgens verlaten, zonder zijn identiteit bekend te maken.
Poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling?
De vraag is aan de orde of verdachte door het dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel van [slachtoffer] opzet heeft gehad op het overlijden van [slachtoffer]. Uit de verklaring van verdachte kan dat opzet niet worden afgeleid, omdat verdachte - naar eigen zeggen - zich slechts kan herinneren dat hij op stap is geweest en alcohol heeft gedronken. Rest de vraag of het opzet op de dood van [slachtoffer] kan worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen.
Uit de verklaring van [slachtoffer], het proces-verbaal aanhouding en het geconstateerde letsel leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer] in een verwurging om zijn keel en nek heeft gepakt en de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden. Dichtknijpen van de keel kan dodelijk letsel tot gevolg hebben, maar dat is niet automatisch het geval. In dit geval acht de rechtbank die kans niet aanmerkelijk, omdat op basis van de bewijsmiddelen niet vast is komen te staan hoe lang verdachte de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen. Ook kan uit het - op de ochtend na het incident - geconstateerde letsel, te weten zwellingen/roodheid, duidend op een schaafwond, en de - vijf dagen later - geconstateerde bloeduitstortingen die alleen bij (geel) forensisch licht te zien waren, niet worden afgeleid hoeveel druk verdachte op de keel van [slachtoffer] heeft gezet. Evenmin kan daaruit worden afgeleid of verdachte die druk - zoals [slachtoffer] heeft verklaard - op enig moment heeft verhoogd. Hoewel [slachtoffer] heeft verklaard dat hij dreigde zijn bewustzijn te verliezen, blijkt uit het proces-verbaal aanhouding dat verbalisant [verbalisant] hem hoorde roepen met een paniekerige stem. [verbalisant] heeft in voornoemd proces-verbaal gerelateerd dat hij het portier van het dienstvoertuig opentrok, waaruit de rechtbank afleidt dat dit portier op dat moment afgesloten was. Uit geen van de bewijsmiddelen blijkt echter op welke afstand van het dienstvoertuig [verbalisant] zich op dat moment bevond. Aldus is het paniekerig roepen van [slachtoffer] ook geen omstandigheid waaruit de druk die verdachte op de keel van [slachtoffer] heeft gezet, kan worden afgeleid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelen zou komen te overlijden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte door voornoemd handelen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer].
De rechtbank overweegt dat het gedurende langere tijd met kracht dichtknijpen van iemands keel in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich meebrengt dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Immers bevinden zich op die plaats kwetsbare en vitale weke delen van de hals. Ook zou een gebrek aan zuurstof gedurende langere tijd tot een hersenbeschadiging kunnen leiden.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij door de druk die verdachte op zijn keel uitoefende op een bepaald moment geen adem meer kon halen en dat hij merkte dat hij een gebrek aan zuurstof kreeg. Ook heeft [slachtoffer] verklaard niet bewust waargenomen te hebben dat verbalisant [verbalisant] het portier van het dienstvoertuig opende en een verwurging bij verdachte aanlegde. Daarnaast blijkt dat de forensisch arts enkele uren na het voorval een zwelling/roodheid, duidend op een schaafwond, onder het linker- en het rechteroor van [slachtoffer] constateerde. Een vijftal dagen na het incident werd door de forensisch geneeskundige vastgesteld dat onder (geel) forensisch licht is te zien dat [slachtoffer] bloeduitstortingen heeft in de halsstreek.
De rechtbank is, gelet op de verklaring van [slachtoffer] en het geconstateerde letsel, van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte de keel van [slachtoffer] enige tijd heeft dichtgeknepen en dat dit met een bepaalde kracht is gebeurd. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het dichtknijpen van de hals van [slachtoffer] door verdachte met voldoende intensiteit is geschied om een poging tot zware mishandeling op te leveren. In dit verband overweegt de rechtbank in het bijzonder dat het door verbalisant [verbalisant] aanleggen van een verwurging bij verdachte voltooiing van de zware mishandeling heeft voorkomen. Het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.