ECLI:NL:RBLIM:2013:12130

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
03/855257-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en culpoos veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel tijdens een feest in België

Op 17 december 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van zware mishandeling en het culpoos veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. De zaak was ontstaan naar aanleiding van een incident op 21 april 2013 tijdens een feest in Lanaken, België, waarbij het slachtoffer, [naam slachtoffer], ernstig letsel aan haar rechteroog opliep door een glas dat door de verdachte zou zijn geslagen. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het letsel opzettelijk had veroorzaakt.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen beoordeeld, maar concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om opzet of aanmerkelijke schuld van de verdachte vast te stellen. Het slachtoffer had verklaard dat zij plotseling een glas in haar gezicht kreeg, maar er was geen directe getuige die kon bevestigen dat de verdachte dit glas had geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar had willen verhullen dat zij betrokken was bij het incident, maar dat dit niet automatisch betekende dat zij opzettelijk of onvoorzichtig had gehandeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat zij het letsel had veroorzaakt. De benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer en haar vader, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/855257-13
Datum uitspraak: 17 december 2013
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2013 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[naam verdachte],
geboren te[geboortegegevens verdachte],
wonende aan het [adres verdachte].

1.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 21 april 2013, te Lanaken (België) aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (perforatie rechter oogbal), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht een (wijn)glas tegen het gezicht stuk te slaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 21 april 2013, te Lanaken (België) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), een (wijn)glas met kracht tegen het gezicht heeft stukgeslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (perforatie rechter oogbal), althans
enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 21 april 2013 te Smeermaas, in elk geval in België, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig - terwijl zij een glas in haar hand had - een of meer slaande en/of duwende en/of gooiende bewegingen, in elk geval een of meer armbewegingen in de richting van (het gezicht van) [naam slachtoffer] heeft gemaakt, waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten ooglid- en oogbolletsel en/of blindheid aan één oog, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.

2.De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte op 21 april 2013 te Lanaken/Smeermaas met een glas onherstelbaar oogletsel en andere verwondingen heeft toegebracht aan [naam slachtoffer]. Niet bewezen kan worden dat verdachte dit letsel opzettelijk heeft toegebracht. Er is sprake geweest van aanmerkelijke schuld.
Volgens de officier van justitie heeft verdachte wijn in het gezicht van [naam slachtoffer] willen gooien, terwijl de zaal overvol was en mensen dicht op elkaar stonden. Ook werd er geduwd en stond er een rookmachine te blazen. Verdachte had er onder die omstandigheden rekening mee moeten houden dat zij [naam slachtoffer] zou raken en ernstig zou verwonden en is daarom aanmerkelijk onvoorzichtig geweest. Dit levert een ernstig misdrijf op en de officier van justitie heeft oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden gevorderd met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er is volgens de raadsman onvoldoende wettig, laat staan overtuigend, bewijs in deze zaak. Verdachte ontkent het letsel te hebben toegebracht aan [naam slachtoffer].
De raadsman heeft onder meer naar voren gebracht dat uit het bewijs van het dossier niet kan worden vastgesteld hoe [naam slachtoffer] aan haar letsel is gekomen. Geen van de betrokkenen heeft gezien wat er is gebeurd en het is zelfs onzeker of het letsel wel is ontstaan door een glas.
Verder heeft de raadsman verweren gevoerd strekkende tot bewijsuitsluiting.
Overwegingen en conclusies van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
Op 21 april 2013 heeft [naam slachtoffer] zeer ernstige verwondingen opgelopen tijdens een feest in Smeermaas. Haar rechteroogbol werd dusdanig geperforeerd, dat het oog onherstelbaar is beschadigd en zij blijvend blind is geworden aan dit oog. Daarnaast heeft zij een ernstige snijwond bij haar oog opgelopen die gehecht moest worden. Ter terechtzitting is verder, mede door de door [naam slachtoffer] voorgelezen slachtofferverklaring, naar voren gekomen dat [naam slachtoffer] zeer ernstige bijkomende klachten heeft aan haar oog, meerdere oogoperaties heeft ondergaan en altijd medische zorg nodig zal hebben, nog los van de grote psychische gevolgen die zij ervaart.
De eerste vraag die de rechtbank beantwoorden moet, is hoe dit letsel is ontstaan. In het verlengde daarvan komt de vraag aan de orde of er iemand kan worden aangewezen die het letsel, al dan niet opzettelijk, heeft toegebracht. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
[naam slachtoffer] heeft verklaard dat zij plotseling een glas in haar gezicht geslagen kreeg tijdens het feest, op het ogenblijk dat er een rookpluim de zaal in werd geblazen. [naam slachtoffer] heeft echter niet daadwerkelijk gezien dat het om een glas ging: zij voelde een felle klap in haar gezicht. Zij heeft ook niet gezien wie haar deze klap toebracht. Ook de rookpluim heeft zij niet waargenomen; dat is haar achteraf verteld. Meteen na de klap bracht zij haar handen naar haar oog en vervolgens zag [naam slachtoffer] dat haar handen vol bloed zaten.
[naam slachtoffer] beschrijft verder hoe deze gebeurtenis voorafging door voor haar ongewenst fysiek contact met een ander meisje,[M.], die in gezelschap was van verdachte en een ander meisje.
In het ziekenhuis in Genk bleek hoe ernstig het letsel was en [naam slachtoffer] werd verwezen naar het Universitair Ziekenhuis in Leuven. Vervolgens werden er vele getuigenverklaringen opgenomen door de Belgische politie, maar opvallend is dat niemand gezien heeft wat er precies is gebeurd.
Uit het letsel zelf kan de rechtbank desalniettemin buiten twijfel de conclusie trekken dat het is veroorzaakt door een scherp voorwerp en de conclusie ligt voor de hand dat dit een (gebroken) glas is geweest.
De vervolgvraag is dan of verdachte, die niet heeft betwist dat zij die avond wijn uit een glas dronk, degene is geweest die het letsel heeft toegebracht. Voor de beantwoording van die vraag zijn van belang de verklaringen van verdachte zelf en de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1], [naam getuige 2] en[naam getuige 3]. Deze getuigen hebben zaken gezien en gehoord die belastend zijn voor verdachte en de verklaringen bergen tezamen voldoende wettig bewijs in zich om aan te nemen dat verdachte de verwondingen van [naam slachtoffer] heeft veroorzaakt. Zo heeft [naam getuige 2] verdachte een armbeweging zien maken richting [naam slachtoffer] en onmiddellijk daarna hoorde hij [naam slachtoffer] luid schreeuwen. [naam getuige 1] en[naam getuige 3] hebben gezien dat verdachte, kort nadat [naam slachtoffer] gewond was geraakt, bloedende wondjes aan haar hand had. [naam getuige 1] heeft bovendien verklaard dat verdachte tegen haar verteld heeft dat zij de fout was, omdat verdachte wijn uit haar glas naar [naam slachtoffer] wilde gooien en [naam slachtoffer] toen met haar gezicht naar voren is gekomen, waardoor het glas tegen haar oog terecht kwam. Verdachte zelf heeft zich vervolgens in een lastig parket gebracht door wisselende en zelfs leugenachtige verklaringen af te leggen ten aanzien van de wondjes aan haar rechterhand.
Vastgesteld kan namelijk worden dat verdachte, kort nadat [naam slachtoffer] gewond was geraakt, snijwondjes aan de binnenzijde van haar rechterhand had. Deze wondjes bloedden en het bloeden wilde niet snel stoppen. Dit blijkt uit de verklaringen van [naam getuige 1] en[naam getuige 3]. Verdachte meldt dit echter kennelijk niet aan de politie, als zij verhoord wordt op de avond zelf. Later, op 24 april 2013, zegt verdachte spontaan dat zij de wondjes die de politie ziet aan haar hand, heeft opgelopen door zich vast te pakken aan een leuning, toen zij buiten op de trap gevallen was. Weer later, op 2 mei 2013, ontkent verdachte dat zij bloedende wondjes had. Verder stelt zij, als men haar voorhoudt dat de desbetreffende leuning te glad is om verwondingen te kunnen veroorzaken en dat gebleken was dat zij bloedende, verse wondjes had, dat zij zich verwond heeft aan leuning van een andere trap. Uiteindelijk erkent verdachte dat zij wel degelijk een bloedend snijwondje had in de feestzaal zelf en wel kort nadat [naam slachtoffer] gewond was geraakt. Verder erkent verdachte dat zij haar eerste versie over het ontstaan van wondjes aan haar hand heeft afgestemd met [naam getuige 1], die aanvankelijk met hetzelfde verhaal kwam, maar daarop vervolgens is teruggekomen.
Deze wisselende en onwaarachtige manier van verklaren heeft verdachte ter terechtzitting naar het oordeel van de rechtbank niet bevredigend kunnen uitleggen en het laat geen andere gevolgtrekking toe dan dat verdachte getracht heeft te verbergen dat zij, kort nadat [naam slachtoffer] gewond was geraakt, bloedende snijwondjes aan de binnenkant van haar hand had. Deze wondjes passen bij het toebrengen van letsel door middel van het slaan met een glas dat al kapot is of door het slaan kapot is gegaan, en de rechtbank concludeert dan ook dat er sprake is van kennelijke leugenachtigheid.
In het strafrecht mag daar een bewijsconclusie aan verbonden worden. Het gaat echter niet zover dat ieder tekort aan (steun)bewijs zomaar mag worden aangevuld met de conclusie dat een verdachte heeft gelogen.
In deze zaak moet niet alleen met voldoende bewijsmiddelen bewezen worden dat verdachte het letsel van [naam slachtoffer] heeft veroorzaakt, wat mogelijk is met de bewijselementen die hiervoor zijn genoemd, maar daarnaast moet op basis van voldoende wettig bewijs met overtuiging kunnen worden vastgesteld dat verdachte met opzet, of in elk geval met aanmerkelijke onvoorzichtigheid gehandeld heeft. Juist op dit punt is er echter voor de rechtbank onvoldoende wettig bewijs.
De rechtbank kan wel aannemen dat verdachte heeft willen verhullen dat zij het letsel van [naam slachtoffer] heeft veroorzaakt, maar daar volgt niet noodzakelijkerwijs uit dat zij dus met (voorwaardelijk) opzet heeft gehandeld of
aanmerkelijkonvoorzichtig is geweest en ook dat heeft willen verhullen. De verklaring van [naam getuige 1] is, ook bezien tegen de achtergrond dat verdachte de waarheid niet heeft gesproken, onvoldoende voor het bewijs van opzet of aanmerkelijke schuld, nu [naam getuige 1] de enige is die gezegd heeft dat verdachte wijn naar [naam slachtoffer] wilde gooien. Zij verklaart bovendien niet dat verdachte gezegd heeft dat zij dit in het gezicht van [naam slachtoffer] wilde doen en aan die intentie uitvoering heeft gegeven.
Volgens de verklaring van [naam getuige 1] zou verdachte hebben verklaard dat op het moment dat zij dit wilde doen, [naam slachtoffer] met haar aangezicht naar voren kwam, waardoor het glas tegen haar oog terechtkwam. Die verklaring levert dan ook te weinig bewijs op om aan te nemen dat verdachte de intentie had om wijn naar [naam slachtoffer] te gooien, laat staan dat zij hieraan vervolgens uitvoering heeft gegeven en dus minst genomen aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest.
Ook de verklaring van [naam getuige 2] levert onvoldoende informatie op over de intentie waarmee of de manier waarop verdachte heeft gehandeld. [naam getuige 2] heeft immers niet meer verklaard dan dat hij een armbeweging heeft gezien en pas later koppelde hij die arm op basis van kledingkenmerken aan verdachte. De beweging zelf omschrijft hij als “van iemand die een schouderklopje wilde geven”. Dat duidt geenszins op opzet en evenmin op
aanmerkelijkeonvoorzichtigheid, te meer omdat [naam getuige 2] niets heeft verklaard over een glas, laat staan over de manier waarop dit glas werd vastgehouden.
Evenmin kan worden vastgesteld dat de armbeweging is gemaakt in een situatie waarin mensen uit hun evenwicht waren door het fysiek contact tussen [M.] en [naam slachtoffer], zodat die beweging gelet op het risico van toebrengen van letsel beslist achterwege had moeten blijven. Dat kan niet uit de verklaringen worden afgeleid.
Tot slot komt bij zoveel gebrek aan informatie aan de algemene omstandigheid dat de beweging gemaakt werd in een drukke feestzaal met een rookmachine onvoldoende gewicht toe. De rechtbank weet, alles overziende, eenvoudig te weinig over de manier waarop verdachte gehandeld heeft om te kunnen concluderen dat er sprake is geweest van opzet, dan wel van aanmerkelijke schuld. Dat betekent dat verdachte bij gebrek aan bewijs ten aanzien van het opzet of de schuld moet worden vrijgesproken.

3.De benadeelde partijen

[naam slachtoffer] en haar vader [naam vader slachtoffer] hebben zich gevoegd als benadeelde partijen en ieder een vergoeding gevorderd voor immateriële, respectievelijk materiele schade. De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren, nu zij tot een vrijspraak komt.

4.DE BESLISSING:

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
Benadeelde partijen
  • verklaart
  • veroordeelt de benadeelde partij [naam vader slachtoffer], in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
  • verklaart
  • veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer], in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.A.M. van Uum, voorzitter, kinderrechter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 17 december 2013.
RECHTBANK LIMBURG
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/855257-13
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 17 december 2013 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te[geboortegegevens verdachte],
wonende aan het [adres verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. J. Schepers, advocaat te Maastricht.