4.3Het oordeel van de rechtbankOp 26 maart 2012 heeft aangever een aanrijding gehad waarbij de auto van verdachte betrokken is geweest. Aangever heeft dit ongeval aan zijn verzekering, Univé, gemeld. Hierna is contact geweest tussen Univé en verdachte over een bedrag ter vergoeding van de schade. Verdachte is niet akkoord met de hoogte van het uitgekeerde bedrag.
Op 7 augustus 2012 ontvangt aangever, [naam benadeelde partij], een sms-bericht van verdachte waarin staat dat verdachte de kosten vergoed wenst te hebben. Op 8 augustus 2012 ontvangt aangever wederom een sms-bericht van verdachte. In dit bericht gebruikt verdachte bewoordingen als zoek je ruzie met mij. Verdachte heeft op 8 augustus 2012 de voicemail van aangever ingesproken. De rechtbank legt de inhoud van dit bericht aldus uit dat verdachte hierin zegt dat hij naar het huis van aangever komt en hij aangever ook invalide zal maken als aangever niet betaalt. Daarbij moet aangever verdachte bellen. De verbalisant heeft voornoemde sms-berichten op de telefoon van verdachte gelezen en het voicemailbericht beluisterd.
Verdachte heeft op 14 augustus 2012 twee sms-berichten aan aangever gestuurd en diens voicemail ingesproken. Ook in deze berichten gebruikt verdachte bewoordingen die erop neer komen dat hij aangever thuis komt opzoeken en hem invalide maakt als hij niet betaalt en dat aangever verdachte moet bellen. De verbalisant heeft de sms-berichten op de telefoon van verdachte gelezen en het voicemailbericht beluisterd. De verbalisant hoorde dat verdachte op een zeer dreigende toon sprak.
Op 15 augustus 2012 ontving aangever wederom een sms-bericht met als inhoud dat verdachte, aangever en mensen van Univé en de familie van aangever invalide zal maken indien ze niet betalen. Aangever moet verdachte bellen. Aangever heeft over dit bericht contact opgenomen met Univé en hoorde dat verdachte ook bedreigingen ten aanzien van Univé had geuit. De verbalisant heeft dit bericht op de telefoon van aangever gelezen.
Aangever ontving meerdere sms-berichten en voicemailberichten van verdachte met telkens als inhoud dat verdachte bij aangever aan de deur komt, hem invalide maakt en dat aangever verdachte moet bellen.
Aangever ontving de berichten op:
7 september 2012;
19 september 2012;
21 september 2012;
26 september 2012. Aangever geeft ook aan dat hij en zijn gezin erg bang zijn, omdat de bedreigingen sterker en erger worden en hij verdachte in staat acht om zijn woorden in daden om te zetten;
28 september 2012. Aangever geeft aan dat hij constant bang is en eraan onderdoor gaat;
5 oktober 2012;
15 november 2012;
18 november 2012. Aangever geeft aan dat deze stelselmatige bedreigingen ook zijn vrouw zo aangrijpen dat zij professionele hulp heeft moeten inroepen van een therapeut;
21 november 2012;
22 november 2012: twee sms-berichten. Tijdens de aangifte belt verdachte op de telefoon van aangever. Verbalisant beluistert vervolgens het voicemailbericht dat verdachte inspreekt op de telefoon van aangever.
Namens Univé Verzekeringen wordt aangifte gedaan van afpersing. Op 17 september 2012 ontving Univé een mail van verdachte waarin hij dreigt de verzekerde [naam benadeelde partij] invalide te maken als Univé niet overgaat tot betalen van zijn levensonderhoud.
Verdachte heeft verklaard dat hij jegens [naam benadeelde partij] bedreigende taal heeft gebruikt en gezegd heeft dat hij [naam benadeelde partij] ook invalide zal maken indien [naam benadeelde partij] verdachte niet betaalt voor de kosten van levensonderhoud en medicijnen.
Verbalisanten houden de sms-berichten en voicemailberichten die aangever heeft ontvangen aan verdachte voor. Verdachte verklaart per bericht dat hij het bewuste bericht heeft verstuurd danwel ingesproken.
Ten aanzien van de mail richting Univé heeft verdachte verklaard dat hij deze mail gestuurd heeft.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van belaging nu de duur en frequentie van de berichten volgens de jurisprudentie niet aan de vereisten voor belaging voldoen.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Uit de jurisprudentie blijkt dat bij de beoordeling of er sprake is van belaging relevant zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. Door het samenstel van deze factoren is er geen ondergrens aan te geven.
De combinatie van het aantal berichten, gedurende een tweetal maanden, de intensiteit die van de berichten uitgaat en de impact die dat heeft op de persoonlijke levenssfeer van aangever en zijn gezin, maken dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van belaging. In de berichten van verdachte is al heel snel sprake van dreigende teksten. Verdachte uit zijn bedreigingen op sommige dagen ook in meerdere sms-berichten danwel voicemailberichten per dag. Nu verdachte daarnaast via de verzekeringsmaatschappij beschikt over alle gegevens van aangever gaat er een extra dreiging uit van de berichten die verdachte verstuurt.
Aangever heeft tevens aangegeven dat hij en zijn gezin bang zijn dat verdachte daadwerkelijk aangever iets aandoet. Die angst is zo groot dat de echtgenote van aangever een therapeut bezoekt en het gezin inmiddels is verhuisd.
Ten aanzien van de bedreiging heeft de raadsman aangevoerd dat [naam benadeelde partij] in redelijkheid niet hoefde te vrezen voor zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte geen opzet had op de bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat bij [naam benadeelde partij] wel degelijk redelijke vrees kon ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel. De bedreigende uitlatingen van verdachte kunnen ook in zijn algemeenheid de redelijke vrees voor zwaar lichamelijk letsel opwekken.
Ten aanzien van het opzet overweegt de rechtbank als volgt.
Bij het delict bedreiging is niet vereist dat de dader het voornemen moet hebben gehad om de bedreiging te realiseren. Voldoende is dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee gedreigd werd. Aan deze voorwaarden is voldaan. De opmerking van verdachte dat deze manier van communicatie zijn normale manier van communiceren is, doet daar niet aan af. Gesteld noch gebleken is dat verdachte er van uit ging dat anderen ook met elkaar op deze manier communiceren. Integendeel, verdachte heeft verklaard dat hij bedreigende taal heeft gebruikt omdat – onder de gegeven omstandigheden- in zijn cultuur sprake is van: “oog om oog en tand om tand”.
De rechtbank zal dan ook alle drie de feiten bewezen verklaren met dien verstande dat bij feit 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Het genoemde geschrift – de email van verdachte - is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.