ECLI:NL:RBLIM:2013:12127

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
03/700602-13 03/700380-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbale bedreiging met een mes en chloor in Maastricht

Op 11 december 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verbale bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 oktober 2013, waarbij de verdachte de aangever, [naam slachtoffer], bedreigde met de dood en met een mes. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 27 november 2013 gehoord, waar de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte bedreiging met een mes en met een flesje chloor of bleekwater. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen belemmeringen waren voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen beoordeeld. De aangever verklaarde dat hij onder de Wilhelminabrug in Maastricht werd bedreigd door de verdachte, die met een mes in zijn hand dreigende woorden uitsprak. Getuigen, werkzaam als opsporingsambtenaren, bevestigden dat zij de verdachte zagen rennen en bedreigingen hoorden uiten, maar zij hebben geen mes bij de verdachte gezien. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging met een mes of het flesje chloor, maar dat de bedreigende woorden wel bewezen konden worden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de bedreiging met een mes en het flesje chloor, maar hem wel schuldig bevonden aan bedreiging met woorden van gelijke dreigende aard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 1 week op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf behandeld, waarbij de rechtbank besloot om 6 weken gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft ook de bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen gelast, waaronder een mes en een flesje met bleekwater.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700602-13
Parketnummer : 03/700380-11(tul)
Datum uitspraak : 11 december 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Raadsman is mr. S. Ikiz, advocaat te Vaals.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 27 november 2013.
De rechtbank heeft op 27 november 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 6 oktober 2013,
in de gemeente Maastricht,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, en/of een flesje inhoudende chloor en/of bleekwater, in zijn hand achter die [naam slachtoffer] aangerend en/of heeft hij, verdachte, dit mes, in elk geval een scherp/puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer] getoond en/of heeft hij deze [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Nu heb ik je, vandaag ga ik je pakken, ik maak je dood, ik snij je de keel door" en/of "Ik maak je af" en/of "Ik heb de derde dan, ik maak je kapot, ik doe je iets aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte, de verklaringen van de buitengewoon opsporingsambtenaren en het proces-verbaal over het aantreffen van het mes. Het onderdeel van de tenlastelegging over het flesje kan niet bewezen worden, aangezien niet zeker is wat er in het flesje zat.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte een mes in zijn handen had, aangezien de getuigen dat niet gezien hebben. Verdachte heeft bij de politie wel verklaard over een mes, maar dat betrof een mes in verband waarmee hij op 2 oktober 2013 was aangehouden. De bedreiging met het flesje chloor kan niet bewezen worden, aangezien zelfs verdachte niet wist dat er chloor in het flesje zat. Er kan evenmin bewezen worden dat verdachte zich heeft geuit in de bewoordingen zoals die in de tenlastelegging staan, aangezien de verbalisanten de bewoordingen niet gehoord hebben.
4.3
Het oordeel van de rechtbankAangever, [naam slachtoffer], heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2013 onder de Wilhelminabrug te Maastricht stond toen een man kwam aanlopen en zei: “Nu heb ik je, vandaag ga ik je pakken, ik maak je dood, ik snij je de keel door”. Hij zag dat de man een mes met een geel handvat in zijn handen had. Hij zag stadswachten rijden en heeft deze aangesproken. De man bleef achter aangever aanrennen. Uiteindelijk zijn ze op de Wilhelminabrug/Kesselskade gestopt en heeft aangever samen met de stadswachten op de politie gewacht. [2]
Getuige[naam getuige] heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2013 samen met zijn collega [naam getuige] werkzaam was als opsporingsambtenaar van de gemeente Maastricht toen ze zagen dat op de splitsing van de Wilhelminabrug te Maastricht twee personen achter elkaar aanrenden.[naam getuige] zag dat de hem van dienstwege bekende [naam verdachte] achter een donker getinte persoon aanrende.[naam getuige] zag dat [naam verdachte] een paraplu, een stukje hout en een flesje in zijn hand vasthield.[naam getuige] hoorde dat [naam verdachte] aan het schreeuwen was in de richting van de donkere man en dat het geschreeuw bedreigend klonk.[naam getuige] hield [naam verdachte] tegen door met zijn scooter voor hem te gaan staan.[naam getuige] hoorde dat [naam verdachte] bleef schreeuwen en bedreigingen uitte in de richting van de donkere man.[naam getuige] hoorde dat [naam verdachte] schreeuwde dat hij de derde dan heeft en dat hij de donkere man kapot zou maken, iets wilde aandoen of in die strekking. Toen[naam getuige] [naam verdachte] aanhield had hij nog steeds de paraplu en het stukje hout in zijn rechter hand.[naam getuige] en zijn collega zijn met hun scooters achter de stadswachten aangereden. [3]
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2013 samen met zijn collega[naam getuige] werkzaam was als opsporingsambtenaar van het team handhaving te Maastricht. [naam getuige] zag dat de hem bekende [naam verdachte] voor het Mosae Forum bij de terrasjes in de richting van de Wilhelminabrug te Maastricht achter een voor [naam getuige] onbekende man van Noord-Afrikaanse afkomst aanrende en dat [naam verdachte] een paraplu en een flesje bij zich had. De onbekende man ging naar [naam getuige] toe en [naam getuige] zag dat [naam verdachte] steeds richting de onbekende man liep en hierbij zei: “Ik maak je af” of woorden van gelijke strekking. [naam getuige] heeft geen mes bij verdachte gezien. [naam verdachte] bleef steeds richting de onbekende man lopen en bedreigde hem. Op de kruising Wilhelminabrug/Kesselkade heeft [naam getuige] zijn snorfiets geparkeerd en is hij te voet verder gegaan. Uit de houding van de onbekende man maakte [naam getuige] op dat de onbekende man zich bedreigd voelde door [naam verdachte]. [4]
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte, [naam slachtoffer] met een mes en met een flesje met chloor/bleekwater heeft bedreigd.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte, [naam slachtoffer] met een mes heeft bedreigd, aangezien de opsporingsambtenaren van de gemeente Maastricht,[naam getuige] en [naam getuige], beschrijven wat verdachte in zijn handen had, maar geen mes bij verdachte hebben gezien. Uit hun verklaringen blijkt bovendien dat zij verdachte hebben gezien voor hij bij de brug was. Weliswaar is op de brug een geel mesje gevonden maar naar het oordeel van de rechtbank neemt deze vondst niet alle twijfel weg, die door de verklaringen van de getuigen[naam getuige] en [naam getuige] is gerezen. Deze getuigen hebben verdachte immers al gezien voordat hij op de brug was, terwijl het mesje op de brug is gevonden. Beide getuigen hebben op de handen van verdachte gelet en zijn hem gevolgd, waarbij is gezien dat hij een houtje in zijn hand had maar niet dat hij een mesje bij zich had. Daarbij komt dat het gevonden mesje zeer gangbaar is zodat de overeenkomst in kleur ook onvoldoende reden geeft om iedere twijfel weg te nemen.
Het is weliswaar opmerkelijk dat verdachte een flesje met daarin chloor of bleekwater bij zich had, maar de rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte gedreigd heeft met een flesje chloor of bleekwater, aangezien zowel aangever als - naar eigen zeggen - verdachte niet wist dat er chloor of bleekwater in het flesje zat. Aangever heeft ook geen melding gemaakt van bedreiging door verdachte met een flesje inhoudende chloor en/of bleekwater. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onderdelen van de tenlastelegging inhoudende dat verdachte, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met een mes of scherp/puntig voorwerp en een flesje inhoudende chloor en/of bleekwater.
De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte, [naam slachtoffer] bedreigd heeft met de bewoordingen zoals die in de tenlastelegging staan.
De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging met bewoordingen uit de tenlastelegging, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, bewezen kunnen worden. Beide opsporingsambtenaren van de gemeente hebben in hun verklaring dreigende woorden gehoord die in lijn liggen met de bedreigende bewoordingen die aangever stelt te hebben gehoord.[naam getuige] heeft aangegeven dat hij zag dat de bedreigende woorden bij aangever ook bedreigend overkwamen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 oktober 2013 in de gemeente Maastricht, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte deze [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “Nu heb ik je, vandaag ga ik je pakken, ik maak je dood, ik snij je de keel door” en/of “Ik maak je af” en/of “Ik heb de derde dan, ik maak je kapot, ik doe je iets aan”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de officier van justitie gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS veel te hoog is. De raadsman heeft bepleit geen gevangenisstraf op te leggen of in ieder geval een aanzienlijk lagere straf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft [naam slachtoffer] verbaal bedreigd terwijl hij [naam slachtoffer] achterna rende. [naam slachtoffer] was op dat moment erg bang. Ook voor omstanders kan zo’n situatie gevoelens van onveiligheid opwekken.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Gelet hierop vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog en acht zij een gevangenisstraf van 1 week met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend.

8.Het beslag

Niet duidelijk is wie de rechthebbende is op de hieronder genoemde inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Derhalve zal de rechtbank de bewaring daarvan ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De inbeslaggenomen voorwerpen zijn:
1.00 STK Mes
2255798, schilmesje;
- FLS Fles
2255797, inh. Bleekwater.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging

Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank d.d. 27 november 2012, gewezen onder parketnummer 03/700380-11 en 03/700257-12 (ttz gev). De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
De officier van justitie heeft gevorderd 2 van de 3 maanden gevangenisstraf ten uitvoer te leggen en voor de overige maand de proeftijd met 1 jaar te verlengen.
De raadsman heeft bepleit om de voorlopige tenuitvoerlegging op te heffen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen, aangezien verdachte woonachtig is vlakbij het gebied waarvoor hij een gebiedsverbod heeft en het voor verdachte daardoor niet te doen is om uit dat gebied weg te blijven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De rechtbank acht dan ook termen aanwezig om de vordering toe te wijzen en wel voor de duur van 6 weken. Voor het overige deel zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Het verzoek van de raadsman om de bijzondere voorwaarden te wijzigen, wijst de rechtbank af. Weliswaar dienen deze voorwaarden er in de eerste plaats voor om te voorkomen dat verdachte contact zoekt met mensen van de reclassering. Voor laatstgenoemden is het echter ook van belang dat verdachte zich niet in de buurt van hun werk ophoudt zodat
zij zich niet steeds zorgen hoeven te maken of verdachte hen met rust zal laten.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 week;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen te weten:
1.00 STK Mes
2255798, schilmesje;
- FLS Fles
2255797, inh. Bleekwater;
Vordering tenuitvoerlegging
  • Gelast dat van de voorwaardelijke straf van 3 maanden gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Maastricht van 27 november 2012 in de zaak onder parketnummer 03/700380-11 en 03/700257-12 (gev. ttz),
  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie d.d. 5 november 2013 voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr.
I. Dautzenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Koonen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2013.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700602-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 11 december 2013 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen
14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. S. Ikiz, advocaat te Vaals.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013109075 d.d. 8 oktober 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 25-26.
3.Proces-verbaal verhoor getuige[naam getuige], p. 27-28.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige], p. 29-30.