ECLI:NL:RBLIM:2013:12122

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
03/700372-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens geslaagd beroep op noodweerexces na poging tot doodslag met hakbijl

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 24 december 2013, stond de verdachte terecht voor de poging tot doodslag op [naam slachtoffer] op 8 juni 2013 in Maastricht. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Weening, werd beschuldigd van het met een hakbijl slaan naar het hoofd en de borst van de aangever. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van een poging tot doodslag en dat de verdachte handelde uit zelfverdediging.

De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen en getuigen zorgvuldig gewogen. De aangever had de verdachte eerder met gebalde vuist geslagen, wat leidde tot een gewelddadige confrontatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden, maar dat hij handelde uit een hevige gemoedsbeweging, wat het beroep op noodweerexces valideerde.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet strafbaar was en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, [naam slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank gelastte de teruggave van de aansteker aan de aangever en onttrok de hakbijl aan het verkeer, gezien het gebruik ervan in de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700372-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 december 2013
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te[geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. S. Weening, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 17 september 2013 en 10 december 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij [naam slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij uitgaat van de verklaringen van aangever [naam slachtoffer] en getuige [naam getuige 1], die hij - gelet op de verklaring van getuige [naam getuige 2] en de aard van het bij aangever geconstateerde letsel - betrouwbaar acht. De aard van het letsel brengt met zich mee dat de verklaringen van verdachte en zijn dochter niet kunnen kloppen, aldus de officier van justitie. Uit de verklaringen van aangever en [naam getuige 1] komt eenduidig naar voren dat verdachte met een hakbijl heeft geslagen richting het hoofd en de borst van aangever. Volgens de officier van justitie is dit handelen van verdachte - gelet op de aanwezigheid van vitale delen in het hoofd (hersenen) en in de borstkas (hart) - te kwalificeren als een poging tot doodslag. De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat er geen sprake was van noodweer(exces). De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot doodslag, nu verdachte de aangever geen dodelijk letsel had kunnen toebrengen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangever meer dan 20 cm groter is dan verdachte. Ook als verdachte met de bijl boven zijn hoofd had geslagen, had hij aangever nooit op het hoofd kunnen raken. Indien verdachte de borstkas van aangever geraakt zou hebben, zou de bijl niet door de ribbenkast zijn gekomen, waardoor er dus geen dodelijk letsel had kunnen ontstaan.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van een poging tot zware mishandeling, maar van een voltooide variant, waardoor de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman bepleit dat er sprake is van noodweer, dan wel noodweerexces.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 20 juni 2013 heeft [naam slachtoffer] aangifte gedaan tegen verdachte ter zake van een poging doodslag, gepleegd op 8 juni 2013 te Maastricht. Hij heeft verklaard dat hij zich voor de woning van verdachte bevond en zag dat verdachte achter hem aan liep met een bijl in zijn hand. Verdachte maakte vervolgens een slaande beweging met de bijl in de richting van aangever, waarop deze ter afwering zijn beide armen voor zijn hoofd hield. Verdachte raakte aangever vervolgens op zijn linkerhand/linkerpols. Aangever heeft met betrekking tot zijn letsel verklaard dat er pezen en wellicht een zenuw geraakt zijn en dat het bot is geschampt. De wond is gehecht met 12 hechtingen. [2]
Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij op 8 juni 2013 samen met [naam slachtoffer] naar de woning van verdachte is gegaan. Na enkele schermutselingen tussen verdachte en aangever op de stoep voor de woning van verdachte is deze zijn woning binnen gegaan. Hij kwam nagenoeg direct weer naar buiten met een bijl in zijn handen en sloeg daarmee in de richting van [naam slachtoffer], die de slag probeerde af te weren met zijn arm. Verdachte raakte [naam slachtoffer] in de arm met de bijl. [3]
Getuige [naam getuige 3], de dochter van verdachte, heeft verklaard dat haar vader een keer uithaalde met het bijltje. [4]
Onderzoek [5] aan de bijl heeft uitgewezen dat het een hakbijl betreft met een totale lengte van ongeveer 40 cm en een totaal gewicht van ongeveer 800 gram. De dikte van het geslepen snijvlak van het metalen hakgedeelte meet ongeveer 0,5 tot 1 mm. De hakbijl is een functioneel gebruiksvoorwerp en is geschikt om er met kracht mee te slaan of te hakken en op zodanige wijze dat ernstig lichamelijk letsel of de dood het gevolg kan zijn.
Verdachte heeft met een messcherpe bijl van 800 gram in de richting van de aangever geslagen. Aangever heeft zijn hoofd en bovenlichaam beschermd met zijn armen en is hierbij met de bijl geraakt aan zijn linkerarm/pols, waardoor hij ernstig letsel heeft opgelopen. Gelet op de aard van dit letsel is de rechtbank van oordeel dat verdachte met de nodige kracht met de bijl heeft geslagen. Uit het letsel volgt ook dat verdachte in ieder geval zo dicht bij aangever stond dat hij deze kon raken. Van dichtbij met kracht slaan met een relatief zware bijl brengt de aanmerkelijke kans met zich mee dat men het slachtoffer raakt op een vitale plaats zoals op het hoofd, in de hals of in de borst. Gelet op de gebruikte kracht en het soort wapen bestaat daarbij ook de aanmerkelijke kans dat daardoor dodelijk letsel ontstaat.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 08 juni 2013 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [naam slachtoffer] met een bijl richting hoofd en/of borst (hart en/of vitale organen) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Van de zijde van de verdediging is een beroep gedaan op noodweer of noodweerexces.
De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is van noodweer of noodweerexces.
De rechtbank stelt voorop dat in dit geval voor een geslaagd beroep op noodweer vast moet komen te staan dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, dan wel een onmiddellijke dreiging daartoe, waarbij het noodzakelijk was dat verdachte zich verdedigde en waarbij de manier waarop hij zich verdedigde geboden was. Is aan dit laatste criterium niet voldaan, dan kan eventueel een beroep op noodweerexces slagen. Daarvoor dient vast te komen staan dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden als gevolg van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding werd veroorzaakt.
De rechtbank stelt vast dat zowel verdachte als [naam slachtoffer] hebben verklaard dat [naam slachtoffer] samen met getuige [naam getuige 1] bij verdachte aan de voordeur stond om verhaal te halen in verband met de mankementen aan een door [naam slachtoffer] van verdachte gekochte auto. De auto van [naam slachtoffer] en [naam getuige 1] stond vlakbij de voordeur van de woning van verdachte geparkeerd. In de auto zat een vechthond (een pitbull). [naam slachtoffer] is een kop groter en een stuk jonger dan verdachte.
Het gesprek verliep kennelijk niet zoals [naam slachtoffer] zich dat had voorgesteld want uit de verklaringen van [naam slachtoffer], [naam getuige 1] en verdachte volgt dat [naam slachtoffer] verdachte op een gegeven moment meermalen met gebalde vuist op het hoofd/in het gezicht heeft geslagen. Daarbij merkt de rechtbank op geen geloof te hechten aan de verklaring van [naam slachtoffer] dat verdachte als eerste zou hebben geslagen. Geen andere getuige heeft dat verklaard en het past ook niet bij de situatie (oudere man tegenover twee jongere, in dit geval ook grotere, mannen met vechthond). [naam slachtoffer] heeft verklaard dat hij bij het slaan een aansteker in zijn gebalde vuist hield. Verdachte heeft verklaard dat [naam slachtoffer] voor hij begon met slaan de aansteker tussen zijn vingers klemde zodat deze tussen de vingers door naar voren stak. Dit laatste komt overeen met letselsporen op het voorhoofd van verdachte.
Door de klappen is verdachte naar de grond is gegaan. Hij is gewond geraakt aan zijn voorhoofd en zijn oog en werd duizelig. Verdachte heeft zich op enig moment aan het geweld weten te onttrekken en is de hal van zijn woning binnen gegaan. Daar heeft hij een hakbijl uit de muurkast gehaald. Hiermee is verdachte weer naar buiten gestapt en heeft hij slaande/zwaaiende bewegingen in de richting van [naam slachtoffer] gemaakt die hierdoor in zijn linkerarm/pols werd geraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bovenstaande dat verdachte ogenblikkelijk en wederrechtelijk werd aangerand door [naam slachtoffer]. Verdachte mocht zich tegen deze aanranding verdedigen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen reëel alternatief had door de voordeur achter zich dicht te trekken en [naam slachtoffer] buiten te sluiten. Uit de stukken blijkt immers dat de voordeur van de woning grotendeels uit glas bestond en dus weinig tot geen bescherming bood tegen een persoon die al duidelijk had gemaakt voor geweld niet terug te deinzen. De rechtbank is dus van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreed door met een bijl in de hand naar buiten te gaan.
De vraag is echter of verdachte die grenzen wel overschreed toen hij vervolgens [naam slachtoffer] met de bijl te lijf ging. Weliswaar bevonden [naam slachtoffer] en [naam getuige 1] zich toen nog steeds in de nabijheid van de woning, maar het is onduidelijk in hoeverre er op dat moment nu werkelijk een nieuwe aanval door [naam slachtoffer] dreigde. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte te ver is gegaan door de bijl te gebruiken zoals hij heeft gedaan.
Echter, verdachte was vlak daarvoor bij zijn eigen voordeur meermalen geslagen door [naam slachtoffer]. Verdachte was hierdoor gewond geraakt. Verdachte was bovendien een stuk kleiner en een stuk ouder dan [naam slachtoffer] en [naam slachtoffer] en [naam getuige 1] bevonden zich nog altijd in de nabijheid van zijn voordeur. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte zich onder deze omstandigheden als gevolg van een hevige gemoedsbeweging, die was ontstaan door de aanval van [naam slachtoffer], alsnog (verder) is gaan verdedigen en niet heeft afgewacht of er daadwerkelijk een hernieuwde aanval zou worden ingezet.
Het vorenstaande betekent dus dat de rechtbank van oordeel is dat het beroep op noodweerexces slaagt en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1754,75.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering geheel als voorschot toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Nu verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn een bijl (nr. 1) en een aansteker (nr. 2) in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd beide voorwerpen verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Nu de bijl aan verdachte toebehoort en het bewezenverklaarde met behulp van deze bijl is begaan, zal de rechtbank deze onttrekken aan het verkeer.
De aansteker behoort toe aan aangever [naam slachtoffer]. De rechtbank zal teruggave gelasten aan de aangever, nu het strafvorderlijk belang zich daar niet langer tegen verzet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Beslag
  • verklaart de bijl (nr. 1) aan het verkeer onttrokken;
  • gelast de teruggave aan [naam slachtoffer] van de aansteker (nr. 2);
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] in zijn vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer] in de kosten, door verdachte ter
verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 december 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 08 juni 2013, in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een bijl richting hoofd en/of borst (hart en/of vitale organen) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 08 juni 2013, in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een bijl richting hoofd en/of borst (hart en/of vitale organen) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 08 juni 2013, in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten M.[naam slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal met een bijl richting hoofd en/of borst (hart en/of vitale organen) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700372-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 24 december 2013 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te[geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 10 december 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. S. Weening, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, recherche Maastricht, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 77 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte [naam slachtoffer], pagina 53-55.
3.Het proces-verbaal verhoor verdachte R.F.R. [naam getuige 1], pagina 49.
4.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige 3], pagina 63.
5.Het proces-verbaal, p. 75-77.