ECLI:NL:RBLIM:2013:12069

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
AWB -12 _1381 t-m AWB-12_1398U
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van benoemingen in de functie van manschap A versus manschap B binnen de vrijwillige brandweer van de gemeente Peel en Maas

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 december 2013 uitspraak gedaan over de benoeming van eisers in de functie van manschap A, terwijl zij in het bezit zijn van het diploma hoofdbrandwacht. De eisers, die allen werkzaam zijn bij de vrijwillige brandweer van de gemeente Peel en Maas, hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders, waarin zij met terugwerkende kracht in de functie van manschap A zijn geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder op grond van artikel 19:9 van de CAR-UWO beleidsruimte heeft om bij de benoeming niet alleen naar de diploma's te kijken, maar ook naar de functievereisten voor manschap B. De rechtbank heeft geconstateerd dat 95% van de taken van eisers bestaat uit basis brandweertaken, en dat de inzet op voorlichtingsgebied te beperkt is om hen te benoemen in de functie van manschap B. De rechtbank heeft de stelling van eisers verworpen dat het bezit van het diploma hoofdbrandwacht automatisch recht geeft op benoeming in de functie manschap B. De rechtbank oordeelt dat de verweerder beleidsruimte heeft om de conversie van functies op eigen wijze in te vullen en dat de eisers niet kunnen worden gevolgd in hun argumenten dat zij automatisch benoemd zouden moeten worden in de functie van manschap B, zoals in andere gemeenten is gebeurd. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers AWB 12 / 1381, 12 / 1382, 12/ 1383, 12 / 1384, 12 / 1385, 12 / 1386,
12 / 1387, 12 / 1388, 12 / 1389, 12 / 1390, 12 / 1391, 12 / 1392, 12 / 1393, 12 / 1394,
12 / 1395, 12 / 1396, 12 / 1397, 12 / 1398

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats],

[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
[eiser], te [woonplaats],
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: [naam]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder
(gemachtigde: P.T.J. Starren),

Procesverloop

Bij (afzonderlijke) besluiten van 5 maart 2012 zijn eisers met terugwerkende kracht met ingang van 1 oktober 2011 in de functie ‘manschap A’ met de daarbij behorende rang van ‘hoofdbrandwacht’geplaatst. Eisers hebben tegen dit besluit (afzonderlijk) bezwaar gemaakt. Bij (afzonderlijke) besluiten van 25 juli 2012 (het voornemen) heeft verweerder eisers medegedeeld dat er op grond van het advies van de commissie bezwaarschriften
een inventarisatie heeft plaatsgevonden met betrekking tot de door eisers gevolgde opleidingen en hun huidige takenpakket bij de vrijwillige brandweer, dat hieruit is gebleken dat eisers voldoen aan de functie-omschrijving manschap A, en dat verweerder voornemens is het oorspronkelijke besluit te handhaven. Eisers hebben op 27 juli 2012 hun zienswijze gegeven. Bij brieven van 6 augustus 2012 heeft verweerder hierop gereageerd.
Bij besluiten van 22 augustus 2012 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2013. Eisers zijn, met uitzondering van [eiser] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De beroepen zijn gevoegd behandeld.

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
2.
In verband met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsriscico’s (Wvr) en het (daarmee samenhangend) Besluit personeel veiligheidsrisico’s (Bpv) eind 2010 zijn alle leden van de vrijwillige brandweer van de gemeente Peel en Maas per 1 oktober 2011 benoemd in een functie. Aan de benoeming in een bepaalde functie is een vergoeding gekoppeld.
3.
Bij (afzonderlijke) besluiten van 5 maart 2012 (de primaire besluiten) zijn eisers met terugwerkende kracht met ingang van 1 oktober 2011 in de functie ‘manschap A’ met de daarbij behorende rang van ‘hoofdbrandwacht’ benoemd. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en daarbij -kort samengevat- aangevoerd dat niet gemotiveerd wordt waarom zij, terwijl zij allen in het bezit zijn van het diploma hoofdbrandwacht, nu in de functie van manschap A worden benoemd. Eisers zijn van mening dat zij in de functie van manschap B dienen te worden benoemd, mede gelet op het feit dat ook de vergoeding die formeel wordt toegekend voor de functie van manschap A lager is dan die op basis van de functie van manschap B.
4.
Verweerder heeft in het voornemen van 25 juli 2012 aangegeven op advies van de commissie bezwaarschriften de door eisers gevolgde opleidingen en hun huidige takenpakket bij de vrijwillige brandweer te hebben geïnventariseerd. Hieruit is gebleken dat de concrete taken die eisers uitvoeren voor 95% bestaan uit basis brandweertaken op het gebied van brandbestrijding, hulpverlening, ongevalbestrijding, gevaarlijke stoffen en waterongevallen én de voorbereiding hierop door middel van het deelnemen aan oefeningen en het volgen van opleidingen. Eisers voeren deze werkzaamheden in bijna alle gevallen uit onder verantwoordelijkheid van een bevelvoerder. Voor een aantal eisers ([eiser], [eiser], [eiser], [eiser], [eiser], [eiser],
[eiser], [eiser] en [eiser]) geldt dat zij in november 2010 rookmelders hebben opgehangen. Deze activiteit kan worden aangemerkt als het geven van voorlichting, welke taak tot een van de kerntaken van de functie manschap B behoort.
Het betrof echter een eenmalige activiteit, die minder dan 8 uur in beslag heeft genomen. Deze activiteit leidt er volgens verweerder dan ook niet toe dat deze eisers wel in de functie ‘manschap B’ benoemd zouden kunnen worden.
5.
Eisers hebben in hun zienswijze van 27 juli 2012 aangevoerd dat de inventarisatie van specialisaties, gevolgde opleidingen en de omschrijving van de takenpakketten volstrekt onvolledig en deels onjuist is. Verweerder is ook onzorgvuldig met betrekking tot het op orde houden van persoonlijke dossiers en feitenkennis. Dit blijkt onder andere uit het feit dat door verweerder wordt gesuggereerd dat er een diploma hoofdbrandwacht oude en nieuwe stijl is, terwijl uit bijlage 2 behorende bij artikel 10, eerste lid, van het Bpv blijkt dat het diploma hoofdbrandwacht gelijk is aan het diploma manschap B. Volstrekt onbegrijpelijk is verder dat verweerder stelt dat het specialisme ‘Verkenner gevaarlijke stoffen’ beperkt onderdeel uitmaakt van het takenpakket. De taak van deze verkenners in de Waarschuwings- en Verkenningsdienst is juist een essentieel en belangrijk onderdeel van de repressieve organisatie op lokaal en bovenlokaal niveau. De betreffende belanghebbenden hebben deze opleiding uitsluitend kunnen volgen na het behalen van het diploma hoofdbrandwacht (manschap B) en voeren deze werkzaamheden, in tegenstelling tot hetgeen verweerder daaromtrent stelt, meestal zelfstandig uit, dus zonder bevelhebber. De specialismen ‘chauffeur’ en ‘voertuigbediener’ zijn niet als zodanig benoemd. Verder is onjuist dat de gemeente Peel en Maas niet beschikt over bijzondere voertuigen die onafhankelijk van een tankautospuit met bevelvoerder worden ingezet. Verschillende eisers hebben een belangrijke rol in het besturen en begeleiden van bijzondere voertuigen zoals het hulpverleningsvoertuig HV2 en het haakarmvoertuig, zelfs buiten eigen gemeente, district of regio en ook zonder bevelvoerder. Verweerder meldt niets over de essentiële taken die verschillende eisers uitvoeren op het gebied van vakbekwaamheid van het brandweerkorps en de operationele voorbereiding (preparatie). Eisers zijn hiervoor aanvullend opgeleid als oefenleider, instructeur en/of bevelvoerder hulpverlening en daarmee onmisbaar voor de kwaliteit en betaalbaarheid van de dagelijkse basisbrandweerzorg. De uitvoering van deze (kern)taken is essentieel. De conclusies die door verweerder aan de inzet voor voorlichting en brandveilig leven worden verbonden ervaren eisers als tenenkrommend en beschamend. Het specifiek ‘erkennen en belonen’ van de vrijwilligers voor het uitvoeren van één kerntaak (voorlichting geven) met het toekennen van de functie ‘manschap B’ is volgens eisers ongepast. Er heeft geen zuivere beoordeling op grond van behaalde diploma’s en certificaten, kennis en ervaring, geleverde prestaties en de feitelijk waargenomen vaardigheden, houding en het gedrag plaatsgevonden.
6.
Bij brieven van 6 augustus 2012 heeft verweerder gereageerd en aangegeven kennis te hebben genomen van de zienswijzen en deze te zullen betrekken bij de besluitvorming met betrekking tot de bezwaarschriften.
7.
Bij besluiten van 27 augustus 2012 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en de benoemingen in de functie van manschap A gehandhaafd. Verweerder heeft daartoe -kort samengevat- overwogen dat organisaties zich bij een structuurwijziging zoals de inwerkingtreding van het Bpv geconfronteerd zien met een bestaande situatie die vertaald moet worden naar de nieuwe situatie. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat het concrete takenpakket bepaalt welke functie iemand uitvoert. Daarbij wordt afstand genomen van het uitgangspunt van de wetgever dat medewerkers die in het oude systeem hebben voldaan aan de opleidingseisen tot hoofdbrandwacht zonder meer kunnen worden benoemd in de functie manschap B.
Om te voorkomen dat benoeming in de functie van manschap A leidt tot een verlaging van de vergoeding, heeft verweerder besloten om voor die vrijwilligers die per 1 oktober 2011 zijn benoemd in de functie van manschap A, de (hogere) vergoeding te garanderen die vóór de benoeming op hen van toepassing was.
8.
Eisers hebben in beroep aangevoerd dat zij naast het diploma brandwacht eerste klasse/manschap A, aansluitend ook het diploma voor de repressieve functie hoofdbrandwacht/manschap B hebben behaald en nadien zijn bevorderd en benoemd tot hoofdbrandwacht/manschap B. Andere brandweerkorpsen in het land en met een gelijke omvang als Peel en Maas, zoals Veldhoven, Soest, Heusden, Etten-Leur, Berkelland, Steenwijkerland en Heerenveen hebben hun hoofdbrandwachten op basis van de beleidslijn in de ‘Leidraad conversie rangen’ van de Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding (NVBR) en een ledenbrief van de VNG, in de repressieve functie ‘manschap B’ benoemd. Eisers zijn verder op verzoek van verweerder ook opgeleid voor de aanvullende functies en specialisaties. De door het college geformuleerde argumenten en uitgangspunten voor de benoeming tot manschap B zijn in strijd met het functie- en competentieprofiel voor manschap B. De aanstellingen hadden verder per 1 oktober 2010 moeten plaatsvinden. Onder verwijzing naar artikel 19:3 van de CAR/UWO stellen eisers dat verweerder met het bestreden besluiten -ondanks behoud van vergoedingsniveau- in de primaire arbeidsvoorwaarden van eisers treedt.
9.
Op grond van artikel 19:9 van de CAR-UWO kan het college een vrijwilliger alleen tot een hogere functie bevorderen wanneer hij voldoet aan de eisen die het Bpv daarvoor stelt
.In het besluit tot bevordering worden ten minste de nieuwe functie en de daaraan verbonden vergoeding vermeld. Het Besluit brandweerpersoneel stelt opleidingseisen aan de verschillende rangen. Bevordering naar een volgende rang kan alleen plaatsvinden indien de vrijwilliger het daarvoor benodigde diploma heeft behaald. Het is overigens niet zo dat het behalen van een diploma recht geeft op bevordering; hierover beslist het college. Dit artikel beoogt niet in te grijpen in lokale aanstellings- en bevorderingsbesluiten.
10.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van het Bpv wordt het diploma van de bij de desbetreffende functie behorende opleiding gelijkgesteld met het diploma dat is behaald op basis van de examenreglementen overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit. Uit bijlage 2, behorende bij dit artikel volgt dat het diploma manschap A gelijk is aan het diploma brandwacht eerste klasse en het diploma manschap B gelijk is aan het diploma hoofdbrandwacht.
11.
Uit supplement o. van Bijlage A, behorende bij artikel 2, eerste lid, van het Bpv volgt dat de manschap B tijdens uitrukwerkzaamheden onder leiding van een bevelvoerder werkt, voorlichting geeft, onder leiding van een bevelvoerder leiding geeft aan de bemanning (waar hij deel van uitmaakt) van specifieke voertuigen en onder supervisie van een bevelvoerder taakstellende werkzaamheden uitvoert. De kerntaken van de manschap B bestaan uit het geven van voorlichting en het onder supervisie van een bevelvoerder aansturen van een klein team bij het uitvoeren van specifieke werkzaamheden. Bij niet spoedeisende hulpverlening en dienstverlening treedt hij zelfstandig op.
12.
Uit aanvullende afspraken met betrekking tot de rechtspositie van de vrijwillige brandweer gemeente Peel en Maas volgt dat de toegekende functie met functie-eis leidend is, niet de opleiding/rang.
13.1
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van eisers dat het in het bezit hebben van het diploma hoofdbrandwacht zonder meer recht geeft op benoeming in de functie manschap B, niet juist is. Verweerder heeft op grond van artikel 19:9 van de CAR-UWO beleidsruimte (gekregen) om bij de beoordeling voor een benoeming in een functie niet alleen te kijken naar de aanwezigheid van het vereiste diploma, in casu het diploma hoofdbrandwacht (waarbij bijlage 2 behorende bij artikel 10, eerste lid, van het Bpv slechts geldt als een zogeheten conversietabel), maar ook om te bekijken of die persoon voldoet aan de functievereisten voor manschap B, zoals opgenomen in supplement o van bijlage A, behorende bij artikel 2, eerste lid, van het Bpv. Verweerder heeft ter beoordeling daarvan (in bezwaar) de daadwerkelijke taken en opleidingen van eisers, die allen in het bezit zijn van het vereiste diploma hoofdbrandwacht, geïnventariseerd en op grond daarvan vastgesteld dat 95% van hun taken bestaan uit basis brandweertaken op het gebied van brandbestrijding, hulpverlening, ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen en waterongevallen én de voorbereiding hierop door middel van het deelnemen aan oefeningen en het volgen van opleidingen. De kerntaken van een manschap B zijn het geven van voorlichting en het leidinggeven aan specifieke werkzaamheden. Uit de inventarisatie van verweerder is gebleken dat eisers [eiser], [eiser], [eiser], [eiser], [eiser], [eiser], [eiser], [eiser] en [eiser] weliswaar voorlichtingsactiviteiten hebben verricht in de vorm van het in november 2010 eenmalig ophangen van rookmelders gedurende 8 uur, maar met verweerder is de rechtbank van oordeel dat deze inzet op voorlichtingsgebied te beperkt is om deze personen op grond daarvan te benoemen in de functie van manschap B. Door eisers is voor het overige met betrekking tot de kerntaken van de manschap B enkel gesteld dat er, gelet op het ‘vrijwillige’ karakter van hun werkzaamheden, weinig tijd is voor andere zaken dan de repressieve taken. Van andere door eisers uitgevoerde / uit te voeren taken op het gebied van voorlichten en leidinggeven als bedoeld in de functie-omschrijving voor manschap B, is de rechtbank niet gebleken.
13.2
De rechtbank kan eisers niet volgen in de stelling dat zij, gezien het feit dat hoofdbrandwachten in andere gemeenten wel automatisch zijn benoemd in de functie van manschap B, ook automatisch benoemd zouden moeten worden in de functie van manschap B. Verweerder heeft immers beleidsruimte gekregen om de conversie van functies op eigen wijze invulling te geven.
13.3
Met betrekking tot de bestreden ingangsdatum van de benoemingen in manschap A overweegt de rechtbank dat eisers ter zitting hebben aangegeven dat dit een beroepsgrond van ondergeschikt belang is, aangezien eisers wél de vergoeding conform plaatsing in de functie van manschap B (hebben) ontvangen. Gezien het feit dat eisers door de (hogere) vergoeding als waren zij geplaatst in de functie manschap B niet financieel benadeeld zijn en eisers niet motiveren welk nadeel eisers nog zouden hebben door de gekozen ingangsdatum, is de rechtbank van oordeel dat ook deze beroepsgrond niet slaagt.
14.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de beroepen ongegrond verklaard dienen te worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Bruijnzeels (voorzitter), en mr. T.M. Schelfhout en mr. W.A.M. de Loo, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.T. Wijnands, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.
w.g. mr. I.M.T. Wijnands,
griffier
w.g. mr. P.J.M. Bruijnzeels,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 december 2013

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.