In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 december 2013 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.H.M. Wagemans, was het niet eens met de wijziging van zijn vaste aanstelling, waarbij hij met ingang van 1 oktober 2011 werd aangesteld in de functie van medewerker in algemene dienst in de interim-poule van het team Loopbaan en Mobiliteit. Eiser stelde dat er geen sprake was van verwijtbaar gedrag en dat de wijziging van zijn aanstelling in strijd was met de wettelijke bepalingen. Het college had eerder, op 20 december 2011, een primair besluit genomen dat de aanstelling wijzigde, en op 23 maart 2012 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 15 augustus 2013 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat het bestreden besluit voortvloeit uit een eerder besluit in een andere zaak (AWB 12/170), waarin het beroep gegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de aanstelling van eiser niet in strijd was met de regelgeving en dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om het besluit te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft een afschrift verzonden aan de partijen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.