ECLI:NL:RBLEE:2012:BY4187

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2902
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot nihilstelling van declaratie notaris in nalatenschapszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 22 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een notaris en de voorzitter van de Ring Fryslân van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) over de hoogte van een declaratie. De eiser, een notaris, had beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder, waarin de declaratie van de notaris op nihil was vastgesteld. Dit besluit volgde op een verzoek van de Dierenbescherming, die als erfgenaam was aangewezen in een nalatenschap. De notaris had werkzaamheden verricht in het kader van de afwikkeling van deze nalatenschap, maar de Dierenbescherming had geen opdracht gegeven voor deze werkzaamheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de notaris, na het overlijden van de erflaatster in 1997, de afwikkeling van de nalatenschap had overgenomen van een voorganger. De Dierenbescherming had in 2004 aangegeven dat de afwikkeling moest worden overgedragen aan een ander notariskantoor. De notaris had vervolgens een factuur gestuurd voor zijn werkzaamheden, maar de Dierenbescherming had deze factuur niet voldaan en verzocht om een beslissing op het geschil.

De rechtbank oordeelde dat de declaratie van de notaris terecht op nihil was vastgesteld, omdat de Dierenbescherming geen opdracht had gegeven voor de verrichte werkzaamheden. De rechtbank benadrukte dat de notaris verplicht is om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium op te maken, en dat in dit geval de werkzaamheden niet voor rekening van de Dierenbescherming konden komen. De rechtbank verklaarde het beroep van de notaris ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/2902
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiser,
en
de voorzitter van de Ring Fryslân van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB),
verweerder,
gemachtigde: mr. H.J.T. Vos.
Procesverloop
Bij brief van 11 oktober 2011 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet op het notarisambt (Wna). Tegen dit besluit heeft eiser beroep aangetekend.
Op grond van art. 8:26 lid 1 Awb is Nederlandse Dierenbescherming Afdeling Leeuwarden (verder te noemen: de Dierenbescherming) door de rechtbank in de gelegenheid gesteld als derde-belanghebbende aan het geding deel te nemen. Zij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en heeft schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 17 september 2012. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door voornoemd gemachtigde. Namens de derde-belanghebbende is J.C. Pietersma verschenen.
Motivering
Feiten
1.1. Voormalig notaris [naam, hierna: A] is belast geweest met de afwikkeling van een nalatenschap als gevolg van het overlijden van [naam] in 1997 (hierna: erflaatster). [A] is in november 2001 gedefungeerd als notaris, ten gevolge waarvan het protocol is overgedragen aan de ambtsopvolger van [A], notaris [naam, hierna: C], verbonden aan Trip Advocaten en Notarissen (hierna: Trip).
1.2. Notaris [C] heeft in 2004 ontdekt dat een nog niet tenaamgesteld bedrag op de derdengeldrekening stond. Dit bedrag bleek te zijn bestemd voor de Dierenbescherming, als erfgenaam van de erflaatster. Bij brief van 23 juni 2004 heeft notaris [C] de Dierenbescherming over de nalatenschap geïnformeerd.
1.3. De Dierenbescherming heeft vervolgens, na overleg met notaris [C], in oktober 2004 aangegeven dat de afwikkeling van de nalatenschap moet worden overgedragen aan notariskantoor Dantuma te Burgum (hierna: Dantuma).
1.4. Op 30 december 2005 heeft Trip een factuur ten bedrage van € 5.176,50 aan Dantuma gestuurd. De Dierenbescherming heeft deze factuur vervolgens niet voldaan en verweerder verzocht een beslissing te nemen als bedoeld in artikel 55, tweede lid van de Wna.
1.5. Bij besluit van 19 mei 2011 heeft verweerder beslist dat de declaratie van Trip moet worden vastgesteld op nihil. Tegen deze beslissing heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.6. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Het geschil
2.1. Eiser stelt dat de vergoeding ten onrechte op nihil is vastgesteld. In het bestreden besluit is voorbij gegaan aan de door hem verrichte werkzaamheden die van hem als goed notaris mochten worden verwacht. Eiser stelt werkzaamheden te hebben verricht, al dan niet in het kader van zaakswaarneming, die voor rekening komen van de Dierenbescherming. Deze werkzaamheden hebben betrekking op de normale activiteiten die vallen onder de afwikkeling van een nalatenschap en vloeien niet voort uit de onjuist verlopen overdracht van het protocol in 2001.
2.2. Verweerder geeft aan dat de declaratie van Trip terecht op nihil is vastgesteld. De te verrichten werkzaamheden hadden beperkt kunnen worden tot het opstellen van een brief waarin de Dierenbescherming op de hoogte werd gebracht van het erfgenaamschap. De verder gedeclareerde werkzaamheden zijn zonder opdracht van de erfgenaam verricht en dienen niet voor rekening van de Dierenbescherming te komen. Van terecht in rekening gebrachte kosten wegens zaakswaarneming is geen sprake, omdat had kunnen worden volstaan met een brief aan de Dierenbescherming in afwachting van de verdere afwikkeling van de nalatenschap.
Wettelijk kader
3.1. Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Wna is de notaris verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan – voor zover hier van belang – indien over de in het eerste lid bedoelde rekening geschil ontstaat, de meest gerede partij bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter van het bestuur van de ring in het arrondissement waar de notaris gevestigd is, een beslissing vragen.
3.2. De memorie van toelichting bij artikel 55, tweede lid, van de Wna (Kamerstukken II 1993/94, 23 706, nr. 3, p. 47–48) vermeldt dat de toetsing van het aan de voorzitter ingevolge deze bepaling voorgelegde geschil over een declaratie, een volledige is.
Beoordeling
4.1. In de onderhavige procedure is de hoogte in geschil van de declaratie van eiser ter zake de werkzaamheden ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap waarbij de Dierenbescherming als erfgenaam is aangewezen.
4.2. Volgens vaste jurisprudentie komt verweerder weliswaar een zekere ruimte toe bij de wijze waarop hij de aan hem ingevolge artikel 55, tweede lid, van de Wna toegekende bevoegdheid inkleedt, maar dient hij de hem voorgelegde declaratie in volle omvang op haar juistheid te beoordelen (zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 april 2003, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: AF7629). Verweerder dient zich daarbij ook uit te laten over de noodzaak van de door de notaris verrichte werkzaamheden en voorts, wanneer de beoordeling van de werkzaamheden dit vergt, zich mede over die werkzaamheden inhoudelijk een oordeel te vormen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dienovereenkomstig gehandeld.
4.3. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de beslissing van verweerder dat de declaratie van eiser moet worden vastgesteld op nihil, in rechte stand kan houden. Vast staat dat notaris [C] in 2004 tot de ontdekking kwam dat een bedrag uit een nalatenschap op de derdenrekening niet 'gelabeld' was en dat de Dierenbescherming erfgenaam was van (een deel van) die nalatenschap, die abusievelijk niet volledig en correct was afgewikkeld. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt verder dat de Dierenbescherming, nadat zij op de hoogte was van het bestaan van de nalatenschap, geen opdracht heeft gegeven aan notaris [C] voor het verrichten van werkzaamheden, maar dat zij heeft aangegeven dat notariskantoor Dantuma met de afwikkeling moest worden belast. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de declaratie terecht op nihil is vastgesteld. Uitgangspunt dient immers te zijn dat een dossier op juiste wijze wordt overgedragen. Als dit zou zijn gebeurd, had de opvolgend notaris kunnen volstaan met het sturen van een eenvoudige brief naar de erfgenaam. Nu dit niets is geschied en eiser evenmin een opdracht van de erfgenaam heeft ontvangen voor het verrichten van werkzaamheden, dient geoordeeld te worden dat zonder opdracht werkzaamheden zijn verricht door eiser als opvolgend notaris. Evenmin kan onder genoemde omstandigheden worden gesproken van zaakswaarneming. Verweerder heeft daarom terecht geoordeeld dat bedoelde werkzaamheden niet bij de erfgenaam in rekening mochten worden gebracht.
4.4. Naar het oordeel van de rechtbank kan de beslissing van verweerder, gelet op het hiervoor overwogene, dan ook in rechte stand houden.
5. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
6. De rechtbank acht geen termen aanwezig om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, in tegenwoordigheid van J. Huizenga als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2012.
w.g. E.M. Visser
de griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.