ECLI:NL:RBLEE:2012:BY1380

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/14
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van investeringsaftrek in maatschap en redelijkheid van toerekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 25 september 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over de toerekening van investeringsaftrek in een maatschap. Eiser, die samen met zijn vader een rundvee- en kleinveebedrijf exploiteert, heeft in zijn aangifte voor het jaar 2008 de volledige investeringsaftrek van € 13.867 toegewezen gekregen. De inspecteur heeft echter de toerekening gecorrigeerd en slechts 50% van de investeringsaftrek aan eiser toegerekend, in overeenstemming met de winstverdeling in de maatschap. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat de verdeling van 100% van de investeringsaftrek redelijk is op basis van fiscale motieven en eerdere jurisprudentie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de afwijkende verdeling van 100-0% redelijk is. De rechtbank oordeelt dat goed koopmansgebruik in beginsel vereist dat investeringen en de bijbehorende aftrekken naar rato van de winstgerechtigdheid worden verdeeld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen feiten zijn gepresenteerd die de conclusie rechtvaardigen dat de 100%-0% verdeling een redelijke verdeling is. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, maar de belastingaanslag verlaagd naar een belastbaar inkomen van € 22.868, en de beschikking heffingsrente vernietigd. Eiser is in de proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummer: AWB 12/14
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde [gemachtigde eiser],
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Heerenveen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde verweerder].
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [nummer].H.86) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.562, alsmede een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 278.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 november 2011 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 3 januari 2012, ontvangen bij de rechtbank op 4 januari 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2012 te Leeuwarden. Namens eiser is daar verschenen zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen diens gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiser is geboren op [datum] 1975 en getrouwd met [echtgenote].
1.2 In het boekjaar 2007/2008 (periode 1 mei 2007 - 30 april 2008) oefent eiser met zijn vader, [vader] (vader eiser) in een maatschap een rundvee- en kleinveebedrijf uit op het adres [adres].
1.3 De winstverdeling in de onder 1.2 genoemde maatschap was als volgt:
eiser 50%
vader eiser 50%
Aan de vader van eiser wordt voorafgaand aan de winstverdeling een vergoeding voor meer arbeid toegekend.
1.4 De winst van de maatschap over het boekjaar 2007/2008 bedroeg € 50.087. Deze winst is als volgt verdeeld:
winst totaal € 50.087
af: vergoeding arbeid vader eiser € 25.000
restant te verdelen € 25.087
vader eiser ontvangt:
vergoeding arbeid € 25.000
50% van het restant € 12.544
totaal € 37.544
eiser ontvangt:
50% van het restant € 12.543
1.5 In het boekjaar 2007/2008 is door de maatschap in het totaal € 66.030 geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen waarvoor recht op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (investeringsaftrek) bestaat.
1.6 In hun aangiften IB/PVV 2008 hebben eiser en zijn vader het volledige bedrag van de investeringsaftrek (in dit geval € 13.867, namelijk 21% van € 66.030) aan eiser toegerekend.
1.7 Bij de aanslagregeling IB/PVV 2008 heeft verweerder voormelde toerekening van de investeringsaftrek bij eiser gecorrigeerd. Verweerder heeft 50% van de investeringsaftrek, zijnde € 6.933, aan eiser toegerekend, dit in overeenstemming met de winstverdeling in de maatschap.
1.8 In het verweerschrift schrijft verweerder - voor zover hier van belang - het volgende:
"Bij het schrijven van dit verweerschrift bleek mij dat is verzuimd om in samenhang met de correctie op de kleinschaligheidsaftrek van € 6.933,00 de MKB vrijstelling aan te passen.
Hierbij merk ik op dat zowel in de bezwaarfase als thans in de beroepsfase de MKB vrijstelling (nog) niet aan de orde is geweest.
Vanwege het feit dat belanghebbende wel recht heeft op de MKB vrijstelling dient in dit geval, vanwege het negatieve resultaat, de bijtelling MKB vrijstelling nog te worden verlaagd met een bedrag van € 694,00. […]
Het belastbaar verzamelinkomen was vastgesteld op € 23.562,00
Af: minder bijtelling MKB vrijstelling € 694,00
Het belastbaar verzamelinkomen (ambtshalve) vastgesteld op […] € 22.868,00"
1.9 Het eigen vermogen in de maatschap per 30 april 2008 bedroeg € 115.483. Dit als volgt verdeeld:
aandeel eiser € 51.267
aandeel vader eiser € 64.216
1.10 Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat er geen bedrijfsovername gerealiseerd is, noch dat deze aanstaande is.
1.11 Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat de verdeling 100%-0% is ingegeven door fiscale motieven.
1.12 Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat er ten aanzien van de investeringen geen voorbehoud is gemaakt met betrekking tot de stille reserves.
Geschil
2.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of eiser in het onderhavige jaar recht heeft op 100% van de investeringsaftrek of slechts op 50% van de investeringsaftrek.
2.2 Eiser stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op 100% van de investeringsaftrek. Hij voert daartoe kort gezegd aan dat deze verdeling mogelijk is op grond van de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 maart 2004, nr. 02/3710 (onder meer gepubliceerd in V-N 2004/38.1.5) (de uitspraak van het Hof Den Haag). Subsidiair voert hij aan dat deze verdeling een "redelijke verdeling" is, zoals beschreven door de staatssecretaris van Financiën in zijn Besluit van 8 maart 2006, nummer CPP2005/1463M (onder meer gepubliceerd in V-N 2006/16.7), laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 15 september 2009, nummer CPP2009/1116M (onder meer gepubliceerd in V-N 2009/47.17) (het Besluit). Meer subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat een toerekening van 100% in het onderhavige geval redelijk is in de zin van het Besluit, omdat sprake is van een aanloop naar een overname.
2.3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat een toedeling van 100% van de investeringsaftrek aan eiser in het onderhavige geval geen redelijke verdeling is, zoals bedoeld in het Besluit. De uitspraak van het Hof Den Haag kan in zijn algemeenheid niet als uitgangspunt genomen worden. In het kader van een toekomstige bedrijfsovername kan een toerekening van 100% redelijk zijn, echter dan zal deze overname ook binnen een redelijke termijn, bijvoorbeeld vijf jaar, moeten plaatsvinden. Daar is hier geen sprake van.
2.4 Partijen hebben geen geschil over de cijfermatige uitwerking van elkaars standpunten. Indien de rechtbank eiser in het gelijk stelt, zal de aangifte moeten worden gevolgd. Indien de rechtbank verweerder in het gelijk stelt, moet de aanslag worden vastgesteld op het onder 1.8 genoemde bedrag.
2.5 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 3.2 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) is belastbare winst uit onderneming het gezamenlijke bedrag van winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen verminderd met de ondernemingsaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Ingevolge artikel 3.8 van de Wet IB 2001 is winst uit onderneming het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit onderneming. In artikel 3.25 van de Wet IB 2001 is bepaald dat in een kalenderjaar genoten winst wordt bepaald volgens goedkoopmansgebruik, met inachtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. De bestendige gedragslijn kan alleen worden gewijzigd indien goedkoopmansgebruik dit rechtvaardigt.
3.2 Naar het oordeel van de rechtbank brengt goed koopmansgebruik in beginsel met zich dat gemeenschappelijke investeringen - en de eventueel daarbij behorende investeringsaftrek - aan de deelnemers van een samenwerkingsverband moet worden toegerekend naar rato van hun winstgerechtigdheid.
3.3 Van de in 3.1 en 3.2 omschreven hoofdregel kan op grond van het Besluit worden afgeweken, mits sprake blijft van een redelijke verdeling.
3.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen feiten en omstandigheden gesteld welke de conclusie rechtvaardigen dat de door fiscale motieven ingegeven verdeling van 100%-0%, behoudens de fiscale uitkomst een redelijke verdeling is. De rechtbank overweegt bovendien dat noch de kapitaalsverhouding (zie 1.9), noch de aandelen in de stille reserves (zie 1.12), noch de winstgerechtigdheid (zie 1.3) een verdeling 100%-0% rechtvaardigen.
3.5 Eisers beroep op de uitspraak van Hof Den Haag doet aan het onder 3.4 overwogene niet af, nu naar het oordeel van de rechtbank uit voormelde uitspraak van Hof Den Haag niet duidelijk wordt wat in die casus precies de omvang van de rechtsstrijd was. Om die reden kan aan de uitspraak van Hof Den Haag naar het oordeel van de rechtbank niet de door eiser bepleite algemene werking worden toegeschreven.
3.6 Nu de gemachtigde van eiser ter zitting heeft verklaard dat een bedrijfsovername niet aanstaande is en eiser geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die een eventuele aanloop naar een bedrijfsovername concretiseren, behoeft eisers meer subsidiaire standpunt naar het oordeel van de rechtbank geen behandeling meer.
3.7 Het gelijk in dezen is derhalve aan de zijde van verweerder. Het belastbaar inkomen uit werk en woning dient derhalve te worden vastgesteld op een bedrag van € 22.868 (zie 1.8 en 2.4). Het beroep is in zoverre gegrond.
3.8 De rechtbank ziet aanleiding om verweerders beslissing om de beschikking heffingsrente te handhaven, te vernietigen, aangezien de met de beschikking heffingsrente samenhangende aanslag zal worden verminderd. De rechtbank verstaat dat verweerder het bedrag van de heffingsrente dienovereenkomstig zal verminderen.
3.9 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.092 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 218, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.868 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig vermindert;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.092;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.
Aldus gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J.S. Verbeek-van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2012.
w.g. A.J.S. Verbeek-van der Kroft
w.g. A.F. Germs-de Goede
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.