RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 405382 \ CV EXPL 12-6973
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 12 oktober 2012
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. H.J.A. van Dijk,
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAZZELSHOP EXPLOITATIE BV,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigden: de heer [A], adviseur en mevrouw [B], directeur.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Mazzelshop worden genoemd.
Procesverloop
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
Motivering
De feiten
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. [eiseres], geboren op [datum], is op 17 november 1994 in dienst getreden bij Mazzelshop B.V., de rechtsvoorganger van Mazzelshop. Zij vervult thans de functie van verkoopster.
2.2. Mazzelshop B.V. heeft haar bedrijfsactiviteiten alsmede haar handelsnaam in december 2005 overgedragen aan Mazzelshop. Voorts is Mazzelshop B.V. met Mazzelshop en Apollo Personeelsdiensten B.V. overeengekomen dat het personeel in dienst zou treden bij Apollo Personeelsdiensten B.V.
2.3. [eiseres] ontving vanaf de overname haar salaris van Apollo Personeelsdiensten B.V. Na het faillissement van Apollo Personeelsdiensten B.V. ontving [eiseres] haar salaris van Apollo Payroll B.V. (zowel Apollo Personeelsdiensten B.V. als Apollo Payroll B.V. worden hierna aangeduid als Apollo).
2.4. Bij brief van 10 april 2012 heeft Mazzelshop aan Apollo te kennen gegeven dat zij als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden vanaf 1 september 2012 geen personeel meer zal inhuren van Apollo.
2.5. Apollo heeft vervolgens bij het UWVWERKbedrijf een ontslagvergunning gevraagd voor [eiseres] en drie andere arbeidskrachten. UWVWERKbedrijf heeft bij beschikking van 25 juli 2012 aan Apollo toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op te zeggen. UWVWERKbedrijf heeft in verband met de discussie omtrent de vraag of Apollo als werkgever te gelden heeft, haar toestemming voor zover vereist verleend.
2.6. Apollo heeft bij brief van 27 juli 2012 aan [eiseres] laten weten dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 31 augustus 2012 zal worden beëindigd.
De vordering van [eiseres]
3.1 [eiseres] vordert:
A. tijdige en volledige betaling van haar loon na 1 september 2012 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt;
B. in geval van niet tijdige loonbetaling verhoging van het loon c.s. conform de systematiek van artikel 7:625 BW;
C. een veroordeling van Mazzelshop in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar vordering aangevoerd dat zij nimmer heeft ingestemd met het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst met Mazzelshop. Zij heeft op advies van haar vakbond ook nimmer enig stuk ondertekend waaruit deze instemming zou kunnen blijken.
Het verweer van Mazzelshop
4.1. Mazzelshop betwist dat [eiseres] kostwinner is. Zij wijst erop dat [eiseres] per week maar 18 uur werkt en dat haar partner een volledig dienstverband heeft.
4.2. Mazzelshop stelt dat, hoewel er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is, vanaf december 2005 Apollo als werkgever te gelden heeft. Apollo heeft in goed overleg met de werknemers alle lopende arbeidsovereenkomst van Mazzelshop overgenomen. [eiseres] heeft nimmer geprotesteerd. Zij heeft de salarisbetalingen door Apollo geaccepteerd en ook gehandeld in de lijn van de procedures en richtlijnen van Apollo. Mazzelshop merkt hierbij op dat ziekmeldingen en verzoeken tot het opnemen van vrije dagen niet alleen met haar, maar ook met Apollo zijn gecommuniceerd. Mazzelshop voert verder aan dat [eiseres] zich pas na de ontslagaanvraag door Apollo op het standpunt heeft gesteld dat Mazzelshop werkgever is gebleven.
De beoordeling van het geschil
5.1. Het spoedeisende belang vloeit voort uit de aard van de vordering. De enkele omstandigheid dat [eiseres] geen kostwinner zou zijn is onvoldoende om het oordeel te kunnen dragen dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij het instellen van onderhavige vordering.
5.2. De kantonrechter stelt voorop dat de overwegingen, alsmede de te nemen beslissing overeenkomstig het karakter van deze procedure een voorlopig karakter dragen.
5.3. De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord is de vraag of voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure door de rechter zal worden geoordeeld dat Mazzelshop als werkgever van [eiseres] te gelden heeft. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.4. De vraag of de door [eiseres] overgelegde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 17 november 1994 al dan niet rechtsgeldig is, is een vraag die in deze procedure niet relevant is. Partijen zijn het er immers over eens dat [eiseres] in ieder geval tot aan december 2005 in dienst was bij (de rechtsvoorganger van) Mazzelshop. Voorts staat vast dat Mazzelshop eind 2005 haar werknemers bij een payroll-onderneming wilde onderbrengen, in casu Apollo. De kantonrechter overweegt dat in de door Mazzelshop bedoelde constructie het formele en het materiële werkgeverschap uit elkaar worden getrokken. De payroll-onderneming is weliswaar op papier de werkgever, maar het blijft de opdrachtgever (de voormalig werkgever) die het gezag uitoefent. Een dergelijke constructie kan voor de werknemer verwarrend werken. Voorts kan deze constructie ook anderszins nadelig voor de werknemer uitvallen. Niet uitgesloten is dat de werknemer niet langer aanspraak kan maken op voor hem gunstige (cao)voorzieningen waarop hij op basis van de "oude" arbeidovereenkomst wel recht had. Gelet op de verstrekkende arbeidsrechtelijke consequenties die het eindigen van de arbeidsovereenkomst met de werkgever en het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst met een payroll-onderneming voor de werknemer kunnen hebben, ligt het op de weg van de werkgever om niet alleen de werknemer volledig te informeren over de gevolgen van het beëindigen van zijn dienstverband en het aangaan van een nieuw dienstverband, maar mag ook worden verwacht dat aan deze wisseling een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer ten grondslag ligt.
5.5. In het onderhavige geval is er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Apollo opgesteld. Volgens Mazzelshop is er enkel een mondelinge overeenkomst en was [eiseres] akkoord met een dienstverband bij Apollo. [eiseres] heeft deze stelling echter gemotiveerd weersproken stellende dat zij destijds heeft aangeven dat zij niet bij Apollo in dienst wilde treden en dat zij op advies van haar vakbond ook nimmer enig stuk getekend heeft waaruit haar instemming zou kunnen blijken. De kantonrechter overweegt dat, gelet op het hiervoor overwogene, in deze situatie voorshands onvoldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [eiseres] op enig moment in dienst is getreden bij Apollo. De omstandigheden dat [eiseres] vanaf 2006 loonbetaling van Apollo accepteerde en dat zij ook bij Apollo ziekte en vakantiedagen doorgaf leggen daarom onvoldoende gewicht in de schaal om in deze procedure anders te kunnen oordelen.
5.6. Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van [eiseres] toewijsbaar zijn.
5.7. Mazzelshop zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten € 90,64
- overige kosten € 11,00
- griffierecht € 73,00
- salaris gemachtigde € 400,00 (2 punten x tarief € 200,00)
totaal € 574,64
Beslissing
De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
veroordeelt Mazzelshop tot tijdige en volledige betaling van het loon van [eiseres] na 1 september 2012 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt;
veroordeelt Mazzelshop, in geval van niet tijdige loonbetaling, tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het te laat betaalde loon;
veroordeelt Mazzelshop in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 574,64;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.