ECLI:NL:RBLEE:2012:BX8472

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880215-12 PROM
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige fouillering en poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 25 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld en overtredingen van de Wet wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de fouillering van de verdachte onrechtmatig was, omdat de verbalisanten niet voldeden aan de voorwaarden voor het toepassen van dit dwangmiddel. De verdachte had geen identiteitsbewijs kunnen tonen, maar had zijn identiteit mondeling verstrekt, wat voldoende was om hem staande te houden. De rechtbank concludeerde dat de fouillering niet noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit, en dat er geen reden was om aan te nemen dat de verdachte voorwerpen zou kunnen wegmaken of beschadigen die zijn identiteit konden onthullen. Dit vormverzuim leidde niet tot bewijsuitsluiting, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal met geweld. De verdachte had samen met een mededader een woning benaderd met de intentie om in te breken en de bewoner te beroven. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van een van de beschuldigingen, en legde een gevangenisstraf op van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 1[7]/880215-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 september 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Leeuwarden, De Marwei, te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 11 september 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op of omstreeks 31 mei 2012,
te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van
hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1],
althans (een) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan verdachtes mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar de woning van
voornoemde [aangever 1] is/zijn (toe)gegaan en/of (vervolgens) bij de (voor)deur
heeft/hebben aangebeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
verdachte op of omstreeks 31 mei 2012,
te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf/misdrijven,
diefstal met geweldpleging (als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van
Strafrecht) en/of afpersing (als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht), opzettelijk (onder meer) een (zwarte) muts met kijkgaten en/of acht (8), althans een of meer, tie-rips en/of een han(vuur)dwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp en/of (een) gezichtsmasker(s) en/of (zwarte)
handschoenen en/of een verrekijker en/of een stroomstootwapen en/of een (dolk-
of overlevings)mes, bestemd tot het begaan van die/dat misdrijven/misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
verdachte op of omstreeks 7 maart 2012,
te De Wilgen, (althans) in de gemeente Smallingerland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van
zijn gading,(alles) geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 2], althans (een)
perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
naar de woning van voornoemde [aangever 2] is toegegaan en/of (vervolgens) bij de
(voor)deur van die woning heeft aangebeld en/of toen die [aangever 2] de voordeur
van die woning (op een kier) opende, hard of stevig tegen die (voor)deur heeft
(aan of open) geduwd en/of (vervolgens) de woning is binnengedrongen of is
binnengegaan en/of (vervolgens) toen die [aangever 2] zich verzette een (zogenaamd)
(stroomstoot)wapen tegen het lichaam van die [aangever 2] heeft gedrukt en/of
gedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
verdachte op of omstreeks 31 mei 2012,
te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland,
een wapen van categorie I onder 7°, te weten speelgoed/balletjes-pistool
(voorzien van het merklogo "Umarex" en de tekst: "CPSport, Umarex Sprtwaffen
Amsberg, made in Germany, cal. 4,5 mm, serienummer [nummer]"),
zijnde een voorwerp(en) die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s), voorhanden heeft
gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
verdachte op of omstreeks 31 mei 2012,
te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland,
een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een
elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan
worden toegebracht, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair, 2., 3. en 4. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van een meldingsgebod bij de reclassering en deelname aan een Cognitieve vaardigheidstraining.
Beoordeling van het bewijs
Feit 2
De officier van justitie heeft gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot veroordeling van verdachte voor het onder 2. ten laste gelegde feit.
De rechtbank komt tot een ander oordeel; zij acht de inhoud van de aanwezige bewijsmiddelen niet voldoende concreet en onderscheidend om verdachte als pleger van dit feit te kunnen veroordelen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Feiten 1, 3 en 4
1. Gevoerde verweren
1.1. De raadsman heeft gesteld dat de staandehouding, de fouillering en de aanhouding onrechtmatig waren en -elk voor zich- een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert, waarbij (telkens) bewijsuitsluiting de consequentie zou moeten zijn.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
2.1. In het proces-verbaal van bevindingen, nummer [nummer], gedateerd 1 juni 2012, wordt het volgende omschreven ten aanzien van de staandehouding van verdachte:
"Op 31 mei 2012 omstreeks 21:15 uur, hebben wij een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Op donderdag 31 mei 2012 omstreeks 21:15 uur reden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beide hoofdagent van politie Fryslân in bike uniform gekleed op een opvallende dienstfiets over de Oude Slingeweg te Drachten. Wij, verbalisanten, waren belast met toezicht koopavond en jeugdoverlast. Wij, verbalisanten, waren bekend met het feit dat er op woensdag 30 mei 2012 omstreeks 20:00 uur een melding was gedaan bij de politie. Uit deze melding bleek dat er door twee kinderen, leeftijden 13 en 14 jaar, was gezien dat er 2 mannen uit de bosschage nabij de Zuider Hageweg waren gekomen. Deze mannen hadden bivakmutsen en capuchons over het hoofd getrokken. Ook hadden de mannen volgens de kinderen zwarte handschoenen aan. Dit hadden de kinderen als een verdachte en uiterst bedreigende situatie ervaren. De jongens waren erg overstuur geweest. Hierdoor was de melding gedaan door de moeder van een van de twee jongens.
De kinderen omschreven de 2 mannen als volgt:
persoon 1: -circa 20-30 jaar oud; -lengte ca 1.80-1.85 meter; -blank; -zwarte jas, zwarte broek; -normaal postuur; -geen bril/baard/snor.
persoon 2: -circa 20-30 jaar oud; -lengte iets kleiner dan persoon 1; -blank; -zwarte jas; -blauwe trainingsbroek; -geen bril/baard/snor.
Op basis van bovenstaande informatie besloten wij, verbalisanten, een surveillance ronde uit te voeren in de directe omgeving van genoemde locatie van de eerder omschreven melding.
Wij, verbalisanten, reden vanaf de Overstesingel linksaf de Oude Slingeweg op. De Oude Slingeweg betreft een recht stuk fiets-/looppad van enkele honderden meters, welke middels een tunnel onder de Rijksweg A7 doorloopt en vervolgens afbuigt naar links, waar de genoemde weg overgaat in de Zuider Hageweg. De Oude Slingeweg is dus dichtbij de locatie waar de kinderen een dag eerder de twee mannen uit de bosschages hadden zien komen.
Wij, verbalisanten, zagen op een afstand van naar schatting 250 meter twee personen over de Oude Slingeweg lopen. Wij, verbalisanten, zagen dat deze personen in de richting van ons, verbalisanten liepen. Wij, verbalisanten, zagen dat het om twee negroïde personen ging en dat deze personen beiden een jas met capuchon droegen, waarbij zij beiden de capuchon op hun hoofd droegen. Het regende op dat moment niet. Wij, verbalisanten, zagen dat deze personen donkere jassen en broeken droegen. Wij zagen dat de broek van een van beide personen een blauwe trainingsbroek betrof. Gezien eerder genoemde melding, locatie en overeenkomsten in de signalementen van de twee personen uit de genoemde melding van de dag ervoor, besloten wij de twee personen staande te houden. Dit met het doel de identiteit van deze personen vast te stellen."
2.2. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de term "staande houden" meerdere malen door verbalisanten gebezigd wordt, hen niet het dwangmiddel "staande houden" in de zin van artikel 52 van het Wetboek van Strafvordering voor ogen stond, gezien de context waarin dit gebruikt wordt. Weliswaar refereren verbalisanten aan een melding van een dag eerder omtrent twee verdachte personen en de kleding van de beide personen (thans verdachten) die in de richting van verbalisanten liepen, maar dit was blijkens het proces-verbaal vooralsnog reden om de identiteit vast te stellen middels een vordering inzage identiteitsdocument. Nu uit het proces-verbaal niet blijkt dat de verbalisanten uitgingen van een verdenking, ziet de rechtbank in het gebruik van de woorden "staande houden" een kennelijk juridisch onjuiste benaming en leest zij daarin het op straat aanspreken teneinde een vordering identiteitsdocument mogelijk te maken een en ander op grond van artikel 8a van de Politiewet 1993.
2.3. De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat verbalisanten, nadat hen was gebleken dat verdachte geen identiteitsbewijs ter inzage kon afgeven geen fouillering hadden mogen uitvoeren. Verdachte was niet in staat een identiteitsbewijs ter inzage af te geven waarmee hij de overtreding van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht had begaan. Op grond hiervan waren verbalisanten bevoegd verdachte staande te houden en aan te houden.
Voor de toepassing van het dwangmiddel van het fouilleren geldt als voorwaarde dat dit noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit (zie artikel 55b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering). Dat was hier niet aan de orde nu verdachte op een andere wijze, te weten mondeling, zijn identiteitsgegevens had verstrekt en niet blijkt van twijfel bij de verbalisanten omtrent de juistheid van de verstrekte gegevens. Op grond van het bepaalde in artikel 55b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering mag dit dwangmiddel alleen
in het openbaar worden toegepast wanneer dit redelijkerwijs noodzakelijk is om wegmaking of beschadiging van voorwerpen waaruit de identiteit van de (tot dan toe anonieme verdachte) zou kunnen blijken, te voorkomen. Uit de stukken blijkt niet dat hiervan sprake was.
2.4. De fouillering heeft onrechtmatig plaatsgevonden en dit is een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank moet bij de beoordeling van het aan dit verzuim te verbinden gevolg rekening houden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor voor verdachte wordt veroorzaakt. Met het oog daarop mag van de verdediging worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van voormelde factoren wordt aangegeven tot welk rechtsgevolg het vormverzuim dient te leiden. De verdediging heeft een en ander nagelaten. De rechtbank betrekt hierbij dat -naar vaste jurisprudentie- het ontdekken van een strafbaar feit niet valt onder enig rechtens te respecteren belang van een verdachte.
De rechtbank volstaat met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan en verbindt hieraan geen concreet rechtsgevolg. De rechtbank betrekt hierbij dat na de fouillering van de ene verdachte en vlak voor of aan het begin van de fouillering van de tweede verdachte de melding binnenkwam met de opdracht naar de op 100 meter afstand gelegen woning aan de Oude Slingeweg [huisnummer] te gaan. De bewoner van die woning zou zojuist twee negroïde personen met capuchons op aan de deur hebben gehad en vertrouwde dit niet. De negroïde personen hadden hun gezicht bedekt gehad en hadden bij de bewoner aangebeld. Verbalisanten hebben vervolgens de conclusie getrokken dat dit de bewuste personen waren. Vanaf dat moment waren er voldoende feiten en omstandigheden op grond waarvan de beide mannen konden worden aangemerkt als verdachte. Verbalisanten hebben een tweede eenheid opgeroepen om de verdachte over te brengen naar het bureau en er zou zeker een veiligheids- en/of een insluitingsfouillering zijn uitgevoerd bij gelegenheid waarvan de door verdachte meegevoerde wapens en overige goederen zouden zijn aangetroffen.
3. Verdachte heeft ter zitting met betrekking tot zijn aanwezigheid bij de in feit 1. genoemde woning van aangever [aangever 1] het volgende verklaard.
3.1. Een hem onbekende persoon had hem, verdachte, toen hij in een tunneltje in Groningen was, van een geldbedrag van € 9.500,00 beroofd waarbij hij een pistool op hem te richtte. Verdachte had dit geldbedrag bij zich omdat hij dit zou gaan investeren in iets maar hij had toen besloten dat toch niet te doen en met het geld op zak was hij in de stad gaan feesten, waarna het geld hem afhandig is gemaakt. Het geld had hij gespaard. Verdachte besloot geen aangifte te doen van deze beroving omdat zijn aangifte toch maar onderop de stapel zou komen te liggen en er niets mee zou worden gedaan. Verdachte besloot zelfstandig onderzoek te doen en hij ging naar de Muurstraat in Groningen en kreeg daar van een bekende de tip dat de overvaller [naam 1] of [naam 2] zou zijn. Hij wil de naam van de tipgever niet noemen omdat hij niet wil dat de politie contact met haar opneemt. [naam 1] zou zowel in Groningen als in Drachten verblijven. De tipgever noemde ook een pad in Drachten waar de overvaller veel zou zijn. Zij vertelde ook dat een zoon van de man in de woning waar verdachte aangebeld had, in contact zou staan met [naam 1] en hem mogelijk verdere informatie over [naam 1] zou kunnen geven. Zij omschreef hem welke woning dit was. Verdachte is naar die woning, de woning van aangever [aangever 1], gegaan om te vragen naar [naam 1].
Verdachte had een bivakmuts op gedaan omdat hij in eerste instantie onherkenbaar wilde blijven uit angst voor de persoon die hij in die woning vragen zou gaan stellen. Daarna had hij besloten dat hij zich niet hoefde te verbergen en dat hij gewoon de vragen kon stellen terwijl hij herkenbaar was. Hij had een stroomstootwapen en een balletjespistool meegenomen voor het geval er agressief gereageerd zou worden als hij om zijn geld zou vragen alsmede om represailles te vermijden nadat hij het geld terug zou hebben gekregen; hij wilde niet dat die persoon dan achter hem aan zou komen. Hij had een gezichtsmasker in zijn tas; dit masker gebruikte hij alleen voor het maken van grapjes. Hij wist dat de persoon vuurwapengevaarlijk was en hij hield er rekening mee dat die persoon zou kunnen gaan schieten. Hij had zijn broer niets verteld over de beroving en ook niet over de vuurwapengevaarlijke persoon die zou kunnen gaan schieten. Hij wil niets zeggen over de vraag of er een of twee mannen bij de deur van de woning van aangever [aangever 1] hebben gestaan. Hij heeft bij de voordeur gestaan maar wel op enige afstand van de verhoging die voor de deur is aangebracht en die verhoging is ook weer op enige afstand van de deur. Na zijn aanbellen verscheen er een man achter de voordeur en hij heeft die man door de voordeur heen de vraag gesteld of hij [naam 1] kende. De man gaf een antwoord en verdachte is daarop weggegaan.
3.2. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet aannemelijk is door de diverse merkwaardige en niet invoelbare onderdelen daarvan. Daarnaast ontbreekt iedere onderbouwing die er had kunnen zijn zoals een aangifte bij de politie van de beroving, nadere informatie omtrent de aanwezigheid bij verdachte van de € 9.500,00 contant geld, het doorgeven van de personalia van de tipgever aan de politie en het waarschuwen van zijn broer dat ze achter een vuurwapengevaarlijke overvaller aan zouden gaan. Daar komt bij dat de verklaring van verdachte op onderdelen niet overeenkomt met de door de heer [aangever 1] afgelegde verklaring zoals deze in het proces-verbaal van politie is vastgelegd. Ook is er geen goede verklaring voor de weigering van verdachte ter terechtzitting te verklaren of hij alleen of samen met zijn broer bij de voordeur van de woning van [aangever 1] heeft gestaan; ook wenst hij niet te verklaren over het sms'je aan zijn broer [medeverdachte] waarin hij hem vraagt zijn masker mee te nemen.
4. De bewijsmiddelen
4.1. De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
4.2. De verklaring van verdachte2, inhoudende:
Op 31 mei 2012 ben ik, samen met mijn broer [medeverdachte], in Drachten3 bij een straat geweest die -naar ik nu weet- de Oude Slingeweg heet. Ik heb bij een huis aan de Oude Slingeweg aangebeld. Ik droeg toen donkere kleding. Ik had de capuchon over mijn hoofd en daaronder droeg ik een muts waarin ter hoogte van de ogen gaten waren geknipt. Ik had een balletjespistool bij me dat veel lijkt op een echt wapen. Verder had ik bij me: een stroomstootwapen, handschoenen, tiewraps, een masker en ducktape. Er kwam een man bij de voordeur.
Hij riep iets maar deed de voordeur niet open. Ik ben toen weggegaan. Even verderop heeft de politie mij en [medeverdachte] aangesproken. Ik heb een dag eerder aan [medeverdachte] een sms-bericht gestuurd waarin ik hem vraag zijn masker mee te nemen.
4.3. De verklaring van verdachte4, inhoudende:
Ik wilde naar Drachten. Mijn broer wist wel dat ik geld moest halen. Toen wij in Drachten waren hebben wij aangebeld bij die woning. Dat was in de buurt waar wij zijn aangehouden. Dat was een vrijstaande hoekwoning. Toen wij aanbelden hoorde ik een persoon "hallo" roepen. De man deed de deur niet open. De man zei: "Nee, geen belangstelling, dag." Daarna zijn wij weggelopen. Kort nadat wij bij die woning waren weggelopen, werden wij door de politie aangehouden. Ik was toen ik daar bij de deur stond wel voorbereid. Ik had een balletjes pistool. Ik had een stroomstootwapen meegenomen. De bivakmuts is hetzelfde verhaal. Ik had een masker. Ik heb nog getwijfeld of ik het masker op zou zetten. Ik heb uiteindelijk de bivakmuts opgezet. De tiewraps en tape had ik bij me. De spullen die ik allemaal bij mij had was voor een eventuele confrontatie. Mijn broer had een mes bij zich. Ik heb hem verteld dat ik in Drachten geld op moest halen. Hij zag dat ik een wapen bij mij had.
4.4. De verklaring van aangever [aangever 1]5, inhoudende:
Op 31 mei 2012 omstreeks 21:30 uur was ik thuis aan de Oude Slingeweg [huisnummer] te Drachten. Er werd aangebeld bij de voordeur. Ik ben daar naar toe gelopen en ik zag dat twee mannen zich bijzonder verdacht bij de voordeur gedroegen. Dit vond ik verdacht omdat ze met het gezicht naar de weg keken en ze hadden een capuchon diep over hun ogen. Ik kon deze mannen zien, omdat ik naast mijn voordeur aan beide zijden een raam heb tot aan de grond. Door beide ramen zag ik een man staan. Ik vond dat de jassen welke de mannen aan hadden, niet voor de tijd van het jaar zijn. Ik zag dat beide mannen in een bepaalde houding stonden, om met geweld in mijn woning te komen. Door hun gedrag zag ik dat ze alert waren. Ze stonden namelijk ook strak tegen de ramen en deur aan. Als iemand gewoon aanbelt, ga je niet direct achter de deur staan. Je neemt normaal gesproken een bepaalde afstand. En dit was bij hen absoluut niet het geval. Ik vertrouwde het niet en ik was dus niet van plan om de voordeur te openen. Ze kwamen op mij over als bedreigend. Ik heb vervolgens geschreeuwd: "Geen belangstelling." Daarop zag ik dat dader twee zich deels omdraaide richting mij. Daardoor zag ik hem deels in het gezicht. Ik ben toen weer achter de voordeur gestapt zodat we elkaar niet bleven aankijken. Ik heb toen even gewacht op hun reactie. Ik heb toen weer om het hoekje gekeken en zag ze toen niet meer.
4.5. De verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]6, inhoudende:
Op donderdag 31 mei 2012 omstreek 21:15 uur reden wij, verbalisanten, over de Oude Slingeweg te Drachten. Wij zagen twee personen over de Oude Slingeweg lopen. Wij zagen dat deze personen in de richting van ons, verbalisanten liepen. Wij, verbalisanten, zagen dat het om twee negroïde personen ging en dat deze personen beiden een jas met capuchon droegen, waarbij zij beiden de capuchon op hun hoofd droegen. Het regende op dat moment niet. Wij zagen dat deze personen donkere jassen en broeken droegen. Op het moment dat wij de twee personen staande hielden zagen wij dat een van beide staande gehouden personen zwarte handschoenen droeg. Deze persoon bleek later te zijn: [medeverdachte], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Wij, verbalisanten bevonden ons op dat moment met de staande gehouden personen op een afstand van ongeveer 100 meter vanaf perceel Oude Slingeweg [huisnummer]. Wij zagen dat de tweede staande gehouden persoon onder zijn capuchon een zwarte muts op zijn hoofd droeg. Dit bleek later een bivakmuts te zijn. De persoon bleek later te zijn: [verdachte], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Wij zagen dat [medeverdachte] vervolgens zijn jas en trui omhoog trok met zijn linkerhand en met zijn rechterhand een op een mes gelijkend voorwerp uit zijn broeksband op zijn rechterheup haalde en het voorwerp op de weg neerlegde. Wij zagen dat dit een mes met een totale lengte van ongeveer 25 centimeter betrof en dat dit mes in een bijbehorend foedraal was opgeborgen. Wij zagen dat [verdachte] een zwarte rugtas van zijn rug in het gras liet vallen. Ik, [verbalisant 1] zag dat in de rechter steekzak van de jas van [verdachte] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp zat. Ik heb het voorwerp uit de steekzak gepakt. Verdachte [medeverdachte] werd door collega's overgebracht naar het bureau. Verdachte [verdachte] is, voordat hij werd overgebracht, alsnog aan een veiligheidsfouillering onderworpen. Ik heb hierbij de capuchon en de muts van het hoofd van verdachte [verdachte] verwijderd. Ik zag hierbij dat de zwarte muts, welke verdachte onder de capuchon droeg, voorzien was van twee ronde gaten -welke gezien hun positie op de muts- naar alle waarschijnlijkheid dienden als kijkgaten als de muts volledig over het gelaat wordt getrokken. Ook trof ik in de linker jaszak van [verdachte] een paar zwarte handschoenen aan. Verdachte [verdachte] is vervolgens door collega's overgebracht naar bureau Drachten.
4.6. De verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]7, inhoudende:
Wij hebben [verdachte] overgebracht naar het politiebureau. Wij hebben tevens een rugzak met inhoud, die deze verdachte bij zich droeg, in beslag genomen en meegenomen.
Wij zagen dat andere collega's de andere verdachte hebben overgebracht.
Wij hebben een onderzoek ingesteld in de inbeslaggenomen rugzak van verdachte. Wij zagen dat in de rugzak de volgende goederen zaten:
- tiewraps,
- handschoenen,
- taser (elektrisch schokapparaat)
- mombakkes (roze rubberen gelaatsmasker)
- zonnebril
- grijze ducktape.
Enige minuten later zagen we dat de tweede verdachte, [medeverdachte], werd binnengebracht ter voorgeleiding. Tijdens zijn fouillering zag ik, verbalisant [verbalisant 3], dat deze verdachte een grote capuchon over zijn hoofd droeg. Ik zag dat hij hieronder een mombakkes (rubberen roze gelaatsmasker) opgerold op zijn hoofd droeg. Ik zag dat hij dit masker tijdens de fouillering probeerde in de jas te stoppen. Ik zag echter dat het masker hierbij op de grond viel.
4.7. De verklaring van verbalisant [verbalisant 5]8, inhoudende:
Onder verdachte [verdachte] is een telefoon, merk Nokia, inbeslaggenomen. Deze telefoon is digitaal uitgelezen. Het geheugen van dit telefoontoestel, voorzien van een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 1], toonde een veelvoud van ontvangen en verzonden sms-verkeer. Hieronder waren: [telefoonnummer 2] 2012.05.31 18:15 "Ey a mask di na joe iete he, no verghiet a san datie. mo shi dalijk"en [telefoonnummer 2] 2012.05.31 18:36 "Hoe die weer is is boeng boeng, kmoet die persoon ook payen. Ik had gister al beloofd, dus morgen ochtend moetik die do brengen." Aan de hand van verklaringen en het telefoonboek, aangetroffen in het geheugen van deze Nokia-telefoon, kon worden vastgesteld dat het nummer [telefoonnummer 2] in gebruik is bij [medeverdachte]. Bij raadpleging van de open bron Straattaal.nl is vastgesteld kunnen worden dat met "do" wordt bedoeld "geld".
4.8. De verklaring van verbalisant [verbalisant 5]9, inhoudende:
Op 31 mei 2112 werd onder [verdachte] een voorwerp, gelijkend op een vuistvuurwapen, inbeslaggenomen. Dit voorwerp werd aan mij voor nader onderzoek wapenherkenning overgedragen. Bij nader onderzoek stelde ik het volgende vast.
Het betreft een luchtdrukpistool, in de vorm van een speelgoedpistool, ook wel balletjespistool genoemd en is bestemd voor het verschieten van kogeltjes (ronde balletjes) kaliber 4,5 mm. De slede/kast van dit wapen is voorzien van het merklogo Umarex en de tekst: CPSport, Umarex Sportwaffen Amsberg, made in Germany, cal. 4,5 mm, serienummer [nummer]. Het wapen vertoont qua kleur, vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen, te weten een pistool van het merk Walther, type P99, kaliber 9 mm. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie.
4.9. De verklaring van verbalisant [verbalisant 5]10, inhoudende:
Op 31 mei 2112 werd onder [verdachte] een voorwerp, gelijkend op een vuistvuurwapen, inbeslaggenomen. Dit voorwerp werd aan mij voor nader onderzoek wapenherkenning overgedragen. Bij nader onderzoek stelde ik het volgende vast.
Het inbeslaggenomen voorwerp betrof een stroomstoot handwapen. Aan de hand van het opschrift op dit apparaat, dat geheel zwart van kleur is, betreft het mogelijk een handwapen van het merk Stun Master, type 100-S. Dit wapen heeft een lengte van 12,5 centimeter en een breedte van 6 centimeter. Het wapen is voorzien van een drukknop (trekker) en een aan/uit schakelaar. Bij nader onderzoek werd in de houder aan de onderzijde een 9-volts batterij aangetroffen. Nadat ik het handwapen had ingeschakeld en de drukknop ingedrukt hield, was een krachtige stroomstoot het gevolg. Gesteld kan daarom worden dat het voorwerp een handwapen is, waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel. De vrijstelling als bedoeld in artikel 21 van de Regeling wapens en munitie is niet van toepassing. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie.
5. Het opzet bij verdachte
5.1. Het opzet van een verdachte kan -naar vaste jurisprudentie- ook afgeleid worden uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen. De rechtbank zal dit in de onderhavige zaak toepassen. Uit de hiervoor weergegeven verklaring van [aangever 1] (bewijsmiddel 4.4.) blijkt op welke wijze de verdachte en de medeverdachte zich gedroegen bij de voordeur van de woning en dat zij de capuchons van hun jassen over het hoofd hadden getrokken.
Uit de hiervoor weergegeven bevindingen van de verbalisanten (bewijsmiddel 4.5. en 4.6.) blijkt welke wapens, kledingstukken en andere attributen verdachte en de medeverdachte bij zich hadden. Voorts blijkt dat verdachte en de medeverdachte tevoren overleg hebben gehad over het meenemen van een masker (bewijsmiddel 4.7.). Tevens blijkt uit het bewijs dat het ging om het halen van geld (bewijsmiddel 4.3.) en dat verdachte een schuld had (bewijsmiddel 4.7.).
De rechtbank is van oordeel dat dit alles -in onderling verband en samenhang beschouwd- wijst op een voorbereiding en (begin van) uitvoering gericht op het plegen van een overval op de bewoner(s) van de woning aan de Oude Slingeweg [huisnummer] teneinde geld en/of goederen van hun gading te verkrijgen. De rechtbank betrekt hierbij dat noch verdachte, noch de medeverdachte, een geloofwaardige verklaring heeft afgelegd met betrekking tot het bezoeken van dat adres in combinatie met het dragen van of meenemen van de betreffende wapens, kledingstukken en de andere goederen.
6. Het medeplegen
6.1. Uit het hierboven onder 4.3. weergegeven bewijsmiddel blijkt dat er contact is geweest tussen verdachte en de medeverdachte over het doel van de reis naar Drachten (geld halen) en het meenemen van een masker. Daarnaast blijkt uit de verklaring van aangever [aangever 1] en de verklaring van verdachte dat beide personen bij de voordeur hebben gestaan en samen weg zijn gegaan. Voorts waren beiden in bezit van handschoenen en een masker en een wapen/wapens. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat er een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking is geweest dat er sprake is van medeplegen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair, 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair:
verdachte op 31 mei 2012, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1], althans (een) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededader naar de woning van voornoemde [aangever 1] is toegegaan en vervolgens bij de voordeur heeft aangebeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
verdachte op 31 mei 2012, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, een wapen van categorie I onder 7°, te weten speelgoed-/balletjespistool, voorzien van het merklogo "Umarex" en de tekst: "CPSport, Umarex Sportwaffen Amsberg, made in Germany, cal. 4,5 mm, serienummer [nummer]", zijnde een voorwerp die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
4.
verdachte op 31 mei 2012, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. primair: Poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
3. Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
4. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal met geweld en twee gevallen van overtreding van de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft met zijn mededader getracht een woning in Drachten binnen te dringen en de bewoner van geld of andere waardevolle goederen te beroven. Het gaat hier om een zeer ernstig feit. Het is geheel en al aan de terechte argwaan van het slachtoffer te danken dat de beroving niet geëffectueerd kon worden. Het behoeft geen betoog dat mensen zich in hun woning volkomen veilig en geborgen moeten kunnen voelen en verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een poging gedaan om hierop op de meest verregaande wijze inbreuk te maken. Verder moge het duidelijk zijn dat dit soort misdrijven grote angstgevoelens in de samenleving teweegbrengen.
Verdachte heeft inmiddels een strafdocumentatie opgebouwd met daarop ook een forse veroordeling voor onder meer diefstal met geweld. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte financiële overwegingen had en over onvoldoende besef van normen en waarden beschikt om het ontstane probleem op een sociaal aanvaardbare wijze op te lossen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt deelname aan een gedragsinterventie. Verdachte heeft echter ter terechtzitting over verschillende aspecten van het delict geen verklaring willen geven en hij acht, anders dan de reclassering, de kans op herhaling zo goed als nihil.
De rechtbank heeft onder deze omstandigheden geen vertrouwen in het nut van de geadviseerde bijzondere voorwaarde en zal, mede gelet op de ernst van het feit, verdachte tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordelen voor de duur zoals hierna te bepalen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 3a van de Regeling wapens en munitie, telkens zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair, 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. Y. Huizing en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2012.
Mr. Huizing is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
********************************************************************************
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer 2012057103-1-A, gesloten op 21 augustus 2012.
2 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2012.
3 Het is een feit van algemene bekendheid dat Drachten is gelegen in de gemeente Smallingerland.
4 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 2 juni 2012, pagina 308, 309.
5 Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1], d.d. 1 juni 2012, pagina 91, 92.
6 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juni 2012, pagina 69, 70, 71 en 72.
7 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 mei 2012, pagina 73.
8 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 juni 2012, pagina 145 en 146.
9 Het proces-verbaal van wapenherkenning, d.d. 2 juni 2012, pagina 179.
10 Het proces-verbaal van wapenherkenning, d.d. 2 juni 2012, pagina 184.