RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 398635 \ CV EXPL 12-2964
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 1 augustus 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. J.F.H. Terpstra,
De besloten vennootschap
MELCHING ASSURADEUREN B.V.,
gevestigd te Drachten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Kuijken.
Partijen zullen hierna "[eiser]" en "Melching" worden genoemd.
Procesverloop
1.1. [eiser] heeft Melching in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare terechtzitting van 17 juli 2012.
1.2. [eiser] heeft toen op de bij dagvaarding vermelde gronden gevorderd dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en alle dagen en uren, Melching veroordeelt:
I. primair: om aan [eiser] op en na 13 augustus 2012 een gelijkwaardige (lease)auto ter beschikking te stellen onder de voorwaarden en condities als vermeld in de autokostenregeling van 24 februari 2006, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat Melching nalatig blijft om na betekening van het vonnis hieraan te voldoen;
subsidiair: tot betaling van een vergoeding van € 600,- per week (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2012 tot de dag der betaling) bij wijze van voorschot ter bekostiging van een vervangende (lease)auto van 13 augustus 2012 tot de dag dat deze weer ter beschikking wordt gesteld c.q. tot het moment waarop de rechter in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan;
II. primair en subsidiair: tot betaling van de proceskosten.
1.3. Melching heeft voorafgaand aan de zitting een conclusie van antwoord tevens pleitaantekeningen in het geding gebracht.
1.4. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij de gemachtigde van [eiser] gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen.
1.5. Partijen hebben producties overgelegd.
1.6. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
2. In deze procedure zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. [eiser] is van 1 augustus 1996 tot 1 december 2007 werkzaam geweest voor Arci Groep B.V. (hierna te noemen: Arci) te Odoorn, in de functie van Hoofd Binnendienst.
2.2. Vanaf 1997 heeft [eiser] bij Arci de beschikking gehad over een leaseauto. In 2006 zijn de voorwaarden voor het gebruik van een leaseauto in een schriftelijke overeenkomst met bijbehorende autoregeling tussen Arci en [eiser] vastgelegd. In de autoregeling d.d. 24 februari 2006 is - voor zover van belang - bepaald:
(…)
1.3. Gebruik
De auto moet te allen tijde voor zakelijk gebruik beschikbaar zijn, doch mag daarnaast ook privé worden gebruikt. De werknemer dient de auto te gebruiken en te onderhouden zoals een goed huisvader betaamt. (…)
(…)
2.3. Brandstof
* Diesel. Het verwachte aantal te rijden kilometers per jaar bedraagt 32.298.
* Brandstof ten behoeve van privé-gebruik in het buitenland wordt niet vergoed.
(…)
4.5. Beëindiging leasecontract
Het leasecontract mag worden beëindigd bij het bereiken van een totaal kilometrage van 180.000 km (honderdtachtigduizend) dan wel bij het bereiken van een looptijd van 48 (achtenveertig) maanden.
(…)
4.7. Beëindiging van deelname autoregeling
Het gebruiksrecht vervalt en de auto, alsmede de ter beschikking gestelde documenten, brandstofkaart, sleutels en reservesleutels, dienen in goede staat te worden ingeleverd:
* bij beëindiging van het dienstverband
* (mogelijk) bij degradatie/demotie
*(mogelijk) bij het op non-actief stellen van de medewerker (zie artikel 5.3: Promotie Degradatie/demotie)
(…)
5.2. Promotie Degradatie/demotie
Indien de medewerker wegens functiewijziging of anderszins door de werkgever wordt ingedeeld in een andere categorie, zal de overgang naar een lease-auto met het bij die categorie behorende maximum lease-bedrag geschieden op het tijdstip waarop de voorgaande gebruikers-overeenkomst eindigt.
(…)
Artikel 6: Slotbepalingen
Dit reglement maakt onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst.
2.3. Arci heeft in oktober 2007 aan [eiser] medegedeeld dat het bedrijfsonderdeel waarvoor hij werkzaam is, de back office, zal worden overgedragen aan Melching. Bij brief van 17 oktober 2007 heeft Arci - samengevat - aan [eiser] medegedeeld dat deze overgang meebrengt dat [eiser] zijn rechten behoudt en verzoekt zij aan [eiser] om aan te geven of hij bereid is mee over te gaan naar Melching. In vervolg hierop heeft de toenmalige gemachtigde van Arci bij brief van 14 november 2007 aan [eiser] onder meer medegedeeld "dat de overdracht van de binnendienstactiviteiten naar Melching valt te duiden als een overgang van een gedeelte van een onderneming, hetgeen van rechtswege valt te duiden als een overgang van de arbeidsovereenkomst naar Melching." Voorts heeft deze gemachtigde bij brief aan de toenmalige gemachtigde van [eiser] van 30 november 2007 medegedeeld: "Bevestigd is dat de arbeidsvoorwaarden van uw cliënt, alsook diens anciënniteit, ongewijzigd worden overgenomen."
2.4. Met ingang van 1 december 2007 is [eiser] overgegaan naar Melching. [eiser] is met ingang van genoemde datum de - voorheen aan hem door Arci ter beschikking gestelde - leaseauto blijven gebruiken.
2.5. In 2008 liep het leasecontract voor de sub 2.4. genoemde leaseauto af. Melching heeft aan [eiser] toen per augustus 2008 een vervangende leaseauto ter beschikking gesteld onder dezelfde voorwaarden als voorheen. De vervangende leaseauto betreft een Renault Grand Scenic met kenteken 50-XN-GV. Dit was een leaseauto die vrij kwam toen een andere medewerker van Melching deze niet meer nodig had.
2.6. [eiser] is bij Melching op enig moment de functie van Schadebehandelaar gaan vervullen. Deze functie vervult hij tot op heden nog steeds.
2.7. Omstreeks eind december 2008 heeft [eiser] van Melching een concept arbeidsovereenkomst ontvangen, met als ingangsdatum 1 december 2008 en waarbij een autokostenregeling van Melching was gevoegd. [eiser] heeft in reactie daarop aangegeven dat zijn arbeidsovereenkomst met Arci (met bijbehorende arbeidsvoorwaarden) mee overgegaan was naar Melching, zodat hij geen nieuwe arbeidsovereenkomst wenst aan te gaan.
2.8. Melching heeft [eiser] hierna bij brief van 13 maart 2009 onder meer medegedeeld:
(…) Binnen onze onderneming is het gebruikelijk dat de arbeidsvoorwaarden zoveel mogelijk zijn geharmoniseerd en dus - met onderscheid van positie, het salaris en overige verantwoordelijkheden - op elkaar zijn afgestemd en zoveel mogelijk - zeker waar het gaat om secundaire arbeidsvoorwaarden - voor een ieder gelijk zijn. In dat verband hebben wij aan u onze standaard arbeidsovereenkomst alsmede de gebruiksovereenkomst voor de autoregeling Melching ter ondertekening voorgelegd. U heeft aangegeven het niet eens te zijn met deze arbeidsvoorwaarden, zonder overigens inhoudelijk te motiveren waarom en op welke punten u het niet met deze arbeidsvoorwaarden eens bent.
(…)
Wij betreuren deze gang van zaken ten zeerste, maar benadrukken met klem dat wij de situatie, waarin met u geen schriftelijke arbeidsvoorwaarden zijn overeengekomen, niet wensen te tolereren.
Hierbij leggen wij u de schriftelijke arbeidsovereenkomst en de gebruiksovereenkomst voor de autoregeling ten laatste male ter ondertekening voor. (…)"
2.9. [eiser] heeft bij e-mail van 20 maart 2009 aangegeven niet tot ondertekening van de arbeidsovereenkomst en de gebruiksovereenkomst voor de autoregeling te zullen overgaan. Partijen hebben hierna geen vergelijk op dit punt kunnen treffen.
2.10. Melching heeft [eiser] bij brief van 5 januari 2012 onder meer medegedeeld:
"(…) Bij de ARCI-groep verrichtte u laatstelijk de functie van Hoofd Binnendienst. Aangezien bij een dergelijke overgang de rechten en de verplichtingen van de werknemer ook mee overgaan betekent dit dat u per 1 december 2007 bij ons in dienst trad in de functie van Hoofd Binnendienst met de arbeidsvoorwaarden die u ook bij de ARCI-groep op dat moment had.
Wij hebben de backofficeactiviteiten na de overgang in onze eigen organisatie geïntegreerd en daarbij is de functie van Hoofd Binnendienst, uw functie, komen te vervallen. In plaats van toen te streven naar een beëindiging van het dienstverband zijn wij met u in overleg gegaan en reeds kort na de overgang hebben wij voor u een passend alternatief gevonden in de functie van Schadebehandelaar.
Hoewel het loon dat behoort bij de functie van Schadebehandelaar bij ons lager is dan het loon dat u verdiende als Hoofd Binnendienst bij de ARCI-groep, zijn wij toen bereid geweest om het loon dat u verdiende te handhaven, ondanks het feit dat u een lagere functie ging uitoefenen.
In uw functie als Hoofd Binnendienst bij de ARCI-groep had u de beschikking over een leaseauto die u ook volledig vrij privé mocht gebruiken. Voor de functie van Schadebehandelaar bij ons heeft u geen auto nodig nu deze functie geheel op kantoor wordt vervuld.
Wij zijn toen bereid geweest om ten aanzien van deze auto een overgangsregeling te treffen. U heeft de leaseauto van een werknemer die bij ons vertrokken was ter beschikking gekregen voor de periode dat de leasetermijn voor die auto nog liep, in casu tot 13 augustus 2012. Na ommekomst van de leasetermijn zal aan u geen leaseauto ter beschikking gesteld worden.
Middels de overgangsregeling hebben wij u een royale termijn van vele jaren gegund om aan de nieuwe situatie te wennen. Naar onze mening bent u daarmee meer dan voldoende gecompenseerd.
Uw opvatting dat, nu u in uw laatste functie bij de ARCI-groep een leaseauto ter beschikking had die u ook volledig privé mocht gebruiken, u na de overgang zolang u bij ons werkt altijd daarop recht heeft is onjuist. (…)
U dient er derhalve in uw privésituatie rekening mee te houden dat vanaf 13 augustus 2012 deze overgangsperiode afloopt en u derhalve vanaf dat moment geen leaseauto meer van ons ter beschikking krijgt. (…)"
2.11. [eiser] heeft bij e-mail van 13 januari 2012 aan Melching medegedeeld dat hij niet akkoord gaat met het vervallen van het gebruik van een leaseauto. Ook nadien hebben partijen geen vergelijk op dit punt kunnen treffen.
2.12. De termijn van de lease van de bij [eiser] in gebruik zijnde leaseauto loopt tot 13 augustus 2012. [eiser] is voornemens om per 20 augustus 2012 met gebruikmaking van deze leaseauto met vakantie te gaan.
2.13. Melching hanteert een eigen reiskostenregeling.
Het standpunt van [eiser]
3.1. [eiser] baseert zijn vordering op voormelde feiten. Melching dient de tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarden gestand te doen, in die zin dat zij aan [eiser], zolang er nog geen uitspraak in een bodemprocedure tussen partijen is gedaan, een (vergelijkbare) leaseauto ter beschikking stelt op basis van de autoregeling zoals die door Arci, als (gedeeltelijke) rechtsvoorganger van Melching werd gehanteerd, althans een vergoeding betaalt ter bekostiging van een vervangende huurauto.
3.2. De arbeidsvoorwaarden zoals die golden tussen Arci en [eiser] - waaronder de autoregeling - zijn krachtens overgang van onderneming van rechtswege overgegaan op Melching als verkrijger. Melching dient daarom deze arbeidsvoorwaarden jegens [eiser] onverkort toe te passen. Ook op basis van individuele afspraken tussen partijen komt het recht op voortgezet gebruik van een leaseauto aan [eiser] toe. Voor de overgang van onderneming was immers al duidelijk dat [eiser] een functie ging vervullen waarvoor geen leaseauto noodzakelijk was.
3.3. Tussen partijen is geen eenzijdig wijzigingsbeding overeengekomen, op grond waarvan Melching gerechtigd is om eenzijdig tot wijziging van de tot dusver voor [eiser] geldende autoregeling over te gaan. In een dergelijk geval moet worden bezien of er sprake is van gewijzigde omstandigheden die maken dat [eiser] in redelijkheid akkoord zou moeten gaan met het door Melching gedane voorstel. Van [eiser] kan dit naar diens mening echter niet worden verlangd. De reiskostenregeling van Melching betekent een aanzienlijke verslechtering voor [eiser]. Melching kan deze reiskostenregeling namelijk naar eigen goeddunken stopzetten, of het privé-gebruik van een auto beperken. Ook dient te worden bedacht dat het loon van [eiser] sinds 2007 niet meer is gestegen als gevolg van de sub 3.2. genoemde afspraak. Los daarvan gaat [eiser] er onder de reiskostenregeling van Melching financieel op achteruit. Hierdoor wordt hij aangetast in zijn inkomenspositie. De wens van zijn werkgever om de arbeidsvoorwaarden van haar Schadebehandelaars te harmoniseren, vormt geen zwaarwegender belang dan het belang van [eiser] bij behoud van zijn (huidige) arbeidsvoorwaarden.
Het standpunt van Melching
4.1. Melching voert allereerst aan dat de door [eiser] gevraagde voorlopige voorziening, bij toewijzing ervan, tot aanzienlijke maandelijkse kosten zal leiden, terwijl - als in een bodemprocedure de vordering van [eiser] niet toewijsbaar zou worden geacht - het niet ondenkbaar is dat er alsdan een serieus verhaalsprobleem voor Melching ontstaat, om de in dat geval onterecht betaalde kosten op [eiser] te verhalen. Om die reden dient de gevraagde voorzieningen naar de mening van Melching terughoudend te worden bezien.
4.2. Melching heeft geen recht (meer) op het gebruik van een lease-auto. [eiser] is in december 2008 Schadebehandelaar bij Melching geworden, bij welke functie in de organisatie van Melching geen leaseauto hoort. Dit betreft een veel lagere functie dan [eiser] voorheen bij Arci bekleedde. Er is daarmee sprake van een degradatie/demotie, zoals bedoeld in de autoregeling van Arci. Op basis hiervan had [eiser] nog (slechts) recht op het gebruik van de leaseauto tot aan het einde van de leasetermijn, zijnde 13 augustus 2012. Toen [eiser] de functie van Schadebehandelaar ging bekleden, is hem door Melching voorgehouden dat hij zijn hogere salaris kon behouden, maar dat hij op termijn - na afloop van het leasecontract - de leaseauto weer moest inleveren. Daarmee ging [eiser] akkoord.
Melching betwist dat voorafgaand aan de overgang van onderneming (specifiek) met [eiser] is afgesproken dat hij hoe dan ook in de toekomst altijd gebruik zou mogen maken van een door Melching ter beschikking te stellen leaseauto. Een zodanige afspraak zou volgens Melching ook geheel niet logisch zijn geweest, nu ten tijde van de overgang nog niet duidelijk was welke functie [eiser] (uiteindelijk) binnen de organisatie van Melching zou gaan bekleden.
4.3. [eiser] weigert ten onrechte om mee te werken aan een harmonisering van de arbeidsvoorwaarden. Er is geen enkele Schadebehandelaar in dienst bij Melching die (i) een zo hoog loon heeft als [eiser] en (ii) tevens de beschikking heeft over een leaseauto. [eiser] tracht in een betere positie te komen door - ondanks zijn degradatie/demotie - vast te blijven houden aan zijn oude salaris en de leaseauto. Er is zeker geen sprake van dat [eiser], zoals hij stelt, geen loonsverhoging zou hebben ontvangen waartegenover dan het behoud van de leaseauto voor hem zou staan.
4.4. Indien de subsidiaire vordering van [eiser] zou worden toegewezen, dan kan de vergoeding nooit meer bedragen dan de loonwaarde van het vrije privégebruik van de leaseauto, in dit geval (niet meer dan) € 710,25 bruto per maand, aldus Melching.
De beoordeling van het geschil
5.1. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening is voldoende aanwezig, nu het huidige leasecontract ten aanzien van de aan [eiser] ter beschikking gestelde leaseauto met ingang van 13 augustus 2012 eindigt.
5.2. De kantonrechter stelt het volgende voorop. Naar voorlopig oordeel valt in dit geval het ter beschikking stellen van een leaseauto aan te merken als een arbeidsvoorwaarde met een beloningscomponent, welke daarmee is te beschouwen als overeengekomen loon (in natura). Immers in de leaseautoregeling van Arci is privégebruik toegestaan, terwijl de daarmee samenhangende kosten (in het binnenland) voor rekening van Arci (en, na de overgang: Melching) zijn. [eiser], als werknemer, betaalt voor het privégebruik weliswaar een eigen bijdrage, maar die heeft, naar wordt aangenomen, geen kostendekkend karakter. De autoregeling van Arci is (destijds) ook geïncorporeerd in de tussen Arci en [eiser] gesloten arbeidsovereenkomst, zo volgt uit artikel 6 van deze autoregeling. (vgl. gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27 december 2011, LJN: BV0736 en gerechtshof Amsterdam, 18 oktober 2011, LJN: BU6388).
5.3. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat Melching jegens [eiser] gehouden is om de Arci autoregeling, zoals deze tussen hen sinds de overgang van onderneming van kracht is, ook vanaf 13 augustus 2012 verder gestand te doen.
5.4. Het bedrijfsonderdeel waarvoor [eiser] destijds voor Arci werkzaam was, is overgenomen door Melching. Partijen zijn het erover eens dat deze overname als een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW moet worden beschouwd. De rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst tussen Arci en [eiser] zijn ingevolge artikel 7:663 BW van rechtswege overgegaan op Melching als verkrijger. Hieronder is óók de autoregeling van Arci begrepen. Vanaf de indiensttreding van [eiser] per 1 december 2007 diende Melching jegens hem dan ook deze autoregeling toe te passen.
5.5. Beide partijen hebben zich beroepen op een (tegengestelde) afspraak die met de andere partij zou zijn gemaakt. Volgens [eiser] zou zijn afgesproken, voorafgaand aan de overgang van onderneming, dat hij ook ná de overgang altijd recht zou blijven houden op het gebruik van een leaseauto conform de Arci autoregeling, terwijl er volgens Melching zou zijn afgesproken dat de Arci autoregeling na afloop van het lopende leasecontract van de baan zou zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter is geen van de gestelde afspraken in dit kort geding voldoende aannemelijk geworden, zodat van het bestaan van geen van deze afspraken kan worden uitgegaan. Terzake is verdere bewijslevering noodzakelijk, waarvoor een kort geding zich, gezien de aard van de procedure, niet leent.
5.6. Niet in geschil is dat het onderhavige leasecontract nog slechts tot 13 augustus 2012 loopt. Het enkele vervallen van het leasecontract - dat gesloten is tussen de werkgever en de leasemaatschappij - vanwege het verstrijken van de overeengekomen duur (48 maanden) betekent echter niet dat daarmee ook het recht van [eiser] op terbeschikkingstelling van een leaseauto op grond van de Arci autoregeling is komen te vervallen. De kantonrechter deelt niet het standpunt van Melching dat een demotie van [eiser] met zich brengt dat het recht op gebruik van een leaseauto onder de Arci autoregeling daarmee (op termijn) vervalt. Hierbij komt het aan op de uitleg van de Arci autoregeling. Niet alleen is in de Arci autoregeling (artikel 4.7. derde bullet) bepaald dat het gebruiksrecht mogelijk vervalt bij een demotie, hetgeen impliceert dat dit dus geen wet van Meden en Perzen is, maar ook is in deze autoregeling (artikel 5.2.) bepaald dat indien een werknemer wegens functiewijziging door de werkgever wordt ingedeeld in een andere categorie (zoals bij een eventuele demotie), dat alsdan de overgang plaatsvindt naar een leaseauto met het bij die categorie behorende leasebedrag. Een redelijke uitleg van laatstgenoemd artikel betekent dat een demotie dus geenszins leidt tot een beëindiging van de (toepasselijkheid van) de autoregeling, maar hooguit tot het ter beschikking stellen van een leaseauto uit een lagere klasse.
5.7. Voorshands moet dan ook worden geconcludeerd dat het aan [eiser] toekomende gebruiksrecht van een leaseauto niet op grond van de Acri autoregeling reeds is geëindigd of op korte termijn tot een einde zal komen. In beginsel dient Melching de Acri autoregeling dan ook nog steeds jegens [eiser] toe te passen.
5.8. In de Acri autoregeling is geen eenzijdig wijzigingsbeding als bedoeld in artikel 7:613 BW opgenomen, dat Acri/Melching de bevoegdheid geeft om de autoregeling eenzijdig te wijzigen. Voorts is niet aannemelijk is geworden dat in de arbeidsovereenkomst een dergelijk beding is opgenomen. Derhalve kan Melching niet eenzijdig de voor [eiser] van toepassing zijnde Acri autoregeling opzij zetten.
5.9. Een en ander laat echter onverlet dat, volgens vaste jurisprudentie, van een werknemer onder omstandigheden - bij afwezigheid van een eenzijdig wijzigingsbeding - uit hoofde van het goed werknemerschap verlangd kan worden om mee te werken aan een aanpassing van zijn arbeidsvoorwaarden. Uit het standpunt van Melching in dit kort geding wordt niet helemaal duidelijk of zij zich hierop nog beroept. Zou haar standpunt wel zo moeten worden begrepen, dan geldt het volgende.
5.10. Een werknemer dient in het algemeen positief in te gaan op redelijke voorstellen van de werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, en een dergelijk voorstel mag hij slechts dan afwijzen wanneer de aanvaarding ervan redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd (vgl. HR 26 juni 1998, JAR 1998, 199, Taxi Hofman). Bij de vraag of van de werknemer aanvaarding van een wijziging van de arbeidsovereenkomst mag worden gevergd op goed van goed werknemerschap, dient in de eerste plaats te worden onderzocht of de werkgever in de gewijzigde omstandigheden als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een (redelijk) voorstel tot wijziging, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen. Als daarvan sprake is, dient vervolgens te worden onderzocht of aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden. Als dat óók het geval is, dan mag de werknemer het verzoek tot wijziging niet weigeren (vgl. HR 11 juli 2008, JAR 2008/204, Mammoet/Stoof).
5.11. Het (buiten rechte gedane) voorstel van Melching om de autoregeling van Acri te beëindigen en haar eigen autoregeling van toepassing te doen worden, is kennelijk ingegeven door de wens van Melching om de arbeidsvoorwaarden van haar Schadebehandelaars te harmoniseren, omdat [eiser] in de perceptie van Melching - vergeleken met haar andere Schadebehandelaars te royale arbeidsvoorwaarden geniet. De omstandigheid dat Melching deze harmonisatie wenst, vormt echter geen voldoende zwaarwichtig belang om aan [eiser] een voorstel als hiervoor bedoeld te doen. De verschillen in arbeidsvoorwaarden tussen [eiser] en diens collega's zijn nu eenmaal een gevolg van de overname van een deel van de onderneming van Acri door Melching, waardoor zij ook aan de toen geldende arbeidsvoorwaarden van de betreffende Acri-werknemers gebonden werd. Kortom: Melching passeert niet de horde van het hebben van een voldoende zwaarwichtig belang bij het (doen van een voorstel tot het) wijzigen/vervallen van de Acri autoregeling.
5.12. Uit het vorenstaande volgt dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat Melching de Acri autoregeling ook na het aflopen van het huidige leasecontract jegens [eiser], dus voor de periode vanaf 13 augustus 2012, onverkort gestand dient te doen.
5.13. Aldus acht de kantonrechter de primaire vordering van [eiser] toewijsbaar, als hierna in het dictum te melden. Het door Melching aangehaalde restitutierisico is in dit kort geding niet (voldoende) aannemelijk geworden.
5.14. Melching zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden vastgesteld op:
- explootkosten € 95,88
- griffierecht € 73,00
- salaris gemachtigde € 500,00 (2 punten x tarief € 250,00)
totaal € 668,88.
5.15. De gevorderde uitvoerbaarverklaring van dit vonnis op de minuut zal worden afgewezen, nu de wet die mogelijkheid niet (meer) kent. Tevens zal de gevorderde uitvoerbaarverklaring van het vonnis op alle dagen en uren worden afgewezen, nu [eiser] niet heeft onderbouwd welk concreet belang hij daarbij heeft.
Beslissing
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
I. veroordeelt Melching om [eiser] op en na 13 augustus 2012 een gelijkwaardige leaseauto ter beschikking te stellen, onder de voorwaarden en condities zoals die zijn vermeld in de autokostenregeling van Arci van 24 februari 2006;
II. bepaalt dat Melching voor iedere dag dat zij na betekening van dit vonnis niet aan voormelde veroordeling voldoet, een dwangsom zal verbeuren van € 500,00;
III. verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 10.000,00;
IV. veroordeelt Melching in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op € 668,88;
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.