vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
zaaknummer / rolnummer: 121005 / KG ZA 12-196
Vonnis in kort geding van 25 juli 2012
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE STAAT DER NEDERLANDEN,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaten mrs. R.J.M. van den Tweel en P.P. Huurnink, beiden kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EVT B.V.,
gevestigd te Formerum,
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaten mrs. L. Faltas en A. Das Gupta, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TERSCHELLINGER STOOMBOOT MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Terschelling-West,
tussenkomende partij,
advocaat mr. J.M. Neefe, kantoorhoudende te Rotterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als de Staat, EVT en TSM.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de door de Staat overgelegde producties 1-21
- de door EVT overgelegde producties 1-9
- de incidentele conclusie primair tot tussenkomst, subsidiair tot voeging van TSM
- de door TSM overgelegde producties 1-10
- de mondelinge behandeling van 19 juli 2012
- de verklaringen ter zitting van de Staat en EVT dat zij geen bezwaar hebben tegen (toelating van) de incidentele vorderingen
- de beslissing van de voorzieningenrechter dat TSM wordt toegelaten als tussenkomende partij
- het bezwaar van EVT tegen overlegging van producties 8 tot en met 10 van TSM en de beslissing van de voorzieningenrechter tot het in beginsel toestaan van het overleggen van producties van 8 tot en met 10 van TSM op gronden zoals hierna bij de beoordeling is vermeld
- de akte houdende de vorderingen van TSM jegens de Staat en jegens EVT
- de eisvermindering van de Staat
- de pleitnota van de Staat
- de pleitnota van EVT waarin vervat de voorwaardelijke reconventionele vordering
- de pleitnota van TSM.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. TSM en EVT exploiteren veerbootdiensten tussen Harlingen en Terschelling.
TSM handelt daarbij onder de naam "rederij Doeksen". EVT staat voor: "Eigen Veerdienst Terschelling". EVT is in augustus 2008 begonnen met een veerbootverbinding tussen Harlingen en Terschelling. TSM exploiteert sinds 1923 de veerdienst tussen Harlingen en Vlieland en Terschelling, vanaf 1987 op basis van daartoe met de Staat gesloten overeenkomsten, waarin aan TSM onder meer allerlei dienstregeling-, tarieven- en postvervoerverplichtingen zijn opgelegd.
2.2. Op 11 mei 2006 heeft EVT bij de Staat een verzoek ingediend tot medegebruik van de aanleginrichtingen en veerhaventerreinen te Harlingen en Terschelling.
2.3. Op 19 december 2007 hebben de Staat, de gemeente Terschelling en TSM een openbare-dienstcontract (hierna: het ODC) gesloten. Het ODC luidt, voor zover hier van belang:
"Artikel 1 - De bootdienst
TSM draagt ervoor zorg dat zij:
(a) gedurende het gehele jaar, volgens een dienstregeling als bedoeld in artikel 2, de bootdienst (met een reguliere dienst en een sneldienst) onderhoudt tussen Harlingen en Terschelling voor het vervoer van personen, hun bagage en hun vervoermiddelen en dat zij tevens roll on - roll off goederenvervoer accepteert;
(…)
Artikel 2 - Dienstregeling/dienstbetoon
2.1. TSM voert de bootdienst uit volgens een op passende wijze bekendgemaakte dienstregeling. (…)
2.5. TSM zet, indien het vervoeraanbod voor de bootdienst dit noodzakelijk maakt, extra materieel in op een wijze zoals gebruikelijk is ten tijde van het aangaan van deze overeenkomst (…)
Artikel 5 - Infrastructuur
5.1. TSM gebruikt ten behoeve van de bootdienst met instemming van (…) de Staat (…) en de gemeente de bruggen/aanleginrichtingen en de haventerreinen die respectievelijk rood en groen zijn weergegeven op de tekeningen die zijn opgenomen in bijlage 4 van deze overeenkomst.
5.2. De bruggen/aanleginrichtingen en haventerreinen als bedoeld in artikel 5.1. zijn mede bestemd voor gebruik door derden, voorzover en in de mate dat dit door de staatssecretaris, de Staat (…) en de gemeente desverzocht schriftelijk is toegestaan en in de mate dat dit de bootdienst in fysieke zin niet in gevaar brengt of feitelijk hindert en/of de uitoefening van dit openbare-dienstcontract belemmert.
5.3. Verzoeken van derden voor het gebruik van de in artikel 5.1 bedoelde bruggen/aanleginrichtingen en haventerreinen worden afgewezen indien dit gebruik de bootdienst in fysieke zin in gevaar zal brengen of feitelijk zal verhinderen en/of de uitoefening van dit openbare-dienstcontract zal belemmeren. Een dergelijk verzoek wordt verder getoetst aan de uitgangspunten voor medegebruik die zijn opgenomen in bijlage 5 van deze overeenkomst. De staatssecretaris legt een dergelijk verzoek alsmede de voorgenomen beslissing voor aan TSM en de commissie bootdiensten als bedoeld in artikel 9. (…)
5.4. Voor het gebruik van de in artikel 5.1 bedoelde bruggen/aanleginrichtingen en haventerreinen treft TSM met de Staat (…) en de gemeente een privaatrechtelijke regeling waarbij het uitgangspunt is dat een marktconforme vergoeding wordt berekend. Met derden aan wie de bruggen/aanleginrichtingen en/of haventerreinen in gebruik worden gegeven, treffen de Staat (…) en de gemeente een privaatrechtelijke regeling analoog aan die met TSM is getroffen, waarbij de marktconforme vergoeding op dezelfde principes is gebaseerd. De staatssecretaris en de gemeente houden toezicht op het gebruik van de bruggen/aanleginrichtingen en de haventerreinen. "
2.4. Bijlage 5 van het ODC getiteld "uitgangspunten voor medegebruik aanleginrichtingen en haventerreinen in de veerhaven van Harlingen en op Terschelling" vermeldt onder meer:
1. De aanleginrichtingen zijn in overwegende mate in gebruik bij (…) TSM (…) in het kader van de uitoefening van de bootdienst Harlingen/Terschelling v.v. op grond van een openbare-dienstcontract. De inhoud van dit contract moet daarom door de medegebruiker worden gerespecteerd.
2. De bootdienst van TSM in overeenstemming met dit openbare-dienstcontract mag in fysieke zin niet in gevaar worden gebracht of worden gehinderd en de uitoefening van het openbare-dienstcontract mag niet worden belemmerd.
3. In de periode van 1 uur vóór de aankomsttijd tot een half uur ná de vertrektijd overeenkomstig de dienstregeling van TSM mogen de aanleginrichtingen niet door de medegebruiker worden gebruikt.
(…)
Ad 3 toelichting venstertijden
1. Gedurende zekere tijd per dag moeten de afmeervoorzieningen van de veerboten gereserveerd zijn voor de schepen van de Waddenrederijen teneinde een onbelemmerde uitvoering van de bootdienst - uitgevoerd als openbare-dienstcontract - te kunnen waarborgen. Het gaat om een tijdsbestek van 1 uur vóór aankomst van de veerboot op de afmeervoorziening tot een half uur na vertrek daarvan.
2. De genoemde venstertijden zijn nodig enerzijds vanwege de logistiek van het primaire bedrijfsproces, anderzijds vanwege niet te plannen externe factoren (meteorologische omstandigheden/fluctuaties passagiersaanbod).
Logistiek primair bedrijfsproces
3. Het veerhaventerrein is vanaf 1 uur vóór aankomst van de veerboot in gebruik voor onder meer de hiervoor te noemen activiteiten. Gedurende dit tijdsbestek mogen derden niet op het veerhaventerrein aanwezig zijn teneinde deze activiteiten ongestoord te kunnen laten verlopen.
(1) autoloketten gaan open/proces openstellen en afhandelen personenauto's begint;
(2) vrachtwagens stellen zich op en worden gecontroleerd;
(3) bagagewagens worden klaargezet (kleine tractoren/trekkers met treintjes van bagagewagens rijden over de kade);
(4) bevoorrading voor schepen wordt klaargezet (eveneens met trekkers van de rederij).
4. Na vertrek van een schip is een tijdsbestek van een half uur nodig voor de volgende activiteiten:
(1) opruimen van kades;
(2) terugzetten/controleren van bagagewagens;
(3) afvoeren van scheepsafval.
2.5. Bij brief van 20 december 2007 heeft de Staat de tussen hem en TSM gemaakte afspraken ten aanzien van de sneldienst tussen Harlingen en Vlieland (met de boot de Koegelwieck) vastgelegd. De brief luidt, voor zover hier van belang:
"Voor de sneldienst de Koegelwieck, hoewel vallend onder de bootdienst van het openbare dienstcontract, zijn de venstertijden (weergegeven in bijlage 5, onder 3 van het openbare dienstcontract) niet van toepassing. De Koegelwieck maakt namelijk gebruik van eigen steigers.
Vanuit oogpunt van verkeersveiligheid op de wal in verband met kruisend verkeer van en naar de snelboot en andere vrachtboten wordt in de huurcontracten met medegebruikers ten aanzien van de aanleginrichting Harlingen bepaald dat vrachtvervoer niet op of van de boot mag gedurende 15 minuten na aankomst en een half uur vóór vertrek van de snelboot. De medegebruikers mogen gedurende die tijd wel afmeren aan de aanleginrichting "
2.6. Bij brief van 21 december 2007 heeft de Staat aan EVT bericht dat hij het verzoek van EVT van 11 mei 2006 tot medegebruik van de aanleginrichtingen en het in samenhang daarmee noodzakelijke gebruik van de toegang tot deze aanleginrichtingen over de haventerreinen van Harlingen en Terschelling gedeeltelijk heeft toegewezen. In die brief heeft de Staat aangegeven dat EVT aan een aantal voorwaarden dient te voldoen voordat daadwerkelijk onder toepassing van de medegebruikregeling kan worden gevaren. Zo heeft de Staat laten weten dat verzoeken van EVT zullen worden getoetst aan artikel 5.3 van het ODC en bijlage 5 van het ODC.
2.7. Op 19 augustus 2008 hebben de Staat en EVT een tweetal huurovereenkomst gesloten. De huurovereenkomsten zijn gesloten tot en met 31 december 2008 en zijn nadien stilzwijgend verlengd. In art. 1 van de beide overeenkomsten is een omschrijving van het gehuurde opgenomen.
Art. 1 van de huurovereenkomst aanleginrichtingen luidt:
"Verhuurder verhuurt aan huurder, die in huur aanneemt, de aanleginrichtingen, bestaande uit aanlegplaatsen, autobruggen en voetgangersbruggen op de veerhavens te Harlingen en Terschelling met de daarbij behorende stroken water en, met betrekking tot Harlingen, eveneens de haventerreinen, één en ander zoals op de bijgaande situatietekeningen in lichtgroene kleur (3) is aangegeven en kadastraal bekend gemeente Harlingen, sectie A, nummer 10124 (ged.), groot 13.334 m², gemeente Terschelling, sectie A, nummer 3591 (ged.), groot 412 m²en nummer 3792 (ged.), groot 1.900 m² (totaal 2.312 m²) "
Art. 1 van de huurovereenkomst medegebruik luidt:
"Verhuurder verhuurt aan huurder, die in huur aanneemt, de toegangsweg op het haventerrein van Terschelling, één en ander zoals op de bijgaande situatietekening is roze kleur (5) is aangegeven en kadastraal bekend gemeente Terschelling, sectie A, nummer 3591 (ged.), groot 4200 m²."
Op de aan deze overeenkomst gehechte tekening van Terschelling is in roze het gebied aangegeven dat door de Staat in medegebruik kan worden gegeven als in art. 5 en bijlage 5 van het ODC is bedoeld. De opstelstroken 1 tot en met 6 van het haventerrein van Terschelling zijn roze gekleurd.
2.8. In lid 1 van artikel 6 van de beide hiervoor bedoelde tussen de Staat en EVT gesloten huurovereenkomsten is vermeld dat (1) de aanleginrichtingen en (2) de toegangsweg in overwegende mate in gebruik zijn bij TSM in het kader van de uitoefening van de bootdienst tussen Harlingen en Terschelling op grond van het ODC en dat de inhoud van het ODC en de (in r.o. 2.5. bedoelde) brief van de Staat aan TSM van 20 december 2007 daarom door EVT moet worden nagekomen, voor zover daarin verplichtingen van medegebruikers zijn benoemd. De leden 2 en 3 van de beide artikelen 6 luiden:
"2. De bootdienst van TSM in overeenstemming met dit openbare dienstcontract en de (…) brief van de Staat aan TSM d.d. 20 december 2007 mag in fysieke zin niet in gevaar worden gebracht of gehinderd en de uitoefening van het openbare dienstcontract mag niet worden belemmerd
3. In de periode van 1 uur vóór de aankomsttijd tot een half uur ná de vertrektijd overeenkomstig de dienstregeling van TSM mag het gehuurde niet door huurder worden gebruikt. Hetzelfde geldt indien TSM vervoer verricht als bedoeld in artikel 2.5 van het openbare dienstcontract."
2.9. Bij brieven van 21 augustus 2008 en 2 september 2008 heeft de Staat ingestemd met het gebruik door EVT van de aanleginrichtingen voor de uitvoering van een dienstrooster met respectievelijk de Stortemelk en de Willem Barentz. Deze beide schepen zijn alleen geschikt voor personenvervoer. Sindsdien heeft EVT een veerdienst tussen Harlingen en Terschelling onderhouden, aanvankelijk met de Stortemelk en de Willem Barentz en vanaf oktober 2009 alleen met de Stortemelk.
2.10. Op 18 december 2008 hebben de Staat en TSM met het oog op art. 5.4. ODC met ingang van 1 januari 2009 een huurovereenkomst gesloten, waarbij de Staat aan TSM verhuurt de aanleginrichtingen, bestaande uit aanlegplaatsen, autobruggen en voetgangersbruggen op de veerhavens te Harlingen en Terschelling met de daarbij behorende stroken water en, met betrekking tot Harlingen, eveneens de haventerreinen, één en ander zoals nader is aangegeven op de bij de overeenkomst behorende tekening. In deze huurovereenkomst is in art. 7 de volgende verplichting voor de Staat opgenomen:
"De Staat verplicht zich om TSM gedurende de tijden, die volgen uit de gesloten en/of te sluiten openbare dienstcontracten en de brief (toevoeging voorzieningenrechter, zie r.o. 2.5.), het ongestoorde genot van het gehuurde te verschaffen en tegen inbreuken van derden daarop direct op te treden. De Staat verplicht zich verder om bij verhuur of het anderszins ter beschikking stellen aan derden van hetgeen TSM ingevolge deze overeenkomst huurt, aan betrokkenen minstgenomen de verplichtingen op te leggen, die voor het overige zijn genoemd in bijlage 5 bij de (…) openbare dienstcontracten en om het verkeer van en naar de sneldienst van TSM (de sneldienstafmeerinrichting) niet te hinderen met verkeer van en naar de dienst van die derden. (…)"
Op de aan de overeenkomst gehechte tekening van Terschelling is in roze het gebied aangegeven dat door de Staat in medegebruik kan worden gegeven als in art. 5 en bijlage 5 van het ODC is bedoeld. De opstelstroken 1 tot en met 6 van het haventerrein van Terschelling zijn niet roze ingekleurd.
2.11. Op 18 december 2008 hebben de Staat en TSM met het oog op art. 5.4. ODC met ingang van 1 januari 2009 een huurovereenkomst gesloten, waarbij de Staat aan TSM verhuurt aanlegplaatsen voor de sneldienst, gelegen aan de veerhavens te Harlingen en Vlieland, één en ander zoals nader is aangegeven op de bij de overeenkomst behorende tekening. In deze huurovereenkomst is in art. 7 de volgende verplichting voor de Staat opgenomen:
"De Staat verplicht zich om TSM gedurende de tijden, die volgen uit de gesloten en/of te sluiten openbare dienstcontracten en de brief (toevoeging voorzieningenrechter, zie r.o. 2.5.), het ongestoorde genot van het gehuurde te verschaffen en tegen inbreuken van derden daarop direct op te treden. De Staat verplicht zich verder ervoor zorg te dragen dat het verkeer van en naar de sneldienst van TSM (de sneldienstafmeerinrichting) geen hinder zal/mag ondervinden van het verkeer van en naar de dienst van derden en om aan betrokkenen minstgenomen de verplichtingen op te leggen die voor het overige zijn genoemd in bijlage 5 bij de (…) openbare dienstcontracten. (…)"
2.12. Op 24 mei 2011 is de concessie voor de veerdienst voor wat betreft het personenvervoer tussen Harlingen en Terschelling verleend aan TSM. Het daartegen door EVT aangevoerde bezwaar is door de minister ongegrond verklaard. De zaak ligt thans ter beoordeling voor bij het College voor Beroep van het Bedrijfsleven (CBB) te 's-Gravenhage. De zitting zal in het vierde kwartaal van dit jaar plaatsvinden.
2.13. In juli 2011 heeft EVT de Staat in kort geding doen dagvaarden, in welke procedure EVT heeft gevorderd dat het haar wordt gestaan een rooster te varen tussen Harlingen en Terschelling dat een halvering inhoudt van de venstertijden. Bij vonnis van 25 juli 2011 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage de vordering van EVT afgewezen, zakelijk weergegeven op grond van de overweging dat toewijzing van de vordering meebrengt dat het ODC zou moeten worden gewijzigd, dat daarvoor instemming van alle verbonden partijen nodig is en dat van die instemming niet is gebleken.
2.14. Bij brief van 4 augustus 2011 heeft de Staat ingestemd met het gebruik door EVT van de aanleginrichtingen voor de uitvoering van een dienstrooster met de Spathoek, welk schip ook geschikt is voor autovervoer, in plaats van de Stortemelk.
2.15. Vanaf het voorjaar 2012 onderhoudt EVT de veerdienst tussen Harlingen en Terschelling met de Spathoek. De dienstregeling van EVT voor de maanden juli en augustus 2012 vermeldt dat EVT vanaf Terschelling onder meer om 19.30 uur een afvaart naar Harlingen heeft.
2.16. Naar aanleiding van klachten in de periode april - mei 2012 over de uitvoering van het dienstrooster van EVT met de Spathoek heeft de Staat een onderzoek ingesteld naar overtreding van de venstertijden en andere voorschriften.
2.17. Bij e-mailbericht van de Staat aan EVT van 21 juni 2012 heeft de Staat de volgende vijf opmerkingen geplaatst:
"1. Het veerterrein dient tijdens de venstertijden vrij gehouden te worden. Het komt met enige regelmaat voor dat passagiers van EVT buiten de tijden dat medegebruik is toegestaan gebruik maken van de opstelstroken.
2. In zijn algemeenheid dient het veerterrein na medegebruik leeg te worden opgeleverd. Dit houdt in dat o.a. bagagekarren en het mobiele loket na het medegebruik van het terrein verwijderd dienen te worden.
3. Op Terschelling zijn baan 1 t/m 6 niet bestemd voor medegebruik.
4. Baan 5 en 6 op de locatie Harlingen dienen vrij te blijven. Baan 5 is, in overleg met de toezichthouder, RWS (Rijkswaterstaat, toevoeging voorzieningenrechter), alleen bij grote drukte te gebruiken.
5. Op Terschelling zijn gevaarlijke situaties geconstateerd doordat afrijdende auto's en inschepende voetgangers niet goed van elkaar worden gescheiden. Conform toestemmingsbrief medegebruik is EVT verantwoordelijk voor een ordelijke en veilige afhandeling van de verkeersstromen. Ik verzoek u dan ook hierop maatregelen te treffen"
2.18. Bij brief van 3 juli 2012 heeft de Staat aan EVT bericht, voor zover hier van belang:
"Gedragslijn met betrekking tot de handhaving
• Zodra Rijkswaterstaat constateert dat EVT drie keer of vaker de venstertijden heeft overschreden, zal de Staat EVT in rechte betrekken en de civiele kortgedingrechter verzoeken om EVT te veroordelen tot naleving van de uitgangspunten en voorwaarden voor het medegebruik op straffe van een dwangsom voor iedere keer dat EVT de venstertijden meer dan marginaal overschrijdt.
• In het kader van de handhaving als hiervoor bedoeld zal Rijkswaterstaat bij overschrijding van de venstertijden een marge van vijf (5) minuten hanteren. Bij een ruimere overschrijding, ongeacht de reden daarvan, is sprake van een meer dan marginale overschrijding. Als een meer dan marginale overschrijding van de venstertijden zal, bij wijze van uitzondering, niet worden aangemerkt een overschrijding met maximaal twintig (20) minuten van de venstertijd vóór de aankomst van een veerboot van TSM Doeksen, wanneer dit schip vervolgens op grond van de dienstregeling van TSM op dezelfde dag niet meer afvaart.
(…)
Rijkswaterstaat is na overleg met het Ministerie tot de constatering gekomen dat het logistiek primair bedrijfsproces in geval van de laatste aankomst van het ms Midsland niet een venstertijd van 45 minuten vóór aankomst rechtvaardigt. Uit onderzoek is gebleken dat de bewegingen op het veerhaventerrein in die gevallen (veel) beperkter zijn, aangezien de veerbooot van TSM Doeksen niet meer gereed hoeft te worden gemaakt voor vertrek en niet wordt ingescheept. Bij de totstandkoming van het ODC lijkt hier niet aan gedacht te zijn en op dit punt vertoont het ODC een lancune. Na afweging van alle betrokken belangen, waaronder het belang van een onbelemmerde en veilige uitvoering van de bootdienst, maar ook de (tegenstrijdige) belangen van zowel TSM Doeksen als van EVT, is besloten bij wijze van uitzondering in deze specifieke gevallen een ruimere overschrijding van maximaal twintig minuten te gedogen."
2.19. Bij brieven van 10 juli 2012 en 16 juli 2012 heeft de Staat aan EVT laten weten dat drie overtredingen als bedoeld in zijn brief van 3 juli 2012 zijn geconstateerd, te weten respectievelijk op 6 en 7 juli 2012 en op 13 juli 2012, waarbij de Staat heeft aangekondigd dat hij EVT in rechte zal betrekken.
In de brief van 10 juli 2012 zijn de overtredingen van 6 en 7 juli 2012 als volgt omschreven:
"Datum: vertrek/aankomst Harlingen/Terschelling overschrijding:
6 juli 2012 vertrek 14:40 uur Terschelling 10 min.
6 juli 2012 vertrek 17:25 uur Harlingen 25 min.
6 juli 2012 vertrek 19:40 uur Terschelling 25 min.
7 juli 2012 vertrek 17:20 uur Harlingen 20 min"
In de brief van 16 juli 2012 zijn de overtredingen van 13 juli 2012 als volgt omschreven:
"Datum: vertrek/aankomst Harlingen/Terschelling overschrijding:
13 juli 2012 vertrek 14:40 uur Terschelling 10 min.
13 juli 2012 vertrek 17:10 uur Harlingen 10 min."
2.20. Bij brief van 13 juli 2012 heeft TSM aan de Staat bericht, voor zover hier van belang:
"Eerder heeft TSM ingestemd met een afwijking van de in het ODC opgenomen venstertijden voor de Midsland. De venstertijd bedraagt niet 1 uur vóór aankomst van de Midsland, maar slechts 45 minuten voor aankomst van de Midsland. TSM acht het dan ook onbegrijpelijk dat op deze 45 minuten nog eens een marge van 20 minuten wordt toegepast. Kennelijk gunt Rijkswaterstaat EVT deze (extra) marge, uitsluitend om het EVT mogelijk te maken haar huidige dienstregeling te handhaven en om 19.30 uur met de Spathoek van Terschelling te vertrekken "
2.21. Op de website van TSM is vermeld, voor zover hier van belang:
Duur overtocht
Het volgende overzicht geeft aan hoe lang u onderweg bent van en naar Terschelling en/of Vlieland.
Harlingen - Terschelling v.v.
Veerdienst ca. 2 uur
Sneldienst (rechtstreeks) ca. 45 min.
Sneldienst (via Vlieland) ca. 1 uur en 30 min.
3. Het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging
3.1. TSM heeft primair verzocht te mogen tussenkomen in de procedure tussen de Staat en EVT waartoe TSM vorderingen jegens de Staat en jegens EVT heeft ingesteld en subsidiair om zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat en, zakelijk weergegeven, EVT te veroordelen in de proceskosten. Ter zitting van 19 juli 2012 hebben de Staat en EVT verklaard geen bezwaar te hebben tegen de toelating van de incidentele vordering. EVT is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij.
3.2. Van tussenkomst is sprake als de derde zelf een vordering wenst in te stellen tegen een van beide of tegen beide partijen, met betrekking tot het onderwerp van de procedure. Hierbij kan de derde belang hebben in verband met de nadelige gevolgen die het vonnis tussen partijen feitelijk of juridisch voor hem kan hebben. Door tussen te komen voorkomt de derde bovendien dat hij afzonderlijk tegen een of beide partijen over het onderwerp van de zaak moet procederen, waaraan het bezwaar is verbonden van onnodig dubbel werk en het risico van tegenstrijdige of niet met elkaar in overeenstemming zijnde beslissingen. De derde kan belang hebben bij tussenkomst als ook hij aanspraak maakt op de zaak of het recht dat onderwerp vormt van de procedure van partijen.
3.3. De Staat vordert dat EVT zich houdt aan de huurovereenkomst en meer in het bijzonder aan de venstertijden. TSM heeft als degene ten behoeve van wie de venstertijden in het DOC zijn opgenomen en ten opzichte van wie de Staat zich heeft verplicht om haar tijdens de venstertijden het ongestoorde genot van het gehuurde te verschaffen en tegen inbreuken van derden daarop direct op te treden, een evident belang bij de toewijzing van de vorderingen van de Staat. TSM heeft daarnaast een evident belang bij haar vorderingen jegens de Staat en EVT nu de Staat niet optreedt tegen overtredingen van de venstertijden van minder dan vijf minuten nadat de trossen worden losgegooid, waarop de Staat ook de door hem (na vermindering van eis) gevorderde dwangsom heeft afgestemd. TSM stelt zich op het standpunt dat de Staat contractueel gehouden is tegen elke overtreding van de venstertijd op te treden en dat EVT jegens haar onrechtmatig handelt door te profiteren van de wanprestatie van de Staat jegens TSM. TSM heeft daarmee een voldoende belang bij de door haar primair gevorderde tussenkomst. De vordering tot tussenkomst is daarom toegewezen en in de hoofdzaak zal op de vorderingen van TSM worden beslist. Nu het primair gevorderde wordt toegewezen, komt de voorzieningenrechter aan de subsidiair gevorderde voeging niet toe.
4.1. De Staat vordert - na vermindering van eis - dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. EVT veroordeelt om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, althans binnen een in het in dit vonnis te bepalen termijn, bij de uitvoering van haar veerdienst tussen Harlingen en Terschelling de uitgangspunten en voorwaarden van het openbaar dienstcontract, zoals gesloten tussen de Staat, de gemeente Terschelling en TSM op 19 december 2007, en zoals overgenomen in de thans nog tussen de Staat en EVT geldende huurovereenkomsten van 19 augustus 2008, meer in het bijzonder de venstertijden zoals bedoeld in bijlage 5 van het openbaar dienstcontract en artikel 6 van de huurovereenkomsten, onverkort na te (doen) leven en te (doen) respecteren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro) voor iedere meer dan marginale overschrijding van de venstertijden, zijnde meer dan vijf minuten nadat de trossen worden losgegooid en meer dan twintig minuten bij de laatste aankomst van de Midsland op Terschelling;
2. EVT veroordeelt in de proceskosten, zulks met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis;
3. EVT veroordeelt in de nakosten, conform het liquidatietarief begroot op € 131,00 dan wel, in het geval van betekening, € 199,00.
4.2. TSM vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. EVT veroordeelt om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, althans binnen een in het in deze zaak te wijzen vonnis bepaalde termijn, bij de uitvoering van haar veerdienst tussen Harlingen en Terschelling de uitgangspunten en voorwaarden van het openbaar dienstcontract, zoals op 19 december 2007 gesloten tussen de Staat, de gemeente Terschelling en TSM, en zoals overgenomen in de medegebruiksbrief van de Staat aan EVT van 4 augustus 2011 en in de thans nog tussen de Staat en EVT geldende huurovereenkomsten van 19 augustus 2008 (uitgezonderd de banen 1 tot en met 6 op Terschelling), meer in bijzonder de venstertijden, zoals bedoeld in bijlage 5 van het ODC en artikel 6 van de huurovereenkomsten, onverkort na te (doen) leven en te (doen) respecteren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere overtreding van voornoemde venstertijden;
2. EVT veroordeelt in de kosten van deze procedure, zulks met de bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de 15e dag na dat datum van dit vonnis, alsmede in de nakosten, conform het liquidatietarief begroot op € 131,00 dan wel, in geval van betekening, € 199,00.
4.3. TSM vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de Staat veroordeelt om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, althans binnen een in dit vonnis te bepalen termijn, zijn contractuele verplichtingen uit hoofde van het ODC, zoals op 19 december 2007 gesloten tussen de Staat, de gemeente Terschelling en TSM, in het bijzonder het bepaalde in art. 5.3 is samenhang met bijlage van van dat ODC, onverkort na te (doen) leven en te (doen) respecteren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere keer dat de Staat in gebreke blijft te voldoen aan hetgeen waartoe zij overeenkomstig het hierboven gevorderde is veroordeeld.
in voorwaardelijke reconventie
4.4. EVT vordert voor het geval de voorzieningenrechter in conventie de vordering van Staat toewijst, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de Staat veroordeelt om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, althans binnen een in dit vonnis te bepalen termijn, het huurgenot aan EVT te verschaffen en in die zin te gehengen en gedogen dat EVT gebruik maakt van het veerhaventerrein van de havens op Terschelling en in Harlingen, conform de huurovereenkomsten van 19 augustus 2008, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 20.000,00 voor iedere dag dat de Staat daarmee in gebreke blijft, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
4.5. Partijen voeren verweer tegen de vorderingen.
4.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in conventie en in de tussenkomst
5.1. EVT heeft zich ter zitting verzet tegen het overleggen van producties 8 tot en met 10 door TSM. EVT heeft er op gewezen dat deze producties pas in de ochtend van 19 juli 2012 aan haar advocaat zijn toegestuurd en daarmee niet binnen de in het procesreglement in artikel 6.2 voorgeschreven 24 uur vóór de zitting, die op 19 juli 2012 om 14.00 uur is aangevangen.
5.2. De voorzieningenrechter heeft het verzet van EVT tegen overlegging van de producties 8 tot en met 10 door TSM in beginsel afgewezen op de grond dat door TSM is gesteld en door EVT niet is betwist dat de stukken partijen bekend zijn, zij het dat EVT wel in de gelegenheid is gesteld om, wanneer TSM aangeeft wat de relevantie is van de door haar overgelegde stukken en op welke passages daaruit een beroep wordt gedaan, nader te motiveren waarom zij door de overlegging van het betreffende stuk in haar verdediging is geschaad, waarna in het vonnis op de toelaatbaarheid van de betreffende productie zal worden beslist. Dat laatste heeft zich niet voorgedaan, waarmee de producties 8 tot en met 10 tot de processtukken behoren.
5.3. De Staat vordert in dit kort geding integrale nakoming van de huurovereenkomsten van 19 augustus 2008; de Staat vordert meer in het bijzonder dat EVT zich houdt aan de venstertijden. De Staat legt aan zijn vordering evenwel alleen ten grondslag dat EVT zich niet houdt aan de venstertijden. Nu de Staat geen andere tekortkomingen van de zijde van EVT heeft gesteld, althans deze door de Staat niet voldoende zijn onderbouwd, ligt in dit kort geding, in conventie, derhalve alleen ter beoordeling voor of EVT veroordeeld moet worden om zich te houden aan de venstertijden. Voor zover meer beoogd is te vorderen, zal de vordering worden afgewezen.
5.4. De vorderingen van TSM jegens de Staat en jegens EVT vormen de facto verweer tegen deze vordering van de Staat. TSM is het er in feite niet mee eens dat de Staat de dwangsommen alleen wil laten verbeuren bij een meer dan marginale overtreding. TSM vordert dat de Staat op straffe van het verbeuren van dwangsommen wordt veroordeeld om tegen elke overtreding van de venstertijd door EVT op te treden op de grond dat de Staat daartoe contractueel jegens TSM is gehouden. TSM vordert in dit kort geding dat EVT op straffe van het verbeuren van een dwangsom wordt veroordeeld afspraken die zij met de Staat heeft gemaakt na te leven op de grond dat EVT profiteert van de wanprestatie die zij pleegt waarmee zij onrechtmatig jegens TSM handelt. De voorzieningenrechter overweegt als volgt, waarbij voorop wordt gesteld dat de vorderingen en verweren, daaronder dus mede begrepen de vorderingen in tussenkomst, in onderlinge samenhang worden bezien en beoordeeld.
5.5. In de overeenkomsten die EVT met de Staat heeft gesloten is in art. 6 lid 3 opgenomen dat EVT in de periode van één uur voor de aankomsttijd tot een half uur na de vertrektijd overeenkomstig de dienstregeling van TSM het gehuurde niet mag gebruiken. EVT dient derhalve één uur voor de aankomsttijd van een veerboot van TSM vertrokken te zijn en TSM mag niet eerder dan een half uur na vertrek van een veerboot van TSM aanmeren.
5.6. Uit de overtredingen waarvan de Staat stelt dat EVT die heeft begaan, zoals die hiervoor onder 2.18 zijn weergegeven, volgt dat de Staat EVT verwijt dat zij te laat vertrekt, met andere woorden: dat EVT later dan één uur voor de aankomsttijd van TSM is vertrokken. TSM verwijt EVT nog dat de Spathoek op 9 juli 2012 om 17.40 uur met passagiers vanuit Harlingen vertrok, terwijl de Vlieland om 18.15 uur arriveerde en aansluitend om 19.00 uur vertrok. Dat EVT te vroeg zou zijn aangemeerd (dat wil zeggen eerder dan een half uur na vertrek van TSM) is in het debat onvoldoende naar voren gekomen, althans is daarvoor onvoldoende gesteld. Voor een veroordeling op dat punt is dan ook geen plaatst, mede gelet op de omstandigheid dat ook niet is gesteld dat in zoverre sprake zou zijn van dreigende overtredingen. Ter beoordeling ligt derhalve enkel voor of EVT veroordeeld moet worden om zich te houden aan de vertrektijden, waarbij dus geldt dat EVT één uur voor de aankomsttijd van een veerboot van TSM vertrokken moet zijn. Daarop bestaat slechts de uitzondering dat TSM er nadien mee akkoord is gegaan dat voor afvaarten van de Midsland een venstertijd wordt aangehouden van 45 minuten voor aankomst. Daar waar TSM volgens de dienstregeling met de Midsland vaart, moet EVT daarom 45 minuten voor de aankomsttijd van de Midsland zijn vertrokken.
5.7. De Staat hanteert bij de laatste aankomst van de Midsland op Terschelling daarnaast nog een marge van twintig minuten en voor het overige een marge van vijf minuten, waartegen TSM bezwaar maakt. De voorzieningenrechter volgt TSM in haar bezwaar. Vaststaat dat TSM niet akkoord is gegaan met een (extra) marge van twintig dan wel vijf minuten. De Staat kan niet eenzijdig - ook niet over de band van een "handhavingsbeleid" - haar contractuele verplichtingen jegens TSM zoals vastgelegd in art. 5 en bijlage 5 van het ODC wijzigen, althans heeft de Staat geen feiten aangedragen waarop een dergelijke bevoegdheid kan worden gebaseerd.
5.8. De tijd waarop de boot van EVT moet vertrekken hangt samen met de aankomsttijd van de boten van TSM. In de overeenkomsten is niet vastgelegd wat als aankomsttijd heeft te gelden. Tussen partijen lijkt niet in geschil dat de dienstregeling van TSM daarin leidend is en dat het dus gaat om de (verwachte) aankomsttijden en de vertrektijden zoals die volgen uit de dienstregeling van TSM. Dat het wat de aankomsttijden betreft om verwachte, en niet de daadwerkelijke, aankomsttijden gaat, ligt ook voor de hand, omdat TSM de aankomsttijd niet in de hand heeft nu de aankomsttijd onder meer afhangt van externe (meteorologische) factoren als hoog of laag water en stromingen. EVT kan derhalve tot 45 minuten vóór de volgens de dienstregeling van TSM verwachte aankomst van de Midsland (mede) gebruik maken van het door haar gehuurde, terwijl EVT tot 60 minuten vóór de volgens de volgens de dienstregeling van TSM verwachte aankomst van de andere boten van TSM (mede) gebruik mag maken van het door haar gehuurde. EVT mag daarbij afgaan op de informatie zoals TSM die op haar website heeft vermeld, zoals onder 2.21 is weergegeven. De (verwachte) aankomsttijd, afhankelijk van veerdienst of (en welke soort) sneldienst, kan aan de hand daarvan en de dienstregeling van TSM tot op de minuut worden vastgesteld, ongeacht of EVT daadwerkelijk eerder of later aankomt dan verwacht.
5.9. Het voorgaande betekent onder meer dat voor de afvaart van de Midsland om 18:00 uur vanaf Harlingen (en dus een verwachte aankomst van 20:00 uur op Terschelling) een venstertijd wordt aangehouden van 45 minuten voor aankomst, zodat op het haventerrein van Terschelling vanaf 19.15 uur geen medegebruik van EVT is toegestaan.
5.10. Vaststaat dat in de dienstregeling van EVT voor de maanden juli en augustus 2012 is vastgelegd dat EVT om 19.30 uur vanaf Terschelling afvaart naar Harlingen. EVT maakt derhalve na 19.15 uur medegebruik van het gehuurde. EVT maakt daarmee inbreuk op de haar ingevolge de huurovereenkomsten rustende verplichting om zich te houden aan de venstertijden waarbinnen dat medegebruik niet is toegestaan. Voor zover EVT nog stelt dat de Staat akkoord zou zijn gegaan met dit onderdeel van haar dienstregeling, heeft zij haar stelling niet aannemelijk weten te maken.
EVT heeft daarnaast niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken dat zij de overtredingen zoals die door de Staat zijn vermeld in zijn brieven van 10 en 16 juli 2012 alsmede de door TSM genoemde overtreding op 9 juli 2012, heeft begaan.
5.11. De Staat heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang om nakoming van de door EVT geschonden verplichtingen in kort geding af te dwingen, nu de Staat jegens TSM contractueel gehouden is om TSM binnen de venstertijden het ongestoorde huurgenot van het gehuurde te verschaffen en om tegen inbreuken van derden daarop direct op te treden. De stelling van EVT dat voor een spoedeisend belang nodig is dat de contractuele overtredingen tot gevaarlijke situaties leiden wordt derhalve niet gevolgd.
5.12. Voor een aan EVT op straffe van het verbeuren van dwangsommen op te leggen veroordeling tot nakoming van de venstertijden, is nodig dat duidelijkheid bestaat over op welk moment EVT daadwerkelijk is vertrokken. De Staat heeft in dat kader terecht opgemerkt dat als tijdstip van vertrek kan worden genomen het moment waarop de loop- of autobrug wordt opgehaald, het moment waarop de trossen los worden gegooid of het moment waarop de veerboot volledig van de kant is. De contracten voorzien niet in een bepaling aan de hand waarvan het moment waarop EVT daadwerkelijk is vertrokken kan worden vastgesteld, althans hebben partijen daarvoor geen feiten gesteld. Een redelijke en niet voor tweeërlei vatbare uitleg, teneinde executiegeschillen te voorkomen, brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat als vertrektijd moet worden aangehouden, gelijk de Staat heeft gedaan, het tijdstip waarop de trossen los worden gegooid.
5.13. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat EVT zal worden veroordeeld bij de uitvoering van haar veerdienst tussen Harlingen en Terschelling de van de venstertijden (zoals bedoeld in bijlage 5 van het ODC en art. 6 van de huurovereenkomsten) onderdeel uitmakende vertrektijd waarbij geldt dat EVT binnen 45 minuten voor de op basis van de dienstregeling van TSM (verwachte) aankomsttijd van de Midsland en binnen 60 minuten voor de op basis van de dienstregeling van TSM (verwachte) aankomsttijd van de andere veerboten van TSM van het door haar van de Staat gehuurde moet zijn vertrokken, waarbij EVT is vertrokken wanneer de trossen los worden gegooid, onverkort na te (doen) leven en te (doen) respecteren. De voorzieningenrechter komt daarbij een termijn van twee dagen na betekening van het vonnis redelijk voor, nu EVT haar bedrijfsvoering zal moeten aanpassen.
De gevorderde dwangsom zal als in het dictum te melden worden toegewezen.
5.14. EVT zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van de Staat worden vastgesteld op € 1.481,64, zijnde € 90,64 aan dagvaardingskosten, € 575,00 aan griffierecht en € 816,00 aan tegemoetkoming in het salaris van de advocaat. De over de proceskosten gevorderde rente en de nakosten zullen als niet weersproken worden toegewezen als in het dictum is vermeld.
5.15. Uit het voorgaande blijkt dat EVT in kort geding jegens de Staat op straffe van het verbeuren van dwangsommen zal worden veroordeeld tot nakoming van de door haar geschonden verplichtingen jegens de Staat. Nu niet aannemelijk is dat verdere inbreuk dreigt heeft TSM daarnaast geen zelfstandig belang bij haar vordering jegens EVT. De vordering van TSM zal worden afgewezen.
5.16. TSM grondt haar vordering op de Staat op de contractuele verplichting van de Staat om TSM binnen de venstertijden het ongestoorde huurgenot van het gehuurde te verschaffen en om tegen inbreuken van derden daarop direct op te treden. Met het voeren van het onderhavige kort geding heeft de Staat aan die contractuele verplichting voldaan. Nu verder niet aannemelijk is dat de Staat in het vervolg haar contractuele verplichtingen jegens TSM zal verzaken, heeft TSM geen zelfstandig belang (meer) bij haar vordering. De vordering van TSM zal worden afgewezen.
5.17. Daar waar de voorzieningenrechter TSM volgt in haar verweer tegen de vordering van de Staat op EVT, vindt de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten tussen TSM en de Staat en tussen TSM en EVT te compenseren, aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
in (voorwaardelijke) reconventie
5.18. Nu de vordering in conventie (grotendeels) zal worden toegewezen, is aan de voorwaarde waaronder de reconventie is ingesteld, voldaan.
5.19. EVT vordert in reconventie integrale nakoming van de huurovereenkomsten van 19 augustus 2008, meer in het bijzonder dat zij (mede)gebruik heeft van de veerhaventerreinen van de havens op Terschelling en Harlingen. EVT legt aan haar vordering evenwel alleen ten grondslag dat de Staat in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomsten tekort schiet omdat de Staat de aan haar verhuurde opstelstroken 1 tot en met 6 op Terschelling in exclusief gebruik aan TSM heeft gegeven.
5.20. Nu EVT geen andere tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomsten van de zijde van de Staat heeft gesteld, althans deze door EVT niet voldoende zijn onderbouwd, ligt in dit kort geding, in reconventie, derhalve alleen ter beoordeling voor of de Staat veroordeeld moet worden om zich te houden aan het aan EVT verschaffen van (mede)gebruik van de opstelstroken 1 tot en met 6 op het haventerrein van Terschelling. Voor zover meer is beoogd te vorderen, zal de vordering worden afgewezen.
5.21. EVT baseert haar stelling dat de Staat haar het (mede)gebruik van de opstelstroken 1 tot en met 6 op het haventerrein van Terschelling heeft verhuurd op de omschrijving van het gehuurde in art. 1 van de huurovereenkomst medegebruik, zoals hiervoor onder 2.7. is geciteerd. Hierin is opgenomen dat aan EVT (mede)gebruik toekomt zoals op de situatietekening in roze kleur is aangeven en kadastraal bekend gemeente Terschelling, sectie A, nummer 3591 (ged.), groot 4200 m². De voorzieningenrechter stelt vast dat op de situatietekening de opstelstroken 1 tot en met 6 op het haventerrein van Terschelling roze zijn gekleurd. TSM voert aan dat uit de huurovereenkomsten blijkt dat EVT maar een klein gedeelte van sectie A, nummer 3591 in medegebruik huurt, te weten 2300 m². De voorzieningenrechter begrijpt dat TSM hier het oog heeft op art. 1 van de huurovereenkomst aanleginrichtingen, waarin het op Terschelling gehuurde wordt omschreven als totaal groot 2.312 m². Dit verhoudt zich evenwel niet met de omschrijving in art. 1 van de huurovereenkomst medegebruik, waarin uitdrukkelijk is vermeld dat het gehuurde 4200 m² groot is. Gelet voorts op de uitdrukkelijke omschrijving in art. 1 dat het door EVT van de Staat gehuurde medegebruik op de situatietekening roze is ingekleurd en op de situatietekening de opstelstroken 1 tot en met 6 op het haventerrein van Terschelling roze zijn ingekleurd, oordeelt de voorzieningenrechter aannemelijk dat de Staat bedoelde opstelstroken op het haventerrein van Terschelling aan eerst aan EVT (bij huurovereenkomst van 19 augustus 2008) en vervolgens aan TSM (bij huurovereenkomst van 18 december 2008) heeft verhuurd.
5.22. EVT voert aan dat zij een zwaarwegend belang bij dit gehuurde heeft om aan de venstertijden, tot nakoming waarvan zij zal worden veroordeeld, te kunnen voldoen. Tegenover dit belang van EVT oordeelt de voorzieningenrechter het contractuele belang dat ook TSM bij nakoming door de Staat heeft, minder zwaarwegend. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat EVT alleen buiten de venstertijden gerechtigd is tot het gehuurde en door EVT is gesteld dat het terrein buiten de venstertijden door TSM niet wordt gebruikt, wat TSM en de Staat niet, althans niet voldoende gemotiveerd, hebben weersproken. Gelet op dit zwaarwegend belang van EVT bij (mede)gebruik van het door haar gehuurde, hetgeen te meer klemt nu zij op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeeld zal worden tot naleving van de venstertijden en EVT mogelijk de oudste rechten heeft, volgt de voorzieningenrechter de Staat niet in zijn betoog dat EVT genoegen zou moeten nemen met schadevergoeding in plaats van nakoming, nu nakoming feitelijk niet onmogelijk is.
5.23. Het voorgaande brengt mee dat de Staat zal worden veroordeeld om het huurgenot aan EVT te verschaffen en in die zin te gehengen en te gedogen dat EVT buiten de venstertijden, zoals bedoeld in bijlage 5 van het ODC en art. 6 van de huurovereenkomsten, (mede)gebruik maakt van de opstelstroken 1 tot en met 6 op het haventerrein van Terschelling. De voorzieningenrechter ziet nu nog geen aanleiding tot het opleggen van een dwangsom, aangezien van een overheidsorgaan als de Staat verwacht mag worden dat hij een rechterlijke uitspraak zonder meer naleeft.
5.24. De door EVT gestelde feiten kunnen de vordering voor het overige niet dragen. EVT heeft geen rechtsgrond gesteld op grond waarvan de Staat gehouden zou zijn aan EVT meer haventerrein in Harlingen in (mede)gebruik te geven dan zij heeft gehuurd. Het meer of anders gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
5.25. De Staat zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van EVT worden vastgesteld op € 408,00 aan tegemoetkoming in het salaris van de advocaat.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
1. staat TSM toe in de hoofdzaak tussen te komen;
2. compenseert de proceskosten in het incident tussen partijen in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
3. veroordeelt EVT om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis bij de uitvoering van haar veerdienst tussen Harlingen en Terschelling de van de venstertijden (zoals bedoeld in bijlage 5 van het ODC en art. 6 van de huurovereenkomsten) onderdeel uitmakende vertrektijd inhoudende dat EVT binnen 45 minuten voor de op basis van de dienstregeling van TSM (verwachte) aankomsttijd van de Midsland en binnen 60 minuten voor de op basis van de dienstregeling van TSM (verwachte) aankomsttijd van de andere veerboten van TSM van het door haar van de Staat gehuurde moet zijn vertrokken, waarbij EVT is vertrokken wanneer de trossen los worden gegooid, onverkort na te (doen) leven en te (doen) respecteren;
4. bepaalt, dat zo EVT niet aan deze veroordeling voldoet, zij aan de Staat een dwangsom verbeurt van € 10.000,00 (tienduizend euro) voor iedere overtreding van de veroordeling onder 3;
5. verbindt aan de aldus onder 4 te verbeuren dwangsommen een maximum van € 200.000,00 (tweehonderdduizend euro);
6. veroordeelt EVT in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Staat vastgesteld op € 1.481,64 te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
7. veroordeelt EVT in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten), aan de zijde van de Staat bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat zonder betekening van dit vonnis en op € 199,00 in geval van betekening van dit vonnis;
8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
9. wijst af het meer of anders gevorderde;
10. wijst de vorderingen af;
11. compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt;
12. veroordeelt de Staat het huurgenot aan EVT te verschaffen en in die zin te gehengen en te gedogen dat EVT buiten de venstertijden, zoals bedoeld in bijlage 5 van het ODC en art. 6 van de huurovereenkomsten, (mede)gebruik maakt van de opstelstroken 1 tot en met 6 op het haventerrein van Terschelling;
13. veroordeelt de Staat in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van EVT vastgesteld op € 408,00 aan tegemoetkoming in het salaris van de advocaat;
14. verklaart de veroordelingen onder 12 en 13 uitvoerbaar bij voorraad;
15. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2012.?