RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880133-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/880587-09
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 juli 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, gevangenis De Marwei, te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 2 juli 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2012, te Tzummarum, (althans) in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij] (te weten beveiligingsmedewerker in de zogeheten "borrelbus" van Connexxion), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in vereniging met zijn mededader(s), met dat opzet (meermalen en/of met kracht)
- tegen het lichaam van die [benadeelde partij] heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of met een broeksriem heeft geslagen en/of
- tegen het hoofd van die [benadeelde partij] heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 februari 2012, te Tzummarum, (althans) in de gemeente Franekeradeel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Buorren, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] (te weten beveiligingsmedewerker in de zogeheten "borrelbus" van Connexxion), welk geweld bestond uit (het meermalen en/of met kracht):
- trappen en/of schoppen en/of het slaan en/of stompen en/of het slaan met een broeksriem tegen het lichaam van die [benadeelde partij] en/of
- slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [benadeelde partij];
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2012, te Tzummarum, (althans) in de gemeente Franekeradeel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Buorren, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de passagiers van de zogeheten "borrelbus" en/of tegen voornoemde "borrelbus" (van Connexxion), welk geweld bestond uit:
- het trappen en/of schoppen en/of slaan en/of stompen en/of duwen van een (aantal) passagier(s) in en/of buiten voornoemde bus en/of
- het slaan met een fietspomp en/of een (op een) ploertendoder (gelijkend voorwerp) en/of een (metalen) knuppel van een (aantal) passagier(s) in en/of buiten voornoemde bus en/of
- het slaan en/of gooien met een (aantal) broeksriem(en) in/tegen het gezicht en/of (elders) tegen het lichaam van een (aantal) passagier(s) in en/of buiten voornoemde bus en/of
- het uit voornoemde bus trekken van een (aantal) passagier(s) en/of
- het met een fietspomp en/of een (op een) ploertendoder (gelijkend voorwerp) en/of een (metalen) knuppel/staaf inslaan en/of ingooien van een (zij)ruit van die bus, terwijl zich vlak achter voornoemde ruit een passagier bevond en/of
- het gooien van een (aantal) flesje(s) en/of blikje(s) in voornoemde bus, terwijl er zich passagiers in die bus bevonden en/of
- het met een steen ingooien en/of inslaan van de achterruit van voornoemde bus, terwijl er zich passagiers in die bus bevonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en aftrek van het voorarrest;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringstoezicht, inhoudende een meldingsgebod bij Verslavingszorg Noord Nederland, deelname aan de gedragsinterventie: Alcohol en Geweld (SVG), een behandelverplichting voor verdachtes middelengebruik en een verbod om drugs en alcohol te gebruiken;
- tenuitvoerlegging van de op 14 december 2010 opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1.536,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2012 en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel voor voornoemd bedrag;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer N.V. tot een bedrag van € 4.029,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2012 en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel voor voornoemd bedrag.
Beoordeling van het bewijs
Door verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat hij weliswaar geweld heeft gebruikt tegen de beveiliger, maar dat zijn opzet hierop niet was gericht. Hij wilde de personen achter de beveiliger "iets" aandoen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Onder 1. primair wordt verdachte verweten dat hij samen met een ander of anderen opzettelijk heeft geprobeerd de beveiliger, [benadeelde partij], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voor het opzet is voorwaardelijk opzet voldoende. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoudt van het begrip "aanmerkelijk" afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit de hierna te noemen bewijsmiddelen blijkt dat een verdachte, te weten [medeverdachte 1], de beveiliger meerdere malen harde stompen tegen zijn lichaam heeft gegeven en vervolgens een harde vuistslag op zijn achterhoofd heeft gegeven. Deze vuistslagen waren van dien aard dat de beveiliger ten gevolge hiervan een hersenschudding heeft opgelopen. Verdachte heeft zijn broekriem losgemaakt en heeft deze om zijn hand gewikkeld. Vervolgens is hij met deze broeksriem, waarvan de gesp zich aan het losse uiteinde bevond, met kracht gaan slaan richting de beveiliger. Hij heeft verklaard dat hij zijn riem heeft gepakt om meer bereik te hebben. De beveiliger heeft onder meer het volgende verklaard:
"Persoon 3 bleef maar doorgaan met slaan met die riem. Ik had het gevoel dat hij zijn verstand had verloren."
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de beveiliger met persoon 3 verdachte bedoelt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat toen hij met de broeksriem sloeg volledig door het lint was en dat hij als een dolle om zich heen sloeg.
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] de beveiliger zwaar lichamelijk letsel zouden toebrengen. [medeverdachte 1] heeft de beveiliger onder meer zo hard op zijn hoofd geslagen dat deze hierdoor een hersenschudding heeft opgelopen en verdachte heeft met de riem met gesp met kracht in het wilde weg op de beveiliger ingeslagen. De kans dat hij de beveiliger in zijn gezicht zou slaan waardoor deze zwaar gewond zou raken was zeer reëel aanwezig.
De rechtbank is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvormen van de gedragingen van verdachte en zijn verdachte [medeverdachte 1] en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht blijkt dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de beveiliger heeft aanvaard. Verdachte heeft bewust zijn riem gepakt om meer bereik te hebben en hij heeft bewust met de gesp aan het uiteinde van zijn riem geslagen. De rechtbank maakt hieruit op dat de intentie van verdachte was om zo veel mogelijk letsel toe te brengen. Voorts was verdachte zich bewust van de omstandigheden. Hij wist dat de beveiliger daar stond en werd belaagd, desondanks heeft hij als "een dolleman" met zijn riem met gesp met kracht meerdere malen richting de beveiliger geslagen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee bewust op de koop toe heeft genomen dat hij de beveiliger zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte gezamenlijk met [medeverdachte 1] en met hetzelfde doel voor ogen - de groep Harlingers achter de beveiliger te pakken te nemen - het eerdergenoemde geweld heeft uitgeoefend. Derhalve kunnen zij als medeplegers worden aangemerkt.
Gelet op het voornoemde acht de rechtbank het onder 1. primair ten laste gelegde bewezen.
Met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit de hierna te noemen bewijsmiddelen volgt dat verdachte een wezenlijk aandeel heeft gehad in het openlijk geweld tegen de bus en de zich daarin bevindende "andere" passagiers.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van verdachte ter zitting2, inhoudende:
Op 26 februari 2012 te Tzummarum stond ik op de zogeheten "borrelbus" te wachten. Toen de bus in Tzummarum op de Buorren stopte zag ik dat een vriend van mij, geheten [medeverdachte 1], zich in de bus bevond en dat hij bij een gevecht betrokken was. Ik ben vervolgens de bus ingestapt. Ik heb een blikje door de bus gegooid en ik heb mij aan de buizen in de bus omhoog getrokken en ik heb een passagier van de bus in de maag geschopt. Ik ben op een gegeven moment weer uit de bus gegaan en daarna heb ik geprobeerd om samen met mijn vrienden weer in de bus te komen. Ik was boos op de Harlinger passagiers in de bus en wilde weer bij hen in de buurt komen. Er was een beveiliger mee in de bus. Hij stond tussen mij en mijn vrienden en de passagiers van de bus. Hij probeerde mij en mijn vrienden buiten de bus te houden. Ik heb mijn riem afgedaan en ik heb deze om mijn vuist gewikkeld. Met deze riem had ik verder bereik. Ik heb vervolgens met deze riem als een dolle om mij heen geslagen. Ik was door het lint. Ik wilde de passagiers van de bus met deze riem raken. De beveiliger bevond zich in de deuropening en de passagiers van de bus verschuilden zich achter hem. Ik heb de beveiliger en meerdere passagiers met de riem geslagen. De gesp van de riem bevond zich op het uiteinde van de riem waarmee ik sloeg. Mijn vrienden waren ook aan het vechten en een van de passagiers van de bus is uit de bus getrokken. Ik heb gezien dat [medeverdachte 4] een ploertendoder in zijn handen had en ik heb gezien dat hij hiermee een zijruit van de bus heeft vernield. Ik weet heel zeker dat dit geen fietspomp was.
2. De verklaring van verdachte bij de politie3, inhoudende:
Ik ben buiten de bus gestapt en ik stond mee te duwen in de groep. Ik stond vlak voor de ingang, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stonden vlak voor me. Zij sloegen op de groep Harlingers in. Ik heb de riem een slag om mijn rechterhand geslagen en ik heb opzettelijk en met kracht een paar beste klappen met de riem verkocht.
3. De verklaring van aangever [benadeelde partij]4, inhoudende:
Ik wil aangifte doen van een mishandeling die plaats heeft gevonden op zondag 26 februari 2012 te Tzummarum. Ik heb een bijbaantje bij Schaaf beveiliging. Ik werk vooral op zaterdagavond overgaand op zondagochtend voor Schaaf beveiliging. Ik rij dan mee op de bus van busmaatschappij Connexxion als beveiliger.
Ik zag dat een groep passagiers uit Tzummarum en Oosterbierum in het achterste gedeelte van de bus zat en ik zag dat een groep passagiers uit Harlingen in het voorste gedeelte van de bus zat. Ik zag een mannelijke passagier uit Tzummarum zich verplaatsen naar de groep passagiers uit Harlingen. Ik noem deze jongen persoon 1. Ik zag en hoorde dat persoon 1 een aantal passagiers uit Harlingen aansprak. Kort hierna kwam een tweede jongen uit Tzummarum van zijn zitplaats achteruit de bus en hij liep ook naar de passagiers uit Harlingen. Ik noem deze jongen persoon 2. Ik zag dat persoon 2 boos werd en ik hoorde dat hij begon te schelden op de jongens uit Harlingen. Persoon 2 sprak met stemverheffing op een onvriendelijke toon. Ik vroeg aan persoon 2 weer naar zijn zitplaats te gaan. Dit wilde persoon 2 niet. Andere jongeren uit Tzummarum achter uit de bus spraken hun dorpsgenoot hierop aan en zeiden: "We zijn er bijna dan kunnen we uitstappen". Ik hoorde van persoon 2 dat hij de jongens uit Harlingen aansprak: "Jullie moeten ook maar even uitstappen dan gaan we jullie wel even pakken". Op dat moment stopte de bus bij de bushalte in Tzummarum. Ik heb toen persoon 1 en 2 uit Tzummarum uit de bus gezet. Persoon 2 werkte hieraan niet mee. Persoon 2 probeerde ik met enige kracht uit de bus te duwen. Op het moment dat ik persoon 2 met kracht uit de bus probeerde te duwen liep een andere passagier afkomstig uit Tzummarum achter mij langs. Ik zag dat deze persoon gericht spuugde in de richting van de jongens uit Harlingen die nog in de bus zaten. Later hoorde ik dat deze jongen die spuugde uit Tzummarum kwam en dat hij [medeverdachte 1] heet. Deze [medeverdachte 1] noem ik persoon 4. Door de spuugactie van persoon 4 ontstaat een gevecht in de bus tussen verschillende jongens uit Tzummarum en Harlingen. Ik bevond mij precies tussen de twee vechtende groepen in. Ik probeerde de passagiers afkomstig uit Tzummarum uit de bus te duwen en uit de bus te houden. Hierbij kreeg ik hulp van een passagier [getuige 1] uit Sexbierum. Ik heb geen klappen of schoppen gekregen van jongeren uit Harlingen en ik voelde mij niet bedreigd door die jongeren uit Harlingen. Ik voelde mij op dat moment wel bedreigd door de jongeren uit Tzummarum, omdat die jongens continu in gevecht probeerden te komen met de jongens uit Harlingen. Ik had op dat moment geen invloed meer op de jongens uit Tzummarum. Ik probeerde ze uit alle macht uit de bus te houden. Hierbij heb ik een aantal schoppen en klappen moeten incasseren. Er was een jongen uit Tzummarum die ik voor de duidelijkheid persoon 3 noem, waarvan ik diverse klappen heb gekregen toen hij probeerde in de bus te komen. Deze persoon heeft mij zeker twee of drie keer geslagen met zijn broeksriem. Persoon 3 sloeg met de broeksriem hard tegen mijn linker onderarm. Ik voelde bij elke slag pijn in mijn linker onderarm door die slagen. Ik zag dat persoon 3 met grote agressieve ogen naar mij keek. Ik had grote moeite om persoon 3 uit de bus te houden. Persoon 3 bleef maar doorgaan met slaan met die riem. Ik had het gevoel dat hij zijn verstand had verloren. Plotseling probeerde persoon 4 in de bus te komen en ik probeerde hem uit de bus te houden. Ik kreeg hierbij van persoon 4 een harde vuistslag tegen mijn lichaam. Vervolgens sloeg persoon 4 mij hard tegen mijn linker schouder. Ik heb tijdens die klappen die ik kreeg van persoon 4 ook diverse schoppen tegen mijn rechterbeen gekregen. Ik voelde daardoor ook pijn. Ik heb niet gezien wie dit heeft gedaan. Ik kan u wel vertellen dat deze schoppen afkomstig waren van jongens uit Tzummarum. Op een gegeven moment brak er ruzie uit tussen verschillende meiden.
Dit was aanleiding om mij om te draaien. Op dat moment kreeg ik een harde klap op mijn achterhoofd van persoon 4. Ik voelde meteen veel pijn. Ik denk dat de persoon mij hard sloeg met zijn vuist. Ik kon nog net op mijn benen blijven staan. Ik verliet mijn positie in de deuropening. Omdat ik niet meer bij de deuropening stond konden de jongens uit Tzummarum bij de jongens uit Harlingen komen. Ik zag dat de jongens uit Tzummarum een jongen afkomstig uit Harlingen uit de bus trokken. Toen de jongen uit Harlingen buiten de bus was werd hij belaagd door diverse jongens uit Tzummarum. Ik zag dat die jongen uit Harlingen meerdere keren geschopt werd en meerdere keren geslagen werd met een fietspomp. Ik zag dat hij geen weerstand kon bieden tegen deze groep uit Tzummarum. De jongen werd door een aantal jongens uit Harlingen weer in de bus getrokken. Hierna werden er verschillende objecten richting de bus gegooid, waaronder stenen en lege flessen. Ik zag dat er een jongen uit Tzummarum met een riem begon te slaan in de richting van jongens uit Harlingen. Ik noem deze jongen persoon 3. Ik probeerde de twee groepen te scheiden. Hierbij heb ik weer een aantal klappen op mijn hoofd en lichaam gekregen van diverse personen. Ook kreeg ik bijna een leeg flesje Breezer tegen mijn hoofd gegooid. Dit flesje werd van buiten naar binnen gegooid ter hoogte van mijn hoofd. In dit tijdsbestek is ook het raam achter de achterste deur van buitenaf kapot gegooid. De buschauffeur kreeg de mogelijkheid om de deuren te sluiten en is weggereden. Na een paar honderd meter stopte de buschauffeur de bus. Hij deed dit omdat een meisje in de bus verwondingen had. Toen de bus stil stond is het achterraam van de bus kapot gegooid door die jongeren uit Tzummarum. Achteraf zag ik dat er diverse stenen, lege flessen en (halve) straatklinkers in de bus lagen. Dit hebben die jongeren uit Tzummarum naar binnen gegooid tijdens het oponthoud in Tzummarum. Ik heb mij laten onderzoeken. Het bleek dat ik een hersenschudding heb opgelopen door die harde klappen op mijn hoofd.
4. De verklaring van getuige [getuige 1]5, inhoudende:
Op 26 februari 2012 bevond ik mij in de borrelbus die vanuit Berlikum richting Harlingen reed. Vlak voor Tzummarum merkte ik dat er een ruzie tussen wat Tzummarumers en Harlingers was ontstaan. Toen de bus stopte in Tzummarum zag ik dat de beveiliger veel klappen kreeg van de jongens uit Tzummarum. Ik zag aan de blik van de beveiliger dat hij niet tegen zoveel man tegelijk opkon. Ik herkende een van de groep, dit is [medeverdachte 1] uit Tzummarum. Ik zag dat [medeverdachte 1] de beveiliger meerdere malen met kracht sloeg. [medeverdachte 1] was helemaal door het lint hij sloeg alles en iedereen.
Ik heb hem meer dan 50 maal zien slaan tegen alles en iedereen. Omdat de beveiliger het alleen niet redde ben ik hem gaan helpen om de groep de bus uit te werken. Wij probeerden de deuren te sluiten, maar deze werden steeds weer open geduwd door de jongens uit Tzummarum. Toen de deuren dicht waren kon de bus wegrijden. Ik zag dat de jongens achter de bus aan renden. Kort daarna hoorde ik dat het achterraam van de bus stuk ging.
5. De verklaring van getuige [getuige 2]6, inhoudende:
Ik hield eigenlijk speciaal [verdachte] in de gaten, omdat hij met een riem bezig was. Dat was buiten de bus. U vraagt naar de mishandeling van [slachtoffer 1] toen hij naar buiten werd getrokken. Ik kan u zeggen dat hij naar buiten is getrokken door [verdachte] en waarschijnlijk [medeverachte 3]. Van [medeverdachte 3] weet ik het niet zeker. Van [verdachte] weet ik het wel zeker. Ik heb gezien dat [verdachte] hem naar buiten trok. Ik zag dat [slachtoffer 1] buiten de bus stond. Ik zag dat hij werd geslagen en geschopt. Ik zag dat in ieder geval [verdachte] hem heeft geslagen. Ik zag dat hij met een vuist op het bovenlichaam van [slachtoffer 1] sloeg.
Volgens mij heeft [verdachte] niet geschopt. Ik denk dat er drie mensen om deze [slachtoffer 1] heen stonden. Dat waren buiten [verdachte], dus die [medeverachte 3] en [medeverdachte 1]. Het moet dus haast wel zo zijn dat de laatste twee ook hebben geslagen en geschopt.
U vraagt mij naar de mishandeling van [slachtoffer 2]. Ik heb gezien dat [verdachte] met een riem op [slachtoffer 2] sloeg. Ik zag dat hij met kracht en opzet sloeg.
U toont mij een foto van een ploertendoder.
Ik kan u zeggen dat dit de stok of ploertendoder is die [medeverdachte 4] bij zich had.
Toen de bus wegreed, rende iedereen er achteraan. Onder andere [medeverdachte 2].
Op foto 6 zie je dat [medeverdachte 2] een klap geeft aan [getuige 1].
Op foto 7 zie je dat [medeverdachte 4] een ploertendoder in zijn handen heeft.
6. De verklaring van getuige [getuige 3]7, inhoudende:
Ineens brak er achter in de bus een gevecht uit. Ik heb vaker een gevecht gezien, maar dit ging er echt heel wreed aan toe. Terwijl ik naar het gevecht keek, hoorde ik ineens een ontzettend harde knal. Het leek wel een geweerschot. Ik voelde druk op mijn oren en ineens merkte ik dat ik onder het glas zat. Toen ik naar rechts keek bleek dat het raam aan de rechterkant er volledig uitgespat was. Het raam was helemaal versplinterd en ik zat onder de glassplinters. Door al die kleine glassplinters had ik overal bloed zitten.
7. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]8, inhoudende:
V: Wie heeft de ruiten van de bus vernield?
A: Het achterste ruit heb ik ingegooid met een steen. De bus reed weg en ik zag dat de bus een stukje verderop stil bleef staan. Ik ben er achteraan gelopen en heb toen het raam ingegooid. Er liepen een paar met mij mee.
Als je de beelden ziet heb ik niet eerst een klap gekregen. Ik ben de bus ingegaan en ik heb toen geslagen.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat zij gelet op de bewijsmiddelen van oordeel is dat bewijsbaar is dat [medeverdachte 4] een op een ploertendoder gelijkend voorwerp bij zich droeg. Aangever [benadeelde partij] heeft iemand met een fietspomp zien slaan. De rechtbank acht, de bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang genomen, aannemelijk dat de fietspomp die is gezien het op een ploertendoder gelijkend voorwerp betreft die door [medeverdachte 4] werd gebruikt.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 26 februari 2012 te Tzummarum in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], beveiligingsmedewerker in de zogeheten "borrelbus" van Connexxion, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in vereniging met zijn mededader, met dat opzet meermalen en met kracht
- tegen het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gestompt en met een broeksriem heeft geslagen en
- tegen het hoofd van die [benadeelde partij] heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 26 februari 2012 te Tzummarum in de gemeente Franekeradeel, met anderen, op de openbare weg, de Buorren, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de passagiers van de zogeheten "borrelbus" en tegen voornoemde "borrelbus" van Connexxion, welk geweld bestond uit:
- het schoppen en stompen en duwen van passagiers in en buiten voornoemde bus en
- het slaan met een op een ploertendoder gelijkend voorwerp van een passagier buiten voornoemde bus en
- het slaan met een broeksriem tegen het lichaam van passagiers in en/of buiten voornoemde bus en
- het uit voornoemde bus trekken van een passagier en
- het met een op een ploertendoder gelijkend voorwerp inslaan van een zijruit van die bus, terwijl zich vlak achter voornoemde ruit een passagier bevond en
- het gooien van een blikje in voornoemde bus, terwijl er zich passagiers in die bus bevonden en
- het met een steen ingooien van de achterruit van voornoemde bus, terwijl er zich passagiers in die bus bevonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. primair medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
2. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 28 juni 2012;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte is samen met een groep andere jongeren betrokken geweest bij een massale vechtpartij na een uit de hand gelopen ruzie in de borrelbus tussen Berlikum en Tzummarum. Daarbij is veel en ook ernstig geweld gebruikt, met name tegen de beveiliger die de beide groepen uit elkaar probeerde te houden.
Maar ook passagiers die met de ruzie verder niets van doen hadden zijn slachtoffer geworden van het agressieve gedrag van verdachte en zijn mededaders. De borrelbus zelf is flink beschadigd geraakt.
Dat de ruzie in de bus zo uit de hand is gelopen, lijkt voor een heel groot deel het gevolg te zijn geweest van het feit dat alle verdachten zwaar onder invloed verkeerden van alcohol en sommigen ook van drugs. Terecht spreekt de reclassering dan ook haar grote zorgen uit over het alcohol- en drugsgebruik binnen de groep waartoe de verdachten behoren. Het innemen van grote hoeveelheden alcohol lijkt volstrekt normaal gevonden te worden. Over de gevolgen wordt niet nagedacht. Dat lijkt de avond van de vechtpartij zeker gegolden te hebben voor verdachte. Hij is immers eerder veroordeeld geweest voor openlijk geweld in een borrelbus en hij liep van die zaak nog in de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling tot een gevangenisstraf. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden om zich weer in een vechtpartij te storten.
Voor de rechtbank is voor ernstige vormen van openlijk geweld, zoals hier, het uitgangspunt dat dit bestraft wordt met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor deze verdachte, die met name door het ongericht om zich heen slaan met een broekriem een flink aandeel heeft gehad in het geweld, acht de rechtbank, net als de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden in beginsel op zijn plaats.
De rechtbank zal er voor kiezen om een deel van deze straf, zes maanden, voorwaardelijk op te leggen, ook al heeft een dergelijke stok achter de deur de vorige keer weinig effect gehad. De rechtbank acht het namelijk hard nodig dat de verdachten verplicht aan gedragsverandering gaan werken, en in ieder geval dat zij de komende tijd van de alcohol en de drugs afblijven. Om die reden zal verdachte onder toezicht van de reclassering worden gesteld en zullen aan hem de hierna te noemen gedragsvoorwaarden worden opgelegd.
Benadeelde partijen
[benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële en immateriële schade voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die door verdachte en diens raadsman is erkend, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar en zal bepalen dat de schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2012.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die door verdachte en diens raadsman is erkend, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar en zal bepalen dat de schade, met uitzondering van de kosten voor rechtsbijstand, wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2012.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het rechtstreekse schadebedrag aangewezen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 14 december 2010, gewezen door de politierechter te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 december 2010. Bij vordering d.d. 26 juni 2012 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 14 december 2010 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36f, 45, 47, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Bepaalt, dat de proeftijd voor de bijzondere voorwaarden alleen geldt voor de eerste twee jaren van de proeftijd.
Stelt als algemene voorwaarden, dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde:
4. zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak meldt bij Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) Tadingastraat 3 te Leeuwarden;
5. zich gedurende de proeftijd van twee jaren bij voornoemde reclasseringsinstelling zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. gedurende de proeftijd van twee jaren, zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit de training Alcohol en Geweld (SVG), waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
7. zich gedurende de proeftijd van twee jaren onder behandeling zal stellen van Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn middelengebruik;
8. zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal onthouden van het gebruik van hard- en softdrugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.536,40 (zegge: éénduizend vijfhonderd zesendertig euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2012, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.536,40 (zegge: éénduizend vijfhonderd zesendertig euro en veertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer N.V., gevestigd te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.579,06 (zegge: drieduizend vijfhonderd negenenzeventig euro en zes eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2012, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 450,-.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer Connexxion Openbaar Vervoer N.V., te betalen een som geld ten bedrage van € 3.579,06 (zegge:drieduizend vijfhonderd negenenzeventig euro en zes eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 45 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer Connexxion Openbaar Vervoer N.V., daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/880587-09:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 14 december 2010, te weten:
twee maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2012.
Mr. M.B. de Wit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.