ECLI:NL:RBLEE:2012:BX1374

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
392557 \ VZ VERZ 12-122
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende herplaatsbaarheid werkneemster

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in een arbeidsgeschil tussen de stichting Palet en een werkneemster, hierna aangeduid als [verweerster]. De stichting Palet had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op grond van gewichtige redenen, zoals bedoeld in artikel 7:685 BW. Palet stelde dat [verweerster] niet in staat was haar functie als medewerker dagopvang uit te oefenen en dat de arbeidsverhouding zodanig verstoord was dat voortzetting van het dienstverband niet meer mogelijk was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van Palet niet kon worden toegewezen. De rechter oordeelde dat Palet onvoldoende had aangetoond dat [verweerster] niet herplaatst kon worden binnen de organisatie, die uit 1800 werknemers bestaat en verspreid is over verschillende locaties. De kantonrechter wees erop dat Palet niet had aangetoond dat er geen mogelijkheden waren voor herplaatsing van [verweerster] op een andere locatie, ondanks de gestelde verstoring in de arbeidsrelatie.

De rechter concludeerde dat de door Palet aangevoerde voorvallen, die als disfunctioneren van [verweerster] werden gepresenteerd, niet voldoende waren om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter benadrukte dat de werkgever in een dergelijke situatie de verantwoordelijkheid heeft om een werknemer duidelijkheid te bieden over diens arbeidsrechtelijke positie en dat de werkgever zich als goed werkgever moet gedragen. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af en veroordeelde Palet in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 392557 \ VZ VERZ 12-122
beschikking van de kantonrechter d.d. 11 juli 2012
inzake
De stichting
STICHTING PALET,
gevestigd te Leeuwarden,
verzoekster,
gemachtigde: mr.drs. M.H.G.I. Steenland,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. R.J.M.C.I. Janischka.
Partijen zullen hierna Palet en [verweerster] worden genoemd.
Procesverloop
1.1. Palet heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 mei 2012, verzocht de tussen haar en [verweerster] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.
1.2. Het verweerschrift van [verweerster] is binnengekomen op 11 juni 2012.
1.3. Ter griffie is op 20 juni 2012 een productie van Palet ontvangen.
1.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2012. Van het behandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.
Motivering
De feiten
In deze procedure zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. [verweerster], geboren op [datum], is sedert 1 maart 1988 in dienst bij Palet, tegen een bruto salaris van € 1.347,91 per maand exclusief vakantiebijslag.
2.2. [verweerster] is bij Palet werkzaam geweest in de functie van verzorgende op de locatie Parkhove te Leeuwarden. [verweerster] is op enig moment gedeeltelijk arbeidsongeschikt geraakt (reuma). [verweerster] is thans werkzaam als medewerker dagopvang op de locatie Nij Statelân te Menaam.
2.3. [verweerster] heeft in februari 2010 een functioneringstraject succesvol afgerond. Op het Formulier Persoonlijk Onwikkelingsplan 2011 (POP) van [verweerster] is ter zake de kerncompetenties van Palet, klantgericht zijn en samenwerken, voor alle onderdelen een D (Uitdragend) ingevuld. Dit is de hoogst mogelijk haalbare "score".
2.4. Op 14 november 2011 heeft [verweerster] van haar leidinggevende, mevrouw [A], een schriftelijke waarschuwing ontvangen over haar gedrag in de groep. [verweerster] heeft schriftelijk bezwaar gemaakt tegen deze waarschuwing.
2.5. Bij e-mail van 17 januari 2012 heeft mevrouw [B], werkzaam bij Palet, bij mevrouw [C], locatiemanager van Nij Statelân, een klacht over [verweerster] ingediend. De klacht betrof de bejegening door [verweerster] van de moeder van [B], een cliënte van Palet op de locatie Nij Statelân op 24 augustus 2011.
2.6. Op 23 januari 2012 is [verweerster] vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Aan [verweerster] is medegedeeld dat deze vrijstelling het gevolg is van het feit dat er een interne klachtenprocedure zou worden gestart vanwege de opeenstapeling van klachten/waarschuwingen [verweerster] betreffende. Het gesprek is aan [verweerster] bevestigd in een brief van dezelfde datum.
2.7. Op 30 januari 2012 heeft [verweerster] zich ziek gemeld. [verweerster] is op 31 januari 2012 geopereerd aan haar oog. Palet heeft de ziekmelding niet geaccepteerd omdat [verweerster] was vrijgesteld van het verrichten van arbeid.
2.8. Op 20 februari 2012 is [verweerster] in het kader van de klachtenprocedure gehoord over twee klachten. De eerste klacht betrof een opmerking van [verweerster] op de afdeling en de tweede klacht betrof de door [B] ingediende klacht. Bij brief van 21 maart 2012 heeft [C] (namens Palet) aan [verweerster] kenbaar gemaakt dat zij de twee klachten gegrond heeft verklaard.
2.9. [verweerster] heeft op 7 maart 2012 een deskundigenoordeel gevraagd over haar arbeidsongeschiktheid. Bij brief van 26 maart 2012 heeft het UWV aan [verweerster] bericht dat [verweerster] op 30 januari 2012 haar eigen werk niet kon uitvoeren.
2.10. [verweerster] heeft op 17 maart 2012 een ontsteking in haar duim opgelopen. Het UWV heeft haar met ingang van 23 maart 2012 arbeidsongeschikt verklaard.
De standpunten van partijen
3. Palet grondt haar ontbindingsverzoek primair op een dringende reden en subsidiair op veranderingen in de omstandigheden. Palet heeft in dat verband aangevoerd dat [verweerster] de bekwaamheid mist om haar functie als medewerker dagopvang te kunnen uitoefenen. Voorts heeft Palet aangevoerd dat de arbeidsverhouding door toedoen van [verweerster] zodanig is verstoord dat voortzetting van het dienstverband niet meer mogelijk is.
4. [verweerster] heeft alle verwijten die Palet haar heeft gemaakt gemotiveerd betwist. De kantonrechter zal zo nodig bij de beoordeling van het geschil terugkomen op hetgeen allemaal door [verweerster] is aangevoerd.
De beoordeling van het verzoek
5.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. [verweerster] is weliswaar arbeidsongeschikt, maar niet gebleken is dat haar arbeidsongeschiktheid haar belemmert verweer te voeren dan wel dat het verzoek zijn grondslag vindt in de arbeidsongeschiktheid van [verweerster].
5.2. Palet heeft aan het verzoek een disfunctioneren van [verweerster] als ook een verstoorde verhouding ten grondslag gelegd. Ter onderbouwing heeft Palet gewezen op een achttal voorvallen die zich hebben voorgedaan na afronding van voormeld functioneringstraject.
5.3. Het eerste voorval betreft de omstandigheid dat, op initiatief van [verweerster], een gesprek is gevoerd met een collega met wie [verweerster] communicatieproblemen ondervond. De kantonrechter is met [verweerster] van oordeel dat, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, [verweerster] niet kan worden tegengeworpen dat zij, met tussenkomst van haar leidinggevende, een gesprek met een collega wenste met wie de communicatie stroef verliep. Dit te minder gelet op de aard van de sector waarbinnen Palet haar diensten aanbiedt. In deze sector, waarbij cliënten afhankelijk zijn van de zorg van de werknemers van Palet, is een goede communicatie tussen de werknemers van Palet van groot belang voor het welzijn van de cliënten van Palet.
5.4. Het tweede en derde voorval betreft de omstandigheid dat [verweerster] zelf actie heeft ondernomen ter zake cliënten met een medische zorgvraag. De kantonrechter kan op grond van hetgeen partijen daaromtrent hebben aangedragen niet anders constateren dan dat de communicatie binnen de groep/afdeling waar [verweerster] werkzaam is niet geheel vlekkeloos verloopt. Op grond van de stukken en hetgeen partijen in aanvulling daarop hebben verklaard kan echter niet geoordeeld worden dat de handelwijze van [verweerster] de conclusie rechtvaardigt dat [verweerster] de geschiktheid dan wel de bekwaamheid mist om op een goede wijze invulling te geven aan haar functie.
5.5. Het vierde en vijfde voorval betreffen de omstandigheid dat [verweerster] een oudere blinde cliënt enige tijd alleen in een zaal heeft laten staan. Tevens heeft [verweerster] deze cliënt tegen haar zin naar een filmzaal gebracht, aldus Palet. [verweerster] heeft ter zake aangevoerd dat de situatie is ontstaan als gevolg van het feit dat haar collega's van de afdeling waaraan deze cliënt was verbonden, verzuimd hadden deze cliënt terug te brengen naar de betreffende afdeling. [verweerster] stelt dat het haar wel verweten kan worden dat zij, nadat zij constateerde dat de cliënt was vergeten, in de hectiek van het moment heeft vergeten om de desbetreffende afdeling in te lichten. Zij voert hierbij aan dat zij haar excuses heeft aangeboden aan de desbetreffende cliënt. Dat zij de cliënt heeft meegenomen naar de filmzaal was een inschattingsfout, waarvoor zij eveneens haar excuses heeft aangeboden. De kantonrechter overweegt dat [verweerster] ter zake deze voorvallen een verwijt kan worden gemaakt. Echter, hierbij moet tevens worden overwogen dat werknemers in de uitoefening van de dagelijkse werkzaamheden fouten kunnen maken. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat voormelde voorvallen meer zijn dan een incident. Deze voorvallen kunnen derhalve dan ook niet tot bijdragen aan de conclusie dat [verweerster] niet geschikt is voor de functie medewerker dagopvang, zoals Palet bepleit.
5.6. Het zesde voorval betreft volgens Palet de omstandigheid dat [verweerster] op 22 juni 2011 is aangesproken op haar inlevingsvermogen richting collega's en cliënten. Palet verwijst ter zake naar bijlage 14. De kantonrechter constateert dat bijlage 14 anderhalf a-4tje betreft met als opschrift "functioneringstraject [verweerster]". In dit schrijven wordt -samengevat- het functioneren van [verweerster] aan de kaak gesteld. [verweerster] heeft aangevoerd dat de inhoud van deze bijlage haar niet bekend is, dat deze bijlage niet is ondertekend en evenmin is gedateerd. De kantonrechter is met [verweerster] van oordeel dat, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, aan deze productie geen waarde kan worden gehecht nu niet is gebleken door wie, wanneer en in welk verband het stuk is opgesteld en evenmin vast staat dat de inhoud van de bijlage bij [verweerster] bekend is dan wel de bijlage inhoudelijk met haar is besproken.
5.7.1. Het zevende voorval betreft de omstandigheid dat [verweerster] op de groep waar zij werkzaam was heeft gezegd: "Was ik maar in Parkhove gebleven." Parkhove betreft een andere locatie van Palet, alwaar [verweerster] voorheen werkzaam was. Ten aanzien van deze uitspraak heeft [verweerster] op 14 november 2011 van haar direct leidinggevende, mevrouw [A], een schriftelijke waarschuwing ontvangen. [verweerster] heeft tegen deze schriftelijke waarschuwing bezwaar gemaakt. Op 22 november 2011 heeft er vervolgens een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds [verweerster] en haar echtgenoot en anderzijds [A] en de locatiemanager van Nij Statelân, [C]. Het gespreksverslag vermeldt dat [C] het besluit heeft genomen om een functioneringstraject te starten omdat [verweerster] haar bezwaar niet wilde intrekken. Dit besluit is bij brief van 30 november 2011 door Palet bevestigd, waarbij [verweerster] werd uitgenodigd voor een gesprek om invulling te geven aan het traject. In een gesprek tussen [verweerster], de heer P. Wolbers, juridisch medewerker CNV, [C], [A] en de heer [D], adviseur P&O van Palet, d.d. 21 december 2011 is door [C] aangegeven dat de schriftelijke waarschuwing d.d. 14 november 2011 geen officiële waarschuwing betrof, maar slechts een gewone waarschuwing op het niveau tussen leidinggevende en werknemer.
5.7.2. Het achtste voorval betrof volgens Palet de bejegening van [verweerster] van een dementerende cliënte en een uitspraak van [verweerster] gericht aan dezelfde cliënte. Voormelde cliënte laat meerdere malen per dag blijken dat zij trots is op haar dochter die werkzaam is bij Palet. Volgens Palet zou [verweerster] in ieder geval op 24 augustus 2011 tegen deze cliënte hebben gezegd dat haar dochter binnen Palet een "gecreëerde functie" zou vervullen.
5.7.3. Ten aanzien van deze laatste twee voorvallen is vervolgens een interne klachtenprocedure opgestart. In verband met deze procedure is [verweerster] door Palet op 23 januari 2012 vrijgesteld van het verrichten van arbeid. Op 20 februari 2012 heeft over deze klachten een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster], mr. Ruiter-Bonnet, juridisch adviseur CNV, [C] en [D]. Bij brief van 21 maart 2012 heeft Palet, bij monde van [C], de klachten gegrond verklaard.
5.7.4. De kantonrechter overweegt, los van de vraag of de voorvallen überhaupt het starten van een klachtenprocedure rechtvaardigen, dat de wijze waarop Palet vorm en inhoud heeft gegeven aan de klachtenprocedure niet is terug te voeren op de door haar gehanteerde "Klachtenregeling Zorggroep Palet" dan wel het "Reglement klachtencommissie ongewenste gedragsvormen". Uit deze laatste regeling blijkt dat de klachtencommissie binnen Palet het orgaan is die in een klachtenprocedure de klacht gegrond, ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren. Op grond van welke regeling de locatiemanager van Palet de bevoegdheid toekomt om zelf een klachtenprocedure te begeleiden en zelf uitspraak ter zake te doen, is door Palet niet gesteld en volgt ook niet uit voormelde regelingen. Naar het oordeel van de kantonrechter getuigt deze handelwijze dan ook niet van goed werkgeverschap.
5.7.5. De kantonrechter overweegt ten aanzien van voorval zeven het volgende.
In het onderhavige geval heeft Palet jegens [verweerster] meerdere standpunten ingenomen ter zake het [verweerster] verweten gedrag als vermeld in voorval zeven. Palet heeft eerst een schriftelijke waarschuwing verstrekt. Vervolgens heeft Palet aan de waarschuwing een functioneringstraject gekoppeld aan welk besluit zij geen uitvoering heeft gegeven. Voorts is aan [verweerster] gemeld dat er ter zake het voorval geen officiële waarschuwing is gegeven om daarna het voorval te betrekken in een interne (en niet met waarborgen omklede) klachtenprocedure. Naar het oordeel van de kantonrechter mag van een werkgever verwacht mag worden dat zij een werknemer duidelijkheid biedt over de arbeidsrechtelijke positie van de werknemer binnen het bedrijf van de werkgever. Dit geldt te meer wanneer de werkgever besluit om het gedrag van een werknemer te sanctioneren. Nu zij zulks heeft nagelaten heeft zij zich niet als goed werkgever jegens [verweerster] gedragen. De kantonrechter oordeelt voorts dat onvoldoende gesteld is, noch gebleken, dat de door [verweerster] gedane uitlating de grens van het toelaatbare overschrijdt. Deze uitlating, die volgens de onbetwiste stelling van [verweerster] tijdens een stressvolle situatie is gedaan, rechtvaardigt dan ook niet de conclusie dat [verweerster] de bekwaamheid mist om op professionele wijze te functioneren. Voor zover dit voorval de relatie tussen partijen beschadigd heeft, zoals Palet stelt, kan niet anders worden geoordeeld dan dat Palet deze beschadiging zelf veroorzaakt heeft.
5.7.6. [verweerster] heeft de juistheid van voorval acht betwist. Ter zitting is gebleken dat de hetgeen [verweerster] wordt verweten geconstateerd zou zijn door een huishoudelijk medewerker die op 24 augustus 2011 in het kader van re-integratie één dag met [verweerster] heeft meegelopen. Deze medewerker hielp die dag bij lichte taken als koffie inschenken e.d. De betreffende medewerker zou de dochter hebben ingelicht die op haar beurt op 17 januari 2012 bij [C] een klacht heeft ingediend. De kantonrechter overweegt allereerst dat de klacht van de dochter is gebaseerd op hetgeen zij de huishoudelijk medewerker hierover heeft horen zeggen. De dochter is zelf niet bij het voorval aanwezig geweest. Voorts is door voormelde dochter eerst na verloop van een half jaar een klacht ingediend. [verweerster] is ook pas in januari 2012 van de klacht op de hoogte gesteld. De leidinggevende heeft vervolgens geen gesprek tussen [verweerster] en de huishoudelijk medewerker geëntameerd teneinde zich een goed beeld te verschaffen van hetgeen zich heeft afgespeeld. Deze omstandigheden maken dat er ernstig getwijfeld kan worden of de ernst van de klacht wel in redelijke verhouding staat met de gevolgen die het entameren van een interne klachtenprocedure en het schorsen van [verweerster] voor [verweerster] als werknemer en als persoon met zich meebrengen. Dit te meer daar [verweerster] hetgeen haar verweten wordt gemotiveerd heeft weersproken.
5.8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet geoordeeld worden dat voormelde voorvallen, noch afzonderlijk noch in onderling verband en samenhang beschouwd, tot het oordeel kunnen leiden dat het functioneren van [verweerster] zodanig onder de maat is dat dit functioneren de ontbinding van de arbeidovereenkomst op korte termijn kan rechtvaardigen. Bij dit oordeel is tevens van belang de omstandigheid dat [verweerster] in februari 2010 een functioneringstraject succesvol heeft afgerond en de inhoud van het Formulier Persoonlijk Ontwikkelingsplan 2011 geen andere conclusie toelaat dan dat [verweerster] goed functioneerde. In dit POP-formulier zijn ter zake de kerncompetenties van Palet, klantgericht zijn en samenwerken, de hoogste scores aangevinkt. Dat het Palet niet bekend is welke leidinggevende namens haar dit POP-formulier heeft ingevuld maakt niet dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van hetgeen in het POP-formulier over het functioneren van [verweerster] staat vermeld.
5.9. Voor zover Palet stelt dat de verhoudingen tussen partijen dusdanig zijn verstoord dat [verweerster] niet meer inzetbaar is overweegt de kantonrechter dat, voor zover de relatie tussen Palet en [verweerster] onder spanning staat, Palet zich dit, gezien het voorgaande, vooral zelf moet aanrekenen. De kantonrechter wijst daarbij voorts op de omstandigheid dat Palet zonder geldige redenen heeft geweigerd om de, achteraf gegrond bevonden, ziekmelding van [verweerster] te accepteren. Een dergelijke handelwijze zal niet hebben bijgedragen aan het verbeteren van de arbeidsrelatie.
Ter zitting is gebleken dat de leidinggevende van [verweerster], [A], er moeite mee heeft dat [verweerster] de dienstroosters regelmatig ter discussie stelt. Dat [verweerster] dienstroosters belangrijk acht komt de kantonrechter evenwel niet onbegrijpelijk voor, nu ter zitting is gebleken dat [verweerster] als gevolg van haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid niet flexibel inzetbaar is. Het is echter aan de werkgever om met deze omstandigheid rekening te houden. De omstandigheid dat [verweerster] de roosters -meer dan een andere werknemer- ter discussie stelt, kan haar uit het oogpunt van haar beperkingen, dan ook niet worden tegengeworpen.
5.10. De kantonrechter overweegt dat voldoende vast staat dat de verhouding tussen [verweerster] en haar (direct) leidinggevende is verstoord. Wanneer Palet een kleine organisatie zou zijn geweest, zou het voorgaande voldoende aanleiding vormen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De handelwijze van Palet, zoals in deze beschikking vermeld, zou in dat geval tot uitdrukking worden gebracht in de hoogte van de alsdan toe te kennen vergoeding aan [verweerster]. Gezien de aard en de omvang van de organisatie van Palet -onweersproken is dat Palet verspreid over verschillende locaties 1800 werknemers in dienst heeft-, had het op de weg van Palet gelegen om [verweerster] te herplaatsen dan wel om aannemelijk te maken dat [verweerster] binnen de organisatie niet herplaatst kan worden. Dit heeft zij nagelaten. Palet heeft niet meer gedaan dan algemeenheden aanvoeren op grond waarvan niet kan worden geoordeeld dat [verweerster], voor zover zij niet op de huidige locatie te werk gesteld kan worden, niet op een andere locatie kan worden herplaatst. Voor zover Palet heeft verwezen naar een toekomstige reorganisatie overweegt de kantonrechter dat thans niet vooruitgelopen kan worden op een reorganisatie die misschien in de toekomst zal plaatsvinden. De kantonrechter zal het verzoek van Palet strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] dan ook afwijzen.
5.11. Palet zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Palet in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verweerster] begroot op € 500,00, salaris gemachtigde.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2012 door mr. J.A. Werkema, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c 152