vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
zaaknummer / rolnummer: 112844 / HA ZA 11-443
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat: mr. S.L. Elzinga,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. O.A. van Oorschot.
Partijen zullen [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie van 29 november 2011
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte vermindering van eis
- de conclusie van dupliek
- de akte overlegging van producties van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. De heer [A] (hierna te noemen: [A]) is eigenaar van de "[naam schip]", een lemsteraak van 12,00 meter lang. Dit schip is gebouwd door [gedaagde] en is begin 2005 aan [A] opgeleverd.
2.2. Het bilgepompsysteem van de lemsteraak, zijnde een automatische centrifugaal bilgepomp van het merk Rule-Mate 550 GPH, is door een door [gedaagde] gecontracteerde onderaannemer geïnstalleerd.
2.3. Volgens de montage-instructie van de Rule-Mate 550 GPH kan de afvoerslang zowel beneden als boven de waterlijn in de romp worden gemonteerd. Indien de afvoerslang lager dan 30 centimeter boven de schijnbare waterlijn is gemonteerd dient deze slang te worden voorzien van een zwanenhals met beluchter teneinde hevelwerking te voorkomen. Wanneer de doorvoer zich meer dan 30 cm boven de waterlijn bevindt volstaat een zwanenhals en is de beluchter niet direct noodzakelijk.
2.4. Op of omstreeks 4 juni 2009 heeft de lemsteraak, destijds aangemeerd aan een steiger in de haven van Enkhuizen, water gemaakt. Hierdoor is waterschade veroorzaakt.
2.5. Op 5 juni 2009 is [A] door de havenmeester van Enkhuizen geïnformeerd over het feit dat er een aanzienlijke hoeveelheid water (circa 40 centimeter) in het schip stond. De KNRM heeft het schip die dag leeggepompt.
2.6. Nadat de pompwerkzaamheden waren gestaakt bleek dat de afvoerslang van de bilgepomp van de tule van de bilgepomp was losgeraakt.
2.7. [A] heeft op 5 juni 2009 contact opgenomen met [gedaagde]. [gedaagde] is die dag naar het schip gegaan. [A] heeft in overleg met [gedaagde] besloten dat het schip naar de werf in Enkhuizen moest. [B] B.V. te [vestigingsplaats] heeft van [A] opdracht gekregen de schade te herstellen. In verband hiermee is aan [A] (op 16 juni 2009 € 3.833,59, op 2 juli 2009 € 5.901,52 en op 14 juli 2009 € 732,20) in totaal € 10.467,31 door [B] B.V. in rekening gebracht.
2.8. Door bemiddeling van [C] B.V., een dochteronderneming van [eiseres], is tussen [A] en een zestal verzekeraars met ingangsdatum 7 juni 2006 een schadeverzekeringovereenkomst met betrekking tot de lemsteraak tot stand gekomen met polisnummer [polisnummer]. De verzekeraars zijn Hannover International Insurance (Nederland) NV, Nieuwe Hollandse Lloyd Schadeverzekeringsmaatschappij NV, London Verzekeringen NV, Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij NV, Achmea Schadeverzekeringen NV h.o.d.n. Avéro Achmea en AXA Schade NV.
2.9.1. Tussen [C] B.V. als gevolmachtigde enerzijds en de zes onder 2.8 hiervoor genoemde maatschappijen anderzijds is op 4 juli 2003 een poolovereenkomst "Pleziervaartuigen" gesloten.
2.9.2. Op grond van artikel 1.3. van de poolovereenkomst treedt Hannover International Insurance (Nederland) NV namens de deelnemende maatschappijen op als poolleader en is in dit artikel verder o.a. het volgende overeengekomen:
"De poolleader is, voor wat betreft de dagelijkse werkzaamheden, het aanspreekpunt voor de gevolmachtigde.
(…)
De poolleader verbindt zich alle financiële feiten, die betrekking hebben op deze poolovereenkomst, te laten lopen via de administratie van de gevolmachtigde.
(…) "
2.9.3. In artikel 5.1. is met betrekking tot het acceptatiebeleid het volgende overeengekomen:
"De gevolmachtigde verbindt zich in het kader van deze poolovereenkomst uitsluitend op de door de maatschappijen goedgekeurde verzekeringsvoorwaarden en tarieven verzekeringen te accepteren. (…)".
2.9.4. In artikel 6.2. is met betrekking tot de schadeoverdracht het volgende overeengekomen:
"De gevolmachtigde behandelt de voorkomende schadegevallen, met uitzondering van:
* schade met betrekking tot dood en/of lichamelijk letsel, inclusief de direct daarmee gepaard gaande materiële schade aan derden;
* alle milieuschaden.
(…).
2.9.5. In artikel 6.3. is met betrekking tot een schademelding o.a. het volgende overeengekomen:
"De gevolmachtigde verbindt zich de navolgende schadegevallen onverwijld te melden aan de poolleader:
* (…)
* schade waarbij de maatschappijen in een mogelijk rechtsgeding worden betrokken.
De poolleader bepaalt in overleg met de gevolmachtigde wie de behandeling van deze schadegevallen op zich neemt."
2.10. In de verklaring van volmacht die door de heer [D] namens HDI-Gerling Verzekeringen op 24 november 2011 is ondertekend heeft de poolleader - voor zover hier relevant - het volgende verklaard:
"1. dat de poolleader op grond van de poolovereenkomst in overleg met [C] B.V. heeft
bepaald dat de besloten vennootschap [eiseres] B.V., hierna te noemen "[eiseres]", de behandeling van het in de considerans genoemde schadegeval op zich neemt en dat de poolleader in dat kader [eiseres] heeft gemachtigd om namens de verzekeraars de hiervoor bedoelde (al dan niet krachtens subrogatie verkregen) rechten op schadevergoeding en daarmee samenhangende nevenvorderingen (waaronder wettelijke rente en kosten) jegens [gedaagde] geldend te maken door het nemen van incassomaatregelen en, zo nodig, het in rechte betrekken van [gedaagde] en in dat kader al datgene te doen wat haar goeddunkt, waaronder het al dan niet aangaan van dadingen;
2. (…);
3. dat partijen ermee bekend zijn dat [eiseres] binnen het kader van deze volmacht de heer [gedaagde] in rechte heeft betrokken door hem op 27 mei 2011 te dagvaarden waardoor [eiseres] aldus krachtens deze volmacht namens partijen een procedure bij de rechtbank Leeuwarden aanhangig heeft gemaakt onder zaak- en rolnummer: 112844/11-443;"
2.11. Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel Rotterdam (productie 22) is vermeld dat Hannover International Insurance (Nederland) één van de handelsnamen is waaronder HDI-Gerling Verzekeringen N.V. handelt en dat de heer [D] als senior schadecorrespondent is gevolmachtigd te handelen namens HDI- Gerling Verzekeringen N.V.
2.12. [eiseres] heeft [E] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: [E]) opdracht gegeven een rapport van expertise op te stellen ter zake van de geleden schade. [E] heeft de schade in haar definitieve rapport van 26 augustus 2009 als volgt vastgesteld (bedragen inclusief BTW):
- Nota [B] d.d. 16 juni 2009 € 3833,59
- Nota [B] d.d. 2 juli 2009 € 5901,51
- Werkzaamheden in eigen beheer € 500,00
- Vervangen 12 x patroon zwemvest € 350,00
- Accuboormachine € 150,00
- Repareren basspeaker € 60,00
Aftrekposten
- Veronderstelde verbetering accu's € 1276,28
- Onderhoudswerkzaamheden € 1106,11
€ 2382,39 -/-
€ 8412,71
2.13. Omdat [E] de nota van 14 juli 2009 ad € 732,20 niet had meegenomen in haar rapport van expertise heeft [eiseres] de totale schade vastgesteld op € 8412,71 + € 732,20 = € 9144,91. Onder aftrek van het voor rekening van [A] komend bedrag, in verband met eigen risico ad € 500,00, heeft [eiseres] in drie termijnen van respectievelijk € 3.833,59, € 4.079,12 en € 732,20 door middel van overschrijving op het rekeningnummer 677376251 van [A] in totaal € 8.644,91 aan verzekeringspenningen uitgekeerd.
2.14. Op 1 september 2009 heeft [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de ontstane schade. In de brief wordt het volgende gesteld:
"Uit de ons verstrekte informatie blijkt dat u aansprakelijk bent voor de ontstane schade. Door onjuiste installatie en montage van de bilgepomp is er grote waterschade ontstaan in het schip. De expertise rapporten van [E] experts met betrekking tot de schade voegen we bij deze brief. (…). "
2.15. Op 19 december 2011 heeft de heer [F], algemeen directeur van [B] een e-mail naar [E] gezonden met de volgende inhoud:
"Geachte heer [G],
Op uw verzoek hierbij onze mening over het bilgepompsysteem op het schip van de heer [A].
Begin juni 2009 werden wij gebeld om assistentie te verlenen en de schade op te nemen n.a.v. een zinkschade aan boord van het schip van de heer [A], [naam schip] gelegen in de Buyshaven te Enkhuizen. Hierbij mail ik twee foto's van de [naam schip] welke wij hebben genomen direct na aankomst bij het schip.
Op het moment dat wij bij het schip aankwamen had de KNRM het schip reeds leeggepompt. Tevens hadden zij het lek gevonden. Dit betrof de slang die op enige wijze is losgeschoten van de bilgepomp. Voor zover wij dat op dat moment konden beoordelen zat deze maar met één slangklem vast op de tule van de bilgepomp (meer slangklemmen kan eigenlijk ook niet omdat de tule van de pomp een beetje aan de korte kant is).
Wat ons gelijk opviel was dat, aan de andere zijde van de bilgeslang, de messing rompdoorvoer erg kritisch zat op/onder de waterlijn. Conform de installatievoorschriften moet deze minimaal 30 cm boven de waterlijn gemonteerd worden. Wij hebben dit later nog aan de heer [A] voorgesteld om de rompdoorvoer hoger te plaatsen echter hebben wij dit niet mogen uitvoeren (voor zover ik mij kan herinneren).
Ook misten wij een beluchter en/of zwanenhals op de bilgeslang. Ik heb hier ook een foto van gemaakt (zie bijlage). De bilgeslang zat vastgebonden met witte binders naar de pomp toe. Dit is eigenlijk niet erg handig omdat de slang bijna gelijk loopt met de rompdoorvoer wat de kans op hevelwerking vergroot. Zeker als deze doorvoer zo kritisch gemonteerd zit.
Omdat de rompdoorvoer zo kritisch op de waterlijn zat hebben wij, om de bilgeslang te kunnen vervangen, het schip (op 19 juni) moeten hellingen. Ook hebben wij in overleg met de heer [A] een zwaardere bilgepomp geplaatst.
Vertrouwende u voldoende te hebben geïnformeerd,
Met vriendelijke groet,
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
a. € 8.644,91, vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 4 juli 2009, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
b. de buitengerechtelijke incassokosten van € 768,00
c. de kosten van het geding.
3.2. [gedaagde] voert verweer met conclusie tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiseres] in haar vordering, dan wel tot afwijzing hiervan, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Standpunt [eiseres]
4.1.1. [eiseres] vordert betaling van € 8.644,91 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2009. Het betreft de door [eiseres] aan [A] uitbetaalde verzekeringspenningen in verband met de schade die [A] heeft geleden doordat zijn lemsteraak op of omstreeks 4 juni 2009 water heeft gemaakt. [eiseres] stelt daartoe dat het schip water heeft gemaakt en dat daardoor schade is veroorzaakt doordat de afvoerslang van de bilgepomp is losgeraakt. De afvoerslang heeft kunnen losraken omdat deze niet, althans onvoldoende met slangklemmen vastgedraaid, heeft vastgezeten aan de bilgepomp. Vervolgens heeft er vrijelijk water naar binnen kunnen stromen omdat bovendien de bilgepomp ondeugdelijk was gemonteerd. De afvoerslang was, aldus [eiseres], in de romp van het schip op of onder de waterlijn gemonteerd, maar was niet voorzien van een alsdan, volgens de montage-instructie, vereiste zwanenhals met beluchter. Was de onderhavige afvoerslang wel voorzien van een zwanenhals met beluchter, dan was het schip niet volgelopen met water. [eiseres] brengt hiertoe als bewijsmiddelen in een voorlopig en definitief rapport van expertise door [E], een print van de site van de KNRM en een e-mail van [F], algemeen directeur van [B].
4.1.2. [eiseres] concludeert hiermee primair dat [gedaagde] ex artikel 6:74 BW aansprakelijk is voor de schade omdat hij het bilgepompsysteem op gebrekkige en onverantwoorde wijze heeft gemonteerd. Omdat door de wijze van monteren een aanzienlijk risico op waterschade ontstaat concludeert [eiseres] daarnaast dat de aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming als een onrechtmatige daad moet worden gekwalificeerd en dat [gedaagde] ook op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de onderhavige geleden schade.
4.1.3. Reagerend op het verweer van [gedaagde] stelt [eiseres] bij repliek dat zij gerechtigd is om namens de verzekeringsmaatschappijen in rechte de krachtens subrogatie verkregen vordering te verhalen op [gedaagde]. [eiseres] stelt dat de bilgepomp na 5 juni 2009 is vervangen omdat deze onderzocht moest worden op goede werking. Uit het onderzoek is gebleken dat dit het geval is.
4.1.4. Voorts vordert [eiseres] betaling van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 768,00 en proceskosten.
Standpunt [gedaagde]
4.2.1. [gedaagde] heeft als primair en meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiseres] niet bevoegd tot deze procedure is en geen enkel vorderingsrecht heeft omdat [eiseres] geen partij is in de poolovereenkomst tussen zes verzekeraars en [C] B.V. De gevolmachtigde van de verzekeraars is op grond van de poolovereenkomst [C] B.V. De onderhavige schadeverzekerings-overeenkomst betreffende de lemsteraak van [A] is door bemiddeling van [C] B.V. tot stand gekomen tussen [A] en de bij de poolovereenkomst betrokken verzekeraars.
Op 24 november 2011 is door [D] namens HDI Gerling Verzekeringen N.V. een verklaring van volmacht ondertekend. [gedaagde] stelt dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [D] niet is gebleken. Bovendien was, aldus [gedaagde], HDI Gerling Verzekeringen N.V. geen partij bij de poolovereenkomst. [gedaagde] concludeert dat het ijkmoment ten aanzien van de vraag of een partij bevoegd is een procedure te voeren het moment van aanbrengen van de dagvaarding is en dat op dat moment de betreffende rechtspersoon bevoegd dient te zijn om een vordering in te stellen. De bevoegdheid kan niet achteraf worden geheeld door middel van een volmacht of cessie.
4.2.2. Tevens betwist [gedaagde] de vorderingen van [eiseres] inhoudelijk. [eiseres] heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade. Het schadeveroorzakende feit is niet komen vast te staan. Het bewijs is geleverd met behulp van een expertiserapport dat is opgesteld door een objectief niet als onafhankelijk te betitelen deskundige, omdat het hier een zeer goede zakenpartner van [eiseres] betreft. [gedaagde] wijst ook op een door de deskundige op pagina 2 van het definitieve rapport gemaakte opmerking:
"Gelet op het feit, dat wij pas onlangs de adresgegevens van de tegenpartij ontvingen, hebben wij hem nog niet formeel aansprakelijk gesteld". [gedaagde] stelt, dat het niet aan de onafhankelijke deskundige is om een partij aansprakelijk te stellen. Bovendien zijn de in het rapport opgenomen conclusies onduidelijk en blijkt hieruit niet dat [gedaagde] enige schuld heeft aan de schade. De hoogte van de gestelde schade is bovendien buitenproportioneel en er is bovendien te beperkt rekening gehouden met de regel "nieuw voor oud". Het schadeoverzicht is niet nader gemotiveerd waardoor niet te bepalen is of een door [B] verrichte handeling verband houdt met het schadeveroorzakende feit.
4.2.3. [gedaagde] stelt dat hij geen schuld heeft aan de schade omdat er geen sprake is geweest van een ondeugdelijke installatie. De bilgepomp is naar behoren en juist gemonteerd door een onderaannemer van [gedaagde]. Op de afvoerslang is aan de zijde van de bilgepomp een klem geplaatst. Deze afvoerslang is gedurende vier en een half jaar niet losgeschoten. Niet bewezen kan worden dat door toedoen van [gedaagde] de slang van de bilgepomp is geraakt. De afvoerslang is boven de waterlijn in de romp gemonteerd. Door [gedaagde] is bovendien een zwanenhals aangebracht zonder beluchting. [gedaagde] draagt geen verantwoordelijkheid voor hetgeen na de oplevering van het schip met de afvoerslang is gebeurd. [eiseres] stelt dat de afvoerslang beneden, althans kritisch op de waterlijn is gemonteerd. Deze stelling is tegenstrijdig omdat hiermee wordt gesteld dat enerzijds de afvoerslang onder de waterlijn is gemonteerd en anderzijds dat de afvoerslang boven de waterlijn is gemonteerd. De als bewijsmiddel ingebrachte foto's leveren geen bewijs op met betrekking tot de montage in de romp van het schip in relatie tot de waterlijn. Indien [gedaagde] de pomp ondeugdelijk zou hebben geïnstalleerd is het niet te begrijpen dat de pomp vier en een half jaar goed heeft gefunctioneerd.
4.2.4. [gedaagde] betoogt dat met betrekking tot de tweede grondslag van de vordering tot schadevergoeding, het onrechtmatig handelen, vereist is dat [gedaagde] de bilgepomp opzettelijk onjuist heeft gemonteerd. Deze situatie doet zich niet voor en [eiseres] heeft met betrekking tot deze grondslag niet voldaan aan haar stel- en motivatieplicht.
4.2.5. [gedaagde] constateert dat uit het deskundigenrapport en de specificatie van het kostenoverzicht blijkt dat er een nieuwe Rull 800 GJP pomp 12 volt is gekocht ad € 42,15. [gedaagde] concludeert hieruit dat de bilgepomp kapot was en dat deze dus vervangen moest worden. Indien een bilgepomp defect is zal eventueel binnenkomend water niet worden weggepompt. Een gebrek aan de bilgepomp kan niet aan [gedaagde] worden toegerekend. Er is met betrekking tot de bilgepomp sprake van een garantietermijn van één jaar.
4.2.6. [gedaagde] verklaart dat hij op 5 juni 2009 heeft geconstateerd dat de KNRM behoorlijk ruig heeft gehandeld om het schip leeg te pompen en wel dusdanig dat daarbij zeer wel de kans aanwezig is dat er schade is aangebracht aan de bilgepomp.
4.2.7. Tevens betwist [gedaagde] de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Er zijn geen specifieke handelingen verricht, die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. Het ter zake gevorderde bedrag is onvoldoende onderbouwd.
Het oordeel
4.3. De rechtbank zal eerst ingaan op het door [gedaagde] gevoerde ontvankelijkheids-
verweer. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 7:962, lid 1
BW vorderingen tot vergoeding van door de verzekerde geleden schade, die deze
verzekerde op derden heeft anders dan uit verzekering, bij wijze van subrogatie overgaan op
de verzekeraar voor zover deze die schade vergoedt. Dit betekent dat de verzekeraar door
die betaling treedt in de rechten van de verzekerde, en wel de rechten die de verzekerde
tegen de aansprakelijke derde kan uitoefenen. Vaststaat dat [A] de verzekerde is, en zes
verzekeringsmaatschappijen gezamenlijk de verzekeraar zijn. Op grond van de tussen
[C] B.V. en deze maatschappijen gesloten poolovereenkomst is Kuiper
Assuradeuren B.V. gevolmachtigd om verzekeringen te accepteren en o.a. de voorkomende
schadegevallen te behandelen. Op grond van artikel 1.3 van de poolovereenkomst treedt
Hannover International Insurance (Nederland) NV namens de deelnemende maatschappijen
op als poolleader. Op grond van artikel 6.3. van de poolovereenkomst heeft Kuiper
Assuradeuren B.V. zich als gevolmachtigde verbonden om o.a. schade waarbij de
maatschappijen in een mogelijk rechtsgeding worden betrokken onverwijld te melden aan
de poolleader. De poolleader bepaalt vervolgens in overleg met [C] B.V.
wie de behandeling van deze schadegevallen op zich neemt. In de verklaring van volmacht
heeft de poolleader, HDI-Gerling Verzekeringen, verklaard dat in overleg met [C] is bepaald dat [eiseres] de behandeling van het onderhavige schadegeval op zich neemt en dat [eiseres] gemachtigd is om namens de verzekeraars het door subrogatie verkregen recht op schadevergoeding en daarmee samenhangende nevenvorderingen jegens [gedaagde] geldend te maken door het nemen van incassomaatregelen en, zo nodig, het in rechte betrekken van [gedaagde].
De rechtbank constateert vervolgens dat [eiseres] in haar dagvaarding uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij als gevolmachtigde van de verzekeringsmaatschappijen gerechtigd is namens de verzekeringsmaatschappijen in rechte de door hen krachtens subrogatie verkregen vordering te verhalen op de tot schadevergoeding aansprakelijke partij.
Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat [eiseres] in haar vordering kan worden ontvangen.
4.4. De rechtbank oordeelt voorts als volgt. [eiseres] dient, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv, bewijs te leveren van de grondslag voor haar vordering. [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] aansprakelijk is omdat de door haar vergoede schade is ontstaan doordat het schip water heeft gemaakt omdat ten eerste de afvoerslang van de bilgepomp is losgeraakt omdat deze niet, althans onvoldoende met slangklemmen vastgedraaid heeft vastgezeten aan de bilgepomp en er vervolgens door hevelwerking water het schip in kon stromen en ten tweede omdat de afvoerslang in de romp op of onder de waterlijn is gemonteerd en daarbij de afvoerslang niet is voorzien van een alsdan vereiste zwanenhals met beluchter. [eiseres] heeft als bewijsmiddelen onder andere een voorlopig en definitief rapport van expertise door [E] ingebracht. [gedaagde] betwist echter de bevindingen uit deze rapporten daartoe stellende dat [E] in deze geen onafhankelijke deskundige is, de rapporten onduidelijke conclusies bevatten, de schuld van [gedaagde] hier niet uit blijkt en de omvang van de schade onjuist is bepaald. [gedaagde] heeft betwist dat de afvoerslang niet zou hebben vastgezeten aan de bilgepomp, maar dat deze juist met een slangklem was bevestigd aan de bilgepomp. Dit standpunt wordt, naar het oordeel van de rechtbank, ondersteund door hetgeen de heer [F] in zijn e-mail (zie r.o. 2.5.) aan [E] hieromtrent heeft verklaard. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat bij volledige afwezigheid van een slangklem, dan wel een ondeugdelijke bevestiging aan de bilgepomp dit feit zich al op een eerder moment zou hebben gemanifesteerd en niet eerst ruim vier jaren na oplevering van het schip. Met betrekking tot de stelling van [eiseres] dat deze onvoldoende met slangklemmen vastgedraaid heeft vastgezeten aan de bilgepomp oordeelt de rechter dat dit na gemotiveerde betwisting door [gedaagde] niet is komen vast te staan omdat het niet constateren van een afdruk van een slangklem in het algemeen onvoldoende bewijs oplevert voor het feit dat de slang is losgeraakt. De rechtbank oordeelt vervolgens dat de directe oorzaak waardoor de afvoerslang is losgeraakt niet is komen vast te staan.
Uit de montage-instructie van de Rule-Mate 550 GPH, die inhoudelijk niet door [gedaagde] is weersproken, volgt dat, ter voorkoming van hevelwerking, waardoor na het losraken van de afvoerslang vrijelijk water het schip in zou kunnen stromen, de afvoerslang zonder zwanenhals met beluchter op meer dan 30 centimeter boven de waterlijn in een doorvoer in de romp van het schip dient te worden gemonteerd. [E] heeft van [eiseres] opdracht gekregen om de waterschade te bepalen die [eiseres] op grond van de overeenkomst van schadeverzekering met [A] aan [A] dient te vergoeden. Uit de door [E] in haar definitieve rapport gemaakte opmerking met betrekking tot de constatering dat de tegenpartij nog niet formeel aansprakelijk is gesteld begrijpt de rechtbank dat [E] dit in haar zakelijke relatie met [eiseres] heeft geconstateerd en opgemerkt. Mede op grond hiervan kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet zonder meer worden uitgegaan van de objectiviteit van de rapportage van [E]. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] met de overgelegde rapporten van [E] en de verklaring van [F], algemeen directeur van [B] in ieder geval voorshands heeft bewezen dat de doorvoer in de romp door [gedaagde] onder de kritische 30 centimetergrens is aangebracht en dat er door [gedaagde] geen zwanenhals met beluchter in de afvoerslang is aangebracht en dat daardoor, na het losraken van de afvoerslang, vrijelijk water het schip in kon stromen. Voorshands gaat de rechtbank er daarom van uit dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is. Nu [gedaagde] stelt dat de doorvoer voldoende boven de waterlijn is aangebracht zal zij in de gelegenheid worden gesteld om tegenbewijs te leveren.
4.5. In afwachting van bewijsvoering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat [gedaagde] toe tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van [eiseres], dat de doorvoer in de romp door [gedaagde] onder de kritische 30 centimetergrens is aangebracht en er door [gedaagde] geen zwanenhals met beluchter in de afvoerslang is aangebracht,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 juli 2012 voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat [gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen en donderdagen in de maanden juli tot en met september 2012 direct moet opgeven, waarna de dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. T.K. Hoogslag in het gerechtsgebouw te Leeuwarden aan Zaailand 102,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.K. Hoogslag en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2012.?