RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 373624 \ CV EXPL 11-8837
vonnis van de kantonrechter d.d. 22 mei 2012
De vennootschap onder firma
FACON ENGINEERING V.O.F.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: Noppe & van der Zwaag Gerechtsdeurwaarders,
1.[gedaagde A],
wonende te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. N.E. van Uitert,
2. [gedaagde B],
wonende te [plaats],
gedaagde,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn.
Eiseres zal hierna Facon worden genoemd. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk "[gedaagde A]" en "[gedaagde B]" en gezamenlijk "[gedaagde A] c.s." worden genoemd.
Procesverloop
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord van [gedaagde A]
- de conclusie van antwoord van [gedaagde B]
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek van [gedaagde A]
- de conclusie van dupliek van [gedaagde B].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
Motivering
De feiten
2. In deze procedure zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. [gedaagde A] is (enig) bestuurder geweest van De Groene Wouden Creditmanagement B.V. (hierna te noemen: De Groene Wouden) te Drachten. Tevens is [gedaagde A] (enig) bestuurder geweest van de aan De Groene Wouden verbonden Stichting Derdengelden De Groene Wouden Creditmanagement (hierna te noemen: de stichting).
2.2. In de statuten van de stichting - opgenomen in de oprichtingsakte van de stichting d.d. 13 februari 1998 - is ten aanzien van het doel van de stichting bepaald:
"De stichting heeft ten doel in beheer te nemen alle gelden die in het kader van de incassopraktijk worden toevertrouwd aan de beherende vennoten van de te Drachten, gemeente Smallingerland, gevestigde en aldaar aan Torenstraat 2b kantoorhoudende commanditaire vennootschap "De Groene Wouden Creditmanagement C.V." om deze te bestemder tijd uit te keren aan de rechthebbende(n) of te restitueren aan degene(n) die de gelden toevertrouwde(n); deze gelden te noemen: de derdengelden.
De stichting ontvangt de derdengelden rechtstreeks van degene die deze moeten of willen toevertrouwen, zij voert daarvan het beheer en keert uit overeenkomstig de aanwijzing van de genoemde beherende vennoten.
De stichting beoogt noch een onderneming te drijven, noch winst te maken."
2.3. [gedaagde A] is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [gedaagde B]. Inmiddels is er een echtscheidingsprocedure door [gedaagde A] opgestart. Het huwelijk van partijen is nog niet ontbonden middels inschrijving van een echtscheidingsbeschikking van de rechtbank in de registers van de burgerlijke stand.
2.4. Facon heeft op of omstreeks 29 mei 2008 aan De Groene Wouden ter incasso uit handen gegeven de vordering op Facon's debiteur Special Machines De Boer B.V. (hierna te noemen: De Boer) wegens onbetaald gebleven facturen voor een totaalbedrag van
€ 4.025,18. De Groene Wouden heeft De Boer vervolgens tot betaling gesommeerd.
2.5. Bij De Groene Wouden zijn op de derdengeldrekening (nr: 50.76.60.188) van de aan haar verbonden stichting de volgende betalingen van De Boer binnengekomen:
- 5 juni 2008: € 1.000,00
- 26 augustus 2008: € 500,00
- 30 augustus 2008: € 1.500,00
- 4 november 2008: € 884,44
- 10 januari 2009: € 250,00
- 7 maart 2009: € 250,00
- 9 april 2009: € 250,00
- 27 mei 2009: € 250,00
--------------
€ 4.884,44.
2.6. De Groene Wouden heeft Facon bij brief van 8 mei 2009 medegedeeld dat er een bedrag van € 1.500,00 van De Boer is geïncasseerd. De Groene Wouden heeft dit bedrag vervolgens niet aan Facon doorbetaald.
2.7. Bij brief van 10 juli 2009 heeft De Groene Wouden aan Facon meegedeeld dat zij zich genoodzaakt ziet om haar kantoor te sluiten, dat er in de afwikkeling van de administratie achterstanden bestaan en dat men zal trachten om de lopende zaken met Facon af te wikkelen. Een soortgelijke mededeling heeft De Groene Wouden aan Facon gedaan bij brief van 29 september 2009.
2.8. Facon heeft De Groene Wouden bij brief van 1 september 2009 in gebreke gesteld met betrekking tot de uitbetaling van de van De Boer geïncasseerde bedragen.
2.9. De Groene Wouden is op 27 oktober 2009 in staat van faillissement verklaard.
2.10. Het faillissement van De Groene Wouden is op 3 mei 2011 opgeheven wegens een gebrek aan baten.
2.11. Ingevolge een daartoe strekkend ontbindingsbesluit (van het bestuur) is de stichting ontbonden met ingang van 1 juli 2011. Het zich nog op de derdenrekening van de stichting bevindende bedrag dat voor Facon van De Boer was geïncasseerd is nadien niet aan Facon uitbetaald. De gemachtigde van Facon heeft De Groene Wouden, [gedaagde A] en [gedaagde B] tot betaling van genoemd bedrag aangemaand, maar ook dat heeft niet tot enige betaling aan Facon geleid.
Het standpunt van Facon
3.1. Facon vordert hoofdelijke betaling door [gedaagde A] c.s. van een bedrag van
€ 5.276,09, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.025,18, met veroordeling van [gedaagde A] c.s., eveneens hoofdelijk, in de proceskosten. Het bedrag van
€ 5.276,09 is opgebouwd uit de hoofdsom van € 4.025,18, vervallen rente ad € 650,91 alsmede buitengerechtelijke incassokosten ad € 600,00.
3.2. Facon legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De vordering behelst de door De Groene Wouden voor Facon van De Boer geïncasseerde bedragen, die zijn binnengekomen op de derdengeldrekening van de stichting. Het faillissement van De Groene Wouden heeft (de bankrekening van) de stichting niet geraakt. [gedaagde A] is enig bestuurder van De Groene Wouden en de stichting en in die hoedanigheid was hij de enige die over hun bankrekeningen kon beschikken. Terwijl [gedaagde A] meerdere malen is gesommeerd om de vordering te voldoen, heeft hij er volgens Facon willens en wetens voor gekozen om de stichting te doen uitschrijven uit het Handelsregister, zonder de aan Facon toekomende gelden uit te betalen en deze, in plaats daarvan, te gebruiken ten behoeve van de financiering van zijn eigen bedrijf. Hiervoor is [gedaagde A], die bewaarder van de boeken en bescheiden van de stichting is, jegens Facon aansprakelijk krachtens artikel 2:9 BW, nu hij zich schuldig heeft gemaakt aan onbehoorlijk bestuur. Daarbij speelt ook mee dat [gedaagde A] door het niet uitbetalen van de geïncasseerde gelden in strijd met het doel van de stichting - zoals opgenomen in de statuten van de stichting - heeft gehandeld. Er is volgens Facon tevens sprake van een actio Pauliana, nu [gedaagde A] in het faillissement van De Groene Wouden Facon als schuldeiser heeft benadeeld. [gedaagde A] heeft voorts jegens Facon onrechtmatig gehandeld. Ook [gedaagde B] is naar de mening van Facon aansprakelijk jegens Facon, nu [gedaagde B] in gemeenschap van goederen met [gedaagde A] is gehuwd. Voorts is [gedaagde B] ongerechtvaardigd verrijkt door het handelen van haar echtgenoot [gedaagde A]. Er moet vanuit worden gegaan dat de gelden zijn gebruikt binnen de algehele gemeenschap van goederen.
Het standpunt van [gedaagde A]
4. [gedaagde A] voert verweer. Hij voert daartoe allereerst aan dat hij zich niet kan herinneren of Facon de vordering op De Boer ter incasso heeft aangeboden aan De Groene Wouden en of er in dat verband gelden door De Groene Wouden zijn ontvangen. Bij gebrek aan wetenschap betwist [gedaagde A] dit in ieder geval. Evenmin kan [gedaagde A] zich herinneren of hij de ingebrekestelling van Facon van 1 oktober 2009 destijds onder ogen heeft gekregen. Voorts stelt [gedaagde A] dat hij in hoedanigheid van bestuurder van de stichting rauwelijks is gedagvaard. Immers, de bij de dagvaarding gerichte sommaties zijn niet aan de stichting, noch aan [gedaagde A] als bestuurder van de stichting gericht. Hierdoor is [gedaagde A] in zijn belangen geschaad. [gedaagde A] betwist dat hij onrechtmatig jegens Facon heeft gehandeld, zodat er geen sprake kan zijn van aansprakelijkheid zijnerzijds. Op geen enkele wijze is gebleken dat er door hem gelden aan de derdenrekening zijn onttrokken voor de financiering van zijn bedrijf. Verder heeft Facon slechts een overeenkomst (tot incassowerkzaamheden) met De Groene Wouden en niet met de stichting. De vordering van Facon kan niet worden toegerekend aan de stichting. [gedaagde A] heeft zijn taak als bestuurder van de stichting altijd behoorlijk vervuld. Tot slot merkt [gedaagde A] nog op dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet zijn onderbouwd.
Het standpunt van [gedaagde B]
5. [gedaagde B] voert eveneens verweer. Zij betwist aansprakelijk te zijn jegens Facon. [gedaagde B] was naar eigen zeggen niet op de hoogte van en bemoeide zich ook niet met het financiële reilen en zeilen van De Groene Wouden. Dit was de onderneming van haar man, waarvan zij het financieel beheer aan hem overliet. [gedaagde A] wilde ook niet dat [gedaagde B] zich hiermee bemoeide. Daarbij dient ook te worden bedacht dat [gedaagde B] - in tegenstelling tot [gedaagde A] - laaggeschoold is. Gezien het voorgaande is [gedaagde B] er niet van op de hoogte geweest dat [gedaagde A] zich als bestuurder van de stichting gelden van de bankrekening van de stichting heeft toegeëigend. [gedaagde B] heeft niets van doen gehad met het bestuur van de stichting. Er is slechts sprake van een onrechtmatige daad van [gedaagde A] zelf. [gedaagde B] voert voorts aan dat de schuld aan Facon een aan de man verknochte schuld is die niet in de - nog te verdelen - huwelijksgemeenschap valt, nu deze schuld enkel is ontstaan als gevolg van onrechtmatig handelen van [gedaagde A]. [gedaagde B] heeft hiervan op geen enkele wijze meegeprofiteerd. Evenmin is zij hierdoor op ongerechtvaardigde wijze verrijkt. Indien en voor zover Facon een recht van verhaal op de tussen [gedaagde A] en [gedaagde B] bestaande gemeenschap van goederen zou hebben, brengt dat nog níet met zich dat ook [gedaagde B] persoonlijk schuldenaar is en uit dien hoofde aansprakelijk is jegens Facon, aldus [gedaagde B].
De beoordeling van het geschil
Aansprakelijkheid [gedaagde A]
6.1. Voldoende vast is komen te staan, aan de hand van de door Facon in het geding gebrachte stukken, dat De Groene Wouden de vordering van Facon op De Boer ter incasso in behandeling heeft genomen en dat er door De Boer betalingen zijn gedaan op de derdengeldrekening van de stichting, zoals deze hiervoor onder r.o. 2.5. zijn opgesomd.
6.2. Facon heeft, naar de kantonrechter begrijpt, een drietal grondslagen gesteld voor de aansprakelijkheid van [gedaagde A] jegens Facon: artikel 2:9 BW, actio Pauliana en onrechtmatige daad. Op deze grondslagen zal hierna - voor zover nodig - worden ingegaan.
6.3. Bij de incassowerkzaamheden ten behoeve van Facon heeft De Groene Wouden gebruik gemaakt van een aan haar bedrijf verbonden stichting - Stichting Derdengelden De Groene Wouden Creditmanagement - waaraan door derden betalingen kunnen worden gedaan. Indien een derde-schuldenaar een betaling aan deze stichting doet, waarna de stichting - zonder gegronde reden - geen afdracht daarvan doet aan de betreffende schuldeiser, dan kan die schuldeiser naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de nauwe verbondenheid tussen De Groene Wouden en de stichting, de stichting rechtstreeks aanspreken. Het is immers de keuze van De Groene Wouden (als opdrachtnemer) én de stichting geweest om zich van deze wijze van betaling van derdengelden te bedienen. De schuldeiser heeft daar geen invloed op. Deze nauwe verbondenheid wordt eens te meer bevestigd in de door De Groene Wouden aan Facon toegezonden opdrachtbevestiging, waaraan een aanzegging juridische incassoprocedure aan De Boer is gehecht. In deze aanzegging staat uitdrukkelijk vermeld dat de schuld door De Boer (ook) op de derdengeldrekening van de stichting kan worden voldaan. Gelet op het voorgaande faalt het betoog van [gedaagde A] dat de vordering van Facon jegens De Groene Wouden niet kan worden toegerekend aan de stichting.
6.4. Anders dan Facon kennelijk meent, ziet artikel 2:9 BW enkel op de interne aansprakelijkheid van een bestuurder jegens de rechtspersoon en niet (ook) op de aansprakelijkheid van de bestuurder jegens een schuldeiser. Een vordering die gebaseerd is op artikel 2:9 BW, kan dan ook slechts door de rechtspersoon worden ingesteld. Een schuldeiser kan dus niet met succes een beroep doen op dit artikel als grondslag van aansprakelijkheid van een bestuurder. Wél kan een schuldeiser een bestuurder aansprakelijk stellen op grond van een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW.
6.5. Voorts heeft Facon naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van Paulianeus handelen zijdens [gedaagde A]. Facon komt niet verder dan deze enkele stelling, zonder verder te motiveren dat en waarom er aan de door de wet gestelde eisen voor het aannemen van Paulianeus handelen is voldaan. Bij gebreke van een deugelijke onderbouwing faalt deze grondslag van de vordering.
6.6. Resteert de derde grondslag voor aansprakelijkheid: het gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde A] jegens Facon.
6.6.1. Het handelen of nalaten van een bestuurder van een vennootschap moet in beginsel aan die vennootschap worden toegerekend. Overeenkomstig vaste rechtspraak kan een bestuurder, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, evenwel uit onrechtmatige daad jegens een onbetaald gebleven crediteur persoonlijk aansprakelijk zijn indien: i) de bestuurder namens de vennootschap een verplichting is aangegaan, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de vennootschap niet aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen of ii) de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap zijn wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. Ter zake moet, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, sprake zijn van een voldoende ernstig en persoonlijk verwijt aan de de bestuurder (vgl. HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286, HR 18 februari 2000, NJ 2000, 295 en HR 8 december 2006, NJ 2006, 659). Of sprake is van een dergelijk voldoende ernstig persoonlijk verwijt aan het adres van de bestuurder dient te worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.
6.6.2. In de in de vorige rechtsoverweging onder ii) bedoelde gevallen kan de bestuurder voor schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is, dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake zijn als komt vast te staan dat de nalatigheid van de vennootschap om een schuld te betalen te wijten is aan betalingsonwil van de persoon die als bestuurder en aandeelhouder de volledige zeggenschap heeft over een vennootschap. Degene die volledige zeggenschap over de nalatige vennootschap heeft, dient aannemelijk te maken dat de vennootschap niet in staat is om te betalen (vgl. HR 3 april 1992, NJ 1992, 411 en HR 8 december 2006, NJ 2006, 659).
6.6.3. Hetgeen de Hoge Raad in de hiervoor genoemde arresten ten aanzien van een bestuurder van een vennootschap heeft overwogen, geldt eveneens voor een bestuurder van een stichting, zoals [gedaagde A], zodat de kantonrechter deze jurisprudentie in het onderhavige geval zal toepassen.
6.7. Tegen deze achtergrond oordeelt de kantonrechter als volgt. De kantonrechter stelt voorop dat het bestuur is belast met het besturen van de stichting, behoudens beperkingen volgens de statuten. Niet gesteld of gebleken is dat de statuten van de stichting een beperking van die aard inhielden. Het besturen van een stichting omvat (mede) het zorgen voor de verwezenlijking van haar doel. Het doel van de stichting bestond uit het tijdelijk beheren van derdengelden ten behoeve van de rechthebbende en het betalen van derdengelden aan de rechthebbende (zie r.o. 2.2.). Derhalve rustte op [gedaagde A] als bestuurder van de stichting de algemene taak ervoor te zorgen dat het tijdelijk beheren en betalen van de derdengelden op juiste wijze en aan de juiste (rechts)persoon plaatsvond.
6.8. Vast staat dat er door Facon's crediteur De Boer op diverse data in 2008 en 2009 betalingen zijn gedaan op de derdengeldrekening van de stichting, tot een totaalbedrag van
€ 4.884,44. De aard van de overeenkomst tussen Facon en De Groene Wouden bracht naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat De Groene Wouden als opdrachtnemer, althans de aan haar verbonden stichting, gehouden was om de ontvangen bedragen (eventueel na aftrek van kosten) door te betalen aan Facon. Géén van de ontvangen betalingen is echter door De Groene Wouden c.q. de stichting (vanaf de derdengeldrekening) aan Facon doorbetaald. Nu [gedaagde A] daarvoor geen enkele (gegronde) reden heeft aangevoerd, moet de conclusie luiden dat de stichting - in strijd met het doel van de stichting - nalatig is geweest jegens Facon om de binnengekomen gelden door te betalen. Hiervan kan aan [gedaagde A] een ernstig verwijt worden gemaakt als bestuurder van de stichting. [gedaagde A] heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk gemaakt dat de stichting - onder wie de binnengekomen gelden berust(t)en - niet in staat was om de binnengekomen gelden aan Facon door te betalen. Als bestuurder heeft hij voorts kennelijk een besluit tot ontbinding van de stichting genomen, zonder in het kader van de afwikkeling van deze stichting over te gaan tot betaling aan Facon. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat de nalatigheid om betalingen aan Facon te doen kennelijk te wijten is aan betalingsonwil van [gedaagde A], als bestuurder die de volledige zeggenschap had over de stichting, hetgeen als een onrechtmatige daad van [gedaagde A] - als bestuurder - jegens Facon moet worden beschouwd. Een en ander betekent dat [gedaagde A] persoonlijk aansprakelijk is jegens Facon met betrekking tot de (bij Facon) onbetaald gebleven - doch wel door De Groene Wouden c.q. de stichting geïncasseerde - vordering van Facon op De Boer. Hij dient de ten gevolge van het onrechtmatig handelen door Facon geleden schade - in dit geval het bedrag der niet doorbetaalde gelden - aan haar te vergoeden.
6.9. Gelet op het vorenstaande is de door Facon gevorderde hoofdsom ad € 4.025,18 toewijsbaar jegens [gedaagde A], vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
6.10. De kantonrechter verwerpt het betoog van [gedaagde A] dat hij rauwelijks zou zijn gedagvaard. Buiten rechte is hij - naast de Groene Wouden - persoonlijk aangesproken tot betaling van het gevorderde. Hieruit had hij redelijkerwijs kunnen en moeten begrijpen dat Facon ook persoonlijk betaling van hem vorderde, ook al is in de sommaties niet vermeld dat hij persoonlijk werd aangesproken als bestuurder van de stichting. Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, kan ook niet worden ingezien in hoeverre [gedaagde A] in zijn belangen zou zijn geschaad doordat in de sommaties niet is vermeld dat [gedaagde A] wordt aangesproken als bestuurder van de stichting.
6.11. Facon heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en ter zake daarvan een bedrag gevorderd. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de zijdens Facon overgelegde correspondentie uit het incassotraject dat er meer incassowerkzaamheden door haar gemachtigde zijn verricht dan een enkele (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een niet aanvaard schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kantonrechter zal de betreffende vordering dan ook toewijzen.
Aansprakelijkheid [gedaagde B]
6.12. De aansprakelijkheid van [gedaagde B] jegens Facon is door laatstgenoemde allereerst gebaseerd op de tussen [gedaagde B] en [gedaagde A] als echtelieden bestaande algehele gemeenschap van goederen. Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde B] als echtgenote van [gedaagde A] echter niet persoonlijk aansprakelijk jegens Facon. Het betreft een privéschuld van [gedaagde A] uit hoofde van onrechtmatig handelen als bestuurder van een rechtspersoon, waarvoor hij zelf als bestuurder van die rechtspersoon persoonlijk aansprakelijk is jegens Facon. Een door [gedaagde A] als bestuurder van een rechtspersoon begane onrechtmatige daad betekent niet dat ook de andere echtgenoot daarvoor persoonlijk aansprakelijk is jegens de gelaedeerde. Een en ander laat echter onverlet dat de gelaedeerde zich op de tussen [gedaagde A] en [gedaagde B] bestaande gemeenschap van goederen kan verhalen ter zake zijn vordering op [gedaagde A]. Voor zover Facon de vordering heeft gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde B], is die grondslag naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Niet gebleken is dat de onder de stichting berustende aan Facon toekomende gelden ten gunste van de gemeenschap van goederen zijn gekomen.
6.13. Uit het vorenoverwogene volgt dat de vordering van Facon jegens [gedaagde B] dient te worden afgewezen.
6.14. [gedaagde A] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld aan de zijde van Facon. Deze kosten worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten € 90,31
- vast recht € 426,00
- salaris gemachtigde € 500,00 (2 punten x € 250,00)
------------
Totaal € 1.016,31.
6.15. Facon zal als de jegens [gedaagde B] in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding zijdens [gedaagde B] worden veroordeeld. Deze kosten worden vastgesteld op
€ 500,00 (2 punten x € 250,00) aan salaris gemachtigde.
Beslissing
De kantonrechter:
7.1. veroordeelt [gedaagde A] tot betaling aan Facon van een bedrag van € 5.276,09, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.025,18 vanaf 12 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
7.2. veroordeelt [gedaagde A] in de kosten van het geding aan de zijde van Facon, vastgesteld op € 1.016,31;
7.3. veroordeelt Facon in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde B], vastgesteld op € 500,00;
7.4. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.5. wijst af de vordering van Facon, voor zover ingesteld tegen [gedaagde B].
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.