ECLI:NL:RBLEE:2012:BW7493

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1911
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen aansprakelijkstelling loonheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 10 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de ontvanger van de Belastingdienst/Noord, kantoor Groningen. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Belastingdienst, waarbij hij aansprakelijk was gesteld voor onbetaald gebleven aanslagen loonheffing van een stichting. De aansprakelijkstelling was gebaseerd op gefingeerde aangiften loonheffing die door de verzoeker waren ingediend om de indruk te wekken dat zijn zoon in dienstbetrekking werkzaam was bij de stichting.

Na een schorsing van het onderzoek en een intrekking van de aansprakelijkstelling door de Belastingdienst, heeft de rechtbank de partijen geïnformeerd dat de verzoeker op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om veroordeling in de proceskosten had gedaan. De rechtbank heeft echter het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat de kosten volledig voor rekening van de verzoeker moesten komen, omdat de aansprakelijkstelling het gevolg was van de onjuiste voorstelling van zaken die door de verzoeker was gecreëerd. De rechtbank benadrukte dat de verzoeker welbewust had gehandeld door gefingeerde aangiften in te dienen, wat leidde tot de onjuiste aansprakelijkstelling. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummer: AWB 08/1911
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 mei 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde [gemachtigde verzoeker],
en
de ontvanger van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde verweerder].
Procesverloop
Bij brief van 16 juli 2008 heeft verweerder uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van verzoeker tegen de beschikking van 14 maart 2008 waarbij hij aansprakelijk is gesteld voor onbetaald gebleven aanslagen loonheffing van stichting [stichting].
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank.
Na de mondelinge behandeling te Leeuwarden op 24 februari 2010 is het onderzoek geschorst. Een nader onderzoek heeft plaatsgevonden op 15 november 2011, waarna het onderzoek is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen de grondslag van de aansprakelijkstelling te onderzoeken. Verweerder heeft vervolgens op 23 april 2012 de beschikking aansprakelijkstelling ingetrokken.
Bij brief van 27 april 2012 heeft de rechtbank partijen onder meer het volgende voorgehouden:
"Gelet op eisers brief van 3 februari 2012 aan verweerder, houdt de rechtbank het er voor dat eiser de onderhavige procedure heeft ingetrokken en dat hij op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht een verzoek om veroordeling in de proceskosten heeft gedaan."
Het onderzoek is vervolgens met toestemming van partijen gesloten.
Motivering
1. Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat ingeval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
2. De rechtbank wijst het verzoek af. Redengevend hiervoor is dat de kosten zijn veroorzaakt door de poging van verzoeker zijn toen al zieke zoon, [zoon], ten onrechte in aanmerking te laten komen voor een uitkering van het UWV. Met dat doel zijn gefingeerde aangiften loonheffing ingediend door de door verzoeker beheerste stichting [stichting] om de indruk te wekken dat zijn zoon in dienstbetrekking werkzaam zou zijn bij die stichting. Deze onjuiste voorstelling van zaken is welbewust volgehouden tot in beroep. Onder deze omstandigheden is de - achteraf bezien: onjuiste - aansprakelijkstelling volledig te wijten aan verzoeker en moeten de kosten volledig voor zijn rekening blijven.
Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, mr. M. van den Bosch en mr. A.F. Germs-de Goede , rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Boskma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2012.
De griffier is buiten staat de
uitspraak mee te ondertekenen
E. Boskma
w.g. J.W. Keuning
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.