RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 12/47
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: P. Kiewiet,
het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân,
verweerder,
gemachtigde: mw. mr. C.J.M. Daniels, werkzaam bij verweerder,
Bij besluit op bezwaarschrift van 29 november 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser, gericht tegen het schrijven van 1 juli 2011, (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 12 april 2012. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.
1. Feiten en omstandigheden
Bij haar oordeelsvorming betrekt de rechtbank de navolgende, vaststaande feiten en omstandigheden.
Eiser heeft op 11 januari 2010 een aanvraag om subsidie in verband met agrarisch natuur- en landschapsbeheer ingevolge de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer (SNL) bij verweerder ingediend.
Bij besluit van 9 februari 2010 heeft verweerder eisers aanvraag om subsidie goedgekeurd. In dit besluit heeft verweerder onder meer aangegeven dat in de SNL jaarlijks via de Gecombineerde Opgave (GO) om uitbetaling van de subsidie verzocht dient te worden. De subsidie wordt betaald aan degene die op de peildatum (15 mei) van het beheerjaar het gebruiksrecht heeft over de beheereenheid.
Op 11 mei 2010 heeft eiser de GO 2010 bij verweerder ingediend.
Bij schrijven van 1 juli 2011 heeft verweerder - naar aanleiding van de door eiser ingediende GO 2010 - aan eiser medegedeeld dat de subsidie over 2010 niet wordt uitbetaald, omdat hij geen betaalverzoek in de GO 2010 heeft gedaan.
Tegen dit schrijven is namens eiser bij brief van 18 juli 2011 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard, omdat er door eiser geen aanvraag is ingediend en de brief van 1 juli 2011 om die reden als een informatieve brief dient te worden beschouwd.
2. Overwegingen
In het onderhavige geval dient beoordeeld te worden of verweerder het bezwaarschrift van eiser terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Eiser merkt op dat de aanvraag om subsidie in het kader van de SNL goedgekeurd is door verweerder. In de brief van 1 juli 2011 heeft verweerder aangegeven dat niet wordt uitbetaald, omdat geen betaalverzoek is gedaan. Naar de mening van eiser kan de berichtgeving dat niet voldaan wordt aan de voorwaarden en niet tot uitbetaling wordt overgegaan niet anders worden gezien dan als een beschikking, gericht op rechtsgevolg. Immers, dit besluit kent een beoordelingsgrond op basis waarvan een veranderende rechtssituatie ontstaat. Verder wijst eiser erop dat hij bij het invullen van de GO 2010 een vergissing heeft gemaakt door bij de aanvraag uitbetaling SNL het hokje 'nee' aan te kruisen. Naar de mening van eiser kan deze vergissing hersteld worden doordat hij in bezwaar alsnog heeft verzocht om uitbetaling.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit artikel 19 van de Verordening (EG) nr. 73/2009, artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1122/2009, het tweede lid van artikel 4 en artikel 8 van Verordening (EG) nr.1975/2006 en eveneens uit artikel 4.1.2.5 jo. artikel 4.1.1.6, tweede lid, van de SNL volgt dat er jaarlijks een aanvraag ingediend moet worden waarmee de beheerder aangeeft dat hij in aanmerking wil komen voor uitbetaling van de subsidie.
Eiser heeft geen aanvraag ingediend voor uitbetaling van de subsidie in de GO 2010. Omdat er geen aanvraag is ingediend, is de brief van 1 juli 2011 geen besluit maar een informatieve brief, aldus verweerder. Immers, er kan alleen een besluit genomen worden indien er sprake is van een aanvraag.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of het schrijven van 1 juli 2011 van verweerder aangemerkt dient te worden als een besluit in de zin van de Awb.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
In de toelichting van dit artikel wordt aangegeven dat met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld: een handeling gericht op rechtsgevolg. Daarmee is bedoeld dat de beslissing gericht moet zijn op rechtsgevolgen die ontstaan in de verhouding van het bestuursorgaan tot een of meer anderen.
De rechtbank stelt vast dat eiser naar aanleiding van zijn ingediende GO 2010 een brief van 1 juli 2011 van verweerder heeft ontvangen, waarin vermeld is dat eiser voor het beheerjaar 2010 geen subsidie voor zijn beheereenheid/beheereenheden krijgt, omdat hij geen betaalverzoek heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is deze brief op rechtsgevolg gericht, te weten de mededeling dat eiser voor het beheerjaar 2010 geen subsidie uitbetaald krijgt. Hieruit volgt dat verweerder het bezwaarschrift van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Deze grond van eiser slaagt.
Derhalve komt de rechtbank aan een inhoudelijke behandeling toe.
Eiser betoogt dat in het bezwaarschrift expliciet aan verweerder verzocht is om alsnog tot uitbetaling over te gaan. Dit omdat abusievelijk een verkeerd kruisje is geplaatst in de GO over 2010. Verder heeft eiser verweerder verzocht de mogelijkheid te onderzoeken of er een hardheidsclausule kan worden toegepast.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit artikel 4, derde lid, van EG-Verordening nr. 1975/2006 volgt dat een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan mag worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend. Verweerder voert het beleid dat uit de aanvraag zelf moet blijken dat er sprake is van een kennelijke fout. Naar de mening van verweerder maakt het feit dat eiser een goedkeurings- beschikking heeft ontvangen nog niet dat het niet doen van een betaalverzoek een kennelijke vergissing is. Een landbouwer kan er namelijk bewust voor kiezen om af te zien van een betaalverzoek. Met betrekking tot het verzoek om uitbetaling merkt verweerder op dat bij besluit van 3 januari 2012 een beslissing is genomen op eisers betaalverzoek van 20 juli 2011. In het desbetreffende besluit is een korting van 100% opgelegd vanwege het te laat indienen van het betaalverzoek.
Ingevolge artikel 7:11 van de Awb vindt op grondslag van het bezwaar een heroverweging plaats van het bestreden besluit. Hierin ligt besloten dat een gemaakte fout hersteld kan worden. De rechtbank ziet in hetgeen door de gemachtigde van verweerder ter zitting is gesteld met betrekking tot de Europese regelgeving geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, omdat uit deze regelgeving op zich niet voortvloeit dat een eenmaal gemaakte fout niet kan worden hersteld door een betrokkene. In gevallen als het onderhavige - waarop de GO 2010 een onjuist hokje is aangekruist met als gevolg een besluit, dat de subsidie niet zal worden uitbetaald - heeft degene die aanspraak maakt op deze subsidie - teneinde de onherroepelijkheid van dit besluit te voorkomen - geen andere keus dan via een bezwaarschrift dit door hem niet gewenste rechtsgevolg te bestrijden. Voorts acht de rechtbank van belang dat verweerder niet wordt geschaad in zijn belang door het herstellen van de fout van eiser in de bezwaarfase, aangezien verweerder het bedrag aan subsidie reeds had gereserveerd en geoormerkt en er in dit geval geen sprake is van een subsidieplafond. Ook deze grond van eiser slaagt.
Gelet op de voorgaande overwegingen is het beroep van eiser gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Gelet op de aard van het geschil en het ontbreken van het inzicht of aan de overige subsidievoorwaarden door eiser is voldaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met de opdracht aan verweerder om opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, uit te spreken. Wel ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ad € 152,-- aan hem dient te vergoeden.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder opnieuw dient te beslissen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ad € 152,-- aan hem dient te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2012.
w.g. H.L.A. van Kats
w.g. E.M. Visser
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.