ECLI:NL:RBLEE:2012:BW6257

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
345611 \ CV EXPL 11-641
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over reuzenrad: rechtsmacht, toepasselijk recht en afwikkeling huurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Leeuwarden is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen Bureko B.V. en Harrison Leisure LTD over een reuzenrad. De huurovereenkomst, gesloten op 14 maart 2008, liep van 15 maart tot 31 oktober 2008, met een afgesproken huurprijs van £ 150.000,00. Na afloop van de huurperiode ontstonden er geschillen over de afwikkeling van de overeenkomst, waaronder de betaling van huur, btw en stallingskosten. Bureko vorderde betaling van een bedrag van € 163.053,83 van Harrison, terwijl Harrison in reconventie een bedrag van £ 30.211,05 vorderde, inclusief een openstaande commissie van £ 20.000,00 en stallingskosten van £ 20.000,00. De kantonrechter oordeelde dat het Nederlands recht van toepassing was, zoals overeengekomen in de huurovereenkomst. De rechter concludeerde dat Bureko niet in haar vorderingen kon worden ontvangen, omdat zij niet had aangetoond dat Harrison in gebreke was gebleven. De vordering van Harrison tot betaling van de openstaande commissie werd toegewezen, evenals de vordering tot terugbetaling van onverschuldigde btw. De proceskosten werden toegewezen aan Harrison, waarbij Bureko en Roodberg hoofdelijk in de kosten werden veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken op 25 april 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 345611 \ CV EXPL 11-641
Vonnis van de kantonrechter d.d. 25 april 2012
inzake
1. de besloten vennootschap
Bureko B.V.,
gevestigd te Terband,
hierna te noemen: Bureko,
en
2. de vennootschap naar buitenlands recht
Roodberg UK LTD,
gevestigd te Leeds (Verenigd Koninkrijk),
hierna te noemen: Roodberg,
eisers in conventie,
verweersters in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. Tj.H. Pasma, kantoorhoudende te Harlingen,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Harrison Leasure LTD,
gevestigd te Bridlington, Yorkshire (Verenigd Koninkrijk),
hierna te noemen: Harrison,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. A.C.A.D. Bakker, kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Ingevolge het tussenvonnis van 19 oktober 2011 is er op 14 december 2011 een comparitie gehouden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. Daarna hebben partijen een akte na comparitie respectievelijk antwoordakte na comparitie genomen. Hierna is wederom vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten zowel in conventie als in reconventie
2.1. Op 14 maart 2008 heeft Harrison (als huurder) met Bureko (als verhuurder) voor de periode van 15 maart 2008 tot 31 oktober 2008 een schriftelijke huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een reuzenrad, dat is geplaatst op het terrein van Harrison te Bridlington (Verenigd Koninkrijk).
2.2. In de huurovereenkomst zijn onder andere de navolgende bepalingen opgenomen:
"Rental price: The guaranteed minimum fixed rental of £ 150.000 for the period 1 March 2008 until 31 October 2008 (…) payable weekly in equal portions starting immediately after signing the contract until 31 October 2008 (…).
Rental period: The term of the rental period will commence on the date of this agreement and will expire on 31 October 2008.
Maintenance: The lessee takes care that the Product and additional material is kept in good condition and does all the necessary maintenance and repairs. The lessee will look after the ride in due diligence, the lessee will do at least the maintenance what is listed in the operations and maintenance manual. All reasonable wear & tear are for the cost of the lessee.
Return: The Lessor will provide 1 supervisor and a crane for dismantling the gondolas, flights and ring beams. The lessee will dismantle and load, together with our supervisor, the Product on the transportation material provided by the lessor and lessee will arrange and take the cost of the crane needed only for the masts and the water ballast tanks. (…) The lessor will remove the Product from the Site by 20 November 2008.
lnsurance: The lessee will provide an all risk insurance with an insured value of € 1.500000,00. (…)
Right: All agreements are subject to the law of the Netherlands. All disputes arising from offers and agreements, however such disputes may be called, shall be submitted to the competent Dutch Court.
Non fulfillment: In case of non fulfillment of the contractual obligations, no matter what caused the non fulfillment, the lessor can take, without any dispute, the complete product into its possession even though the Product is on private ground. (…) Where the lessor is of the opinion that there has been a non fulfillment in the contractual obligations than before exercising the above right to take possession, the lessor will serve notice of the non fulfillment on the lessee and will allow the lessee 7 days to rectify that non fulfillment. (…)
Miscellaneous: Lessee shall have no right whatsoever to apply any charges in respect of the Product, whether for storage or otherwise from the past nor in the future. (…) Lessee does not have to repay the commission paid to date on grounds that Yorkshire Carousel defaulted and title to the Product did not pass to Yorkshire Carousel. (…)"
2.3. Bureko en Roodberg zijn aan elkaar gelieerd en in dat kader heeft Bureko Roodberg belast met de facturering van de tussen Bureko en Harrison overeengekomen huursom.
2.4. Roodberg heeft Harrison op 9 april 2008 een factuur gestuurd ad £ 176.250,00 met betrekking tot de overeengekomen huursom van £ 150.000,00, vermeerderd met 17,5% btw, zijnde een bedrag van £ 26.250,00.
2.5. Bij e-mailbericht van 8 mei 2008 heeft Bureko onder andere het volgende geschreven aan Harrison:
"When checking the administration we noticed the following: concerning the payments according the contract/invoice the VAT has not been paid so far. The Total amount on the invoice is £ 150.000,00, + 17,5% VAT = £ 176.250,00."
2.6. Harrison heeft bij e-mailbericht van 9 mei 2008 onder andere als volgt op bovenstaand bericht gereageerd:
"In order for us to transfer the VAT to your account, could you kindly issue us with an invoice detailling the £ 150.000,00 and the £ 26.250,00 VAT."
2.7. Bij e-mailbericht van 9 september 2008 heeft Bureko onder andere het volgende geschreven aan Harrison:
"According to the contract we can start dismantling from November first. Because of the weather we prefere to start as soon as possible."
2.8. Harrison heeft bij e-mailbericht van 11 september 2008 onder meer als volgt gereageerd:
"However, the ride is still open for business until 31 October. Trade has slowed down for us now and therefor I am happy for you to dismantle the ride as early as you wish. Obviously as soon as we can no longer operate the wheel, my rental payments will stop."
2.9. Bureko heeft bij e-mailbericht van 12 september 2008 onder meer het volgende geschreven aan Harrison:
"There is obviously some misunderstanding. The contracts continous as agreed, but as soon the contract is ending we will start the dismantling but not earlier than that."
2.10. Bij e-mailbericht van 24 oktober 2008 heeft Bureko onder andere het volgende geschreven aan Harrison:
"(…) according to the bankstatements we are to receive £ 22.398,31 till the end of the rental period."
2.11. Harrison heeft bij e-mailbericht van 24 oktober 2008 onder meer als volgt gereageerd op bovenstaand e-mailbericht:
"According to our records, the amount outstanding is £ 16.038,95. On 09/09/2008 a payment of £ 6.359,36 was made in respect of the VAT payments for the first 8 weeks."
2.12. Bij e-mailbericht van 28 oktober 2008 heeft Bureko onder andere het volgende geschreven aan Harrison:
"(…) we missed the payment on the 9th of september. So the outstanding amount is
£ 16.038,95."
2.13. Harrison heeft Bureko bij e-mailbericht van 19 november 2008 onder andere het volgende geschreven:
"I write with regards to the removal of the wheel and our previous telephone conversation. I am surprised that you have not yet made arrangements for its removal. You will be aware that the contract drawn up states that the product needs to be removed from the site by 20 November 2008. Obviously this has not taken place and therefore you are in breach of your contract."
2.14. Bureko heeft op het bovenstaande e-mailbericht onder meer bij e-mailbericht van 19 november 2008 (als volgt) gereageerd:
"In our telephone conversation end of October you told me, your son was not capable to do the work (…). Of course we made all the preparations to take the wheel down. But I am still waiting on an answer when you want to start and whether you have made the preparations (…). We are ready to start at site within 5 working days or less after the day you inform me when you expect the supervisor etc to be there."
2.15. Bij e-mailbericht van 20 november 2008 heeft Harrison onder andere het volgende geschreven aan Bureko:
"With regards to (…) our previous telephone conversation in October, I informed you that (…) you would need to send 1 extra man for it dismantling as my son has hurt his back.
Our contract ended on 31 October as you are well aware and states that you would remove the equipment by 20 November 2008. You have made no attempt whatsoever to carry out these works. You are clearly in breach of the contract that was agreed. Please let me know (…) when you intend to dismantle the wheel. Our workforce have been on standby since 31 October and are no longer available (…). A rental of 1.000 per day will be charged (…) until (…) the goods are removed from our site."
2.16. Gedurende de periode van 30 november 2008 tot en met 9 december 2008 heeft Bureko het reuzenrad afgebroken en van het terrein van Harrison verwijderd en gestald op een onbewaakt parkeerterrein.
2.17. Harrison heeft bij brief van 20 januari 2009 onder andere het volgende geschreven aan Bureko:
"Our claim would implicate (…) and we will claim for:
• (...)
• outstanding commission".
3. De vorderingen in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
3.1. De vorderingen van Bureko en Roodberg strekken ertoe, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Harrison veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 163,053,83, inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
II. Harrison veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2. Harrison voert verweer, waarbij zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Bureko en Roodberg en voorts tot niet ontvankelijkheid van Roodberg. Tevens heeft Harrison in (voorwaardelijke) reconventie gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Bureko veroordeelt om aan Harrison te betalen een bedrag van £ 20.000,00 in verband met de door Bureko verschuldigde commissie althans een door de kantonrechter, in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 20 november 2008 dan wel de dag van het indienen van deze conclusie van antwoord dan wel een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Bureko veroordeelt om aan Harrison te betalen een bedrag van £ 20.000,00 in verband met de door Bureko verschuldigde stallingskosten althans een door de kantonrechter, in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 20 november 2008 dan wel de dag van het indienen van deze conclusie van antwoord dan wel een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Bureko veroordeelt - en voor het geval de kantonrechter van oordeel is dat Roodberg ontvankelijk is in deze procedure Bureko en Roodberg hoofdelijk veroordeelt - om aan Harrison te betalen een bedrag van £ 10.211,05 in verband met de door Bureko ten onrechte ontvangen btw althans een door de kantonrechter, in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 20 november 2008 dan wel de dag van het indienen van deze conclusie van antwoord dan wel een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Bureko veroordeelt - en voor het geval de kantonrechter van oordeel is dat Roodberg ontvankelijk is in deze procedure Bureko en Roodberg hoofdelijk veroordeelt - in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet uiterlijk zeven dagen na het in deze te wijzen vonnis volledig zijn voldaan.
3.3. Bureko en Roodberg hebben verweer gevoerd, waarbij zij hebben geconcludeerd tot afwijzing van de reconventionele vorderingen van Harrison.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling ervan
In conventie en in reconventie
rechtsmacht
4.1. Het betreft hier een geschil tussen twee partijen die beiden gevestigd zijn in lidstaten van de Europese Unie, die vallen onder het toepassingsgebied van de EEX- Verordening. De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 23 van de EEX-Verordening aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, nu partijen overeenkomstig deze bepaling - bij hun schriftelijke overeenkomst - de Nederlandse rechter hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van hun rechtsbetrekking ontstaan.
relatieve en absolute bevoegdheid
4.2. De vraag die vervolgens beantwoording behoeft, is de vraag of de kantonrechter te Heerenveen bevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord gelet op het bepaalde in artikel 93 aanhef onder c juncto artikel 109 Wetboek van Rechtsvordering (Rv). Immers de grondslag van de vordering in conventie wordt gevormd door de door partijen gesloten huurovereenkomst. De daaruit voortvloeiende geschillen behoren tot de bevoegdheid van de kantonrechter terwijl artikel 99 tot en met artikel 108 Rv geen bevoegde rechter aanwijzen, zodat de rechter - in de onderhavige zaak de kantonrechter - van de woonplaats van elk van de eisers bevoegd is. Nu Bureko, één van de eisers, gevestigd is in Terband is de kantonrechter te Heerenveen bevoegd.
4.3. Tevens is de kantonrechter van oordeel dat hij bevoegd is kennis te nemen van alle (voorwaardelijke) reconventionele vorderingen en hij baseert zich daarbij op artikel 94 Rv. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat indien een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d, waaronder vorderingen uit een huurovereenkomst, deze vorderingen alle door de kantonrechter worden behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. In het geval van zaken in conventie en in reconventie, zoals in het onderhavige geval, waarvan er tenminste één een vordering betreft als bedoeld in artikel 93 onder c of d, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing. De kantonrechter is van oordeel dat de samenhang tussen de onderhavige vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet en hij zal dan ook oordelen en beslissen over de vorderingen.
toepasselijk recht
4.4. Gelet op het bepaalde in artikel 3 EVO (Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, 80/934/EEG), waarin is bepaald dat een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen, welke rechtskeuze uitdrukkelijk moet zijn gedaan of voldoende duidelijk moet blijken uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval, is de kantonrechter tot slot van oordeel dat het Nederlands recht van toepassing is, nu partijen in hun op 14 maart 2008 gesloten huurovereenkomst (paragraaf "Right") zijn overeengekomen dat alle overeenkomsten zijn onderworpen aan het Nederlands recht.
ontvankelijkheid Roodberg
4.5. Vast staat dat Bureko als verhuurder en Harrison als huurder de huurovereenkomst met betrekking tot het reuzenrad hebben gesloten. De door Bureko en Roodberg ingestelde vorderingen vloeien voort uit deze huurovereenkomst. Dat Bureko en Roodberg aan elkaar gelieerd zijn en dat Bureko Roodberg in dat kader heeft belast met de facturering en incasso van de huurtermijnen, brengt niet met zich dat er (hierdoor) een rechtsverhouding tussen Roodberg en Harrison is ontstaan. Dit geldt te meer nu in de huurovereenkomst niet is bepaald dat Roodberg de facturering van de huurtermijnen voor haar rekening zou nemen en uit dien hoofde een rechtstreekse vordering op Harrison zou verkrijgen. Dat zulks in een later stadium alsnog tussen Bureko en Harrison is overeengekomen, zoals is betoogd door Bureko en Roodberg, is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan en volgt ook niet uit de door Bureko en Roodberg overgelegde producties. Bureko en Roodberg hebben nagelaten hun stelling na de gemotiveerde betwisting ervan door Harrison nader te onderbouwen. Evenmin volgt uit de omstandigheid dat Harrison de facturen van Roodberg heeft geaccepteerd en (gedeeltelijk) heeft voldaan, dat Harrison Roodberg als contractspartij heeft geaccepteerd. De gestelde afspraken ter zake de facturering en incasso van de huurtermijnen betreffen dan ook slechts de interne verhouding tussen Bureko en Roodberg. Dit brengt mee dat Roodberg niet ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering(en) op Harrison.
In conventie
4.6. Bureko heeft in conventie een bedrag van € 163.053,83, inclusief btw, gevorderd. Dit bedrag ziet op de navolgende onderdelen:
1. btw achterstand ad £ 16.038,95;
2. inhuren personeel in verband met afbreken reuzenrad ad € 53.970,00;
3. reis- en verblijfkosten van het ingehuurde personeel ad € 2.555,16;
4. inhuren extra kraan in verband met het afbreken van reuzenrad ad € 4.441,96;
5. verzekeringspremie reuzenrad ad € 4.117,57;
6. gemaakte kosten ter zake veiligheidsmaatregelen ad € 47,53;
7. door Harrison gedemonteerde speakersysteem ad € 14.925,31;
8. herstelkosten gondels ad € 62.100,00.
De kantonrechter oordeelt over bovenstaande posten als volgt.
ad 1. btw achterstand
4.7. Niet in geschil is tussen partijen dat Bureko en Harrison in de tussen hen gesloten huurovereenkomst een huurprijs zijn overeengekomen van £ 150.000,00. Voorts staat vast dat in de huurovereenkomst geen melding is gemaakt van het feit dat Bureko over dit bedrag nog btw in rekening zou brengen bij Harrison. Met Harrison is de kantonrechter van oordeel dat het voor de hand zou hebben gelegen dat indien partijen zulks voorafgaand aan de totstandkoming van de huurovereenkomst zouden zijn overeengekomen, daarvan melding was gemaakt in de overeenkomst.
4.8. Ook de omstandigheid dat Harrison aanvankelijk alleen een bedrag betaalde exclusief btw vormt naar het oordeel van de kantonrechter een belangrijke aanwijzing dat partijen geen btw waren overeengekomen. Desalniettemin heeft Bureko (middels Roodberg) bij factuur van 9 april 2008 (sub 2.4) over de overeengekomen huurprijs btw in rekening gebracht bij Harrison, ter hoogte van £ 26.250,00, waarvan Harrison (naar haar zeggen abusievelijk) een bedrag van £ 10.211,05 heeft voldaan. Dat Harrison hiertoe is overgegaan omdat partijen na het sluiten van de huurovereenkomst alsnog waren overeengekomen dat over de overeengekomen huurprijs btw verschuldigd zou zijn, zoals is betoogd door Bureko, is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan. Bureko heeft ook nagelaten haar stelling na de gemotiveerde betwisting ervan door Harrison nader te onderbouwen. Het volgt ook niet uit de door Bureko overgelegde correspondentie zoals genoemd sub 2.5, 2.6, 2.10 en 2.11 en 2.12.
4.9. Het volgt evenmin uit het feit dat Harrison van de in rekening gebrachte btw een bedrag van £ 10.211,05 heeft voldaan. Immers, Harrison heeft gemotiveerd aangevoerd zulks abusievelijk te hebben gedaan en voorts dat zij met betaling ervan is gestopt na bestudering van het contract waarin - zoals reeds gezegd - geen melding is gemaakt van het feit dat Bureko over de overeengekomen huurprijs nog btw in rekening zou brengen bij Harrison. Dat Harrison, zoals door haar desgevraagd is verklaard ten tijde van de comparitie, de btw bij de fiscus in het Verenigd Koninkrijk heeft teruggevorderd maakt het oordeel niet anders. Immers, deze omstandigheid ziet op de rechtsverhouding tussen Harrison en de fiscus in het Verenigd Koninkrijk, terwijl Harrison bovendien een btw bedrag heeft betaald.
De vordering tot betaling van het resterende bedrag ad £ 16.038,95 is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook gelet op het vooroverwogene niet toewijsbaar. Hetgeen partijen verder hebben gesteld met betrekking tot de btw-verleggingsregeling, kan derhalve onbesproken blijven.
ad. 2, 3 en 4. inhuren personeel, reis- en verblijfkosten van het ingehuurde personeel en inhuren extra kraan in verband met het afbreken van het reuzenrad
4.10. Voorts vordert Bureko vervangende schadevergoeding ter zake het inhuren van personeel, de daarmee samenhangende reis- en verblijfkosten en het inhuren van een extra kraan in verband met het afbreken van het reuzenrad. De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.11. Vast staat dat Harrison ingevolge de huurovereenkomst gehouden was een afbouwploeg in de vorm van een aantal werklieden en een kraan ter beschikking te stellen voor het afbreken van het reuzenrad (paragraaf "Return"). Bureko heeft weliswaar gesteld dat Harrison hiermee in gebreke is gebleven - en dat zij daarom de kosten die Bureko noodzakelijkerwijs heeft moeten maken thans als vervangende schadevergoeding vordert - maar zij heeft evenwel nagelaten om gemotiveerd aan te geven op welke (overeengekomen) dag(en) de afbouwploeg en kraan dan kennelijk klaar had moeten staan. Reeds daarop stranden de vorderingen.
4.12. Voor zover Bureko met haar stelling dat het immer de bedoeling is geweest dat het demonteren en verwijderen van het reuzenrad na 20 november 2008 zou geschieden in verband met de mogelijkheid van vermarkten van de attractie, heeft willen betogen dat Roodberg vanaf die datum een afbouwploeg paraat had moeten hebben, wordt overwogen dat deze stelling om een drietal redenen zal worden gepasseerd.
4.12.1. Anders dan door Bureko is betoogd, is de kantonrechter van oordeel dat partijen in de huurovereenkomst wel degelijk zijn overeengekomen dat, indien de overeenkomst niet verlengd zou worden en derhalve per 31 oktober 2008 zou eindigen, het reuzenrad uiterlijk op 20 november 2008 door Bureko verwijderd diende te zijn, hetgeen met zich brengt dat met de afbraakwerkzaamheden dan eerder aangevangen had moeten worden. Immers, in de paragraaf "Return" is bepaald dat het reuzenrad verwijderd moet worden "by 20 November 2008", hetgeen (volgens de Oxford Encyclopedic English Dictionary) betekent: niet later dan 20 november 2008. Dat partijen na het sluiten van de huurovereenkomst met betrekking tot de uiterste datum waarop de attractie door Bureko verwijderd moest zijn, een andere datum zijn overeengekomen, is gesteld noch gebleken.
4.12.2. Voorts blijkt uit de e-mailberichten van Bureko aan Harrison van 9 en 12 september 2008 (sub 2.7 respectievelijk 2.9) niet dat pas vanaf 20 november 2008, de volgens Bureko overeengekomen datum, begonnen zou worden met de afbraak van het reuzenrad. Integendeel: uit de mail valt op te maken dat Bureko zo snel mogelijk wilde beginnen met de afbraak van het reuzenrad.
4.12.3. Ten derde blijkt uit het e-mailbericht van 19 november 2008 (sub 2.14) van Bureko aan Harrison niet dat de volgende dag, op 20 november 2008, begonnen zou worden met de werkzaamheden. Sterker nog: in dit bericht geeft Bureko aan dat zij, wat daar verder ook van zij, nog steeds in afwachting is van de reactie van Harrison wanneer met de afbraak kon worden begonnen.
4.13. Vervolgens is Bureko blijkens een door haar overgelegd overzicht van de gewerkte uren op 30 november 2008 met behulp van ingehuurd personeel begonnen met de afbraakwerkzaamheden van het reuzenrad. Het door Bureko bij conclusie van repliek gestelde dat zij hiermee op 20 november 2008 is begonnen is hiermee in tegenspraak en zal gelet op het door Bureko overgelegde overzicht dan ook als onvoldoende (deugdelijk) onderbouwd worden gepasseerd.
Voorts is gesteld noch gebleken dat Bureko tussen 19 november 2008, zijnde de dag dat zij Harrison nog heeft ge-e-maild, en 29 november 2008, de dag voorafgaand aan de dag dat Bureko blijkens vorenbedoeld overzicht is aangevangen met de vorenbedoelde werkzaamheden, Harrison heeft bericht dat Harrison op 30 november 2008 haar afbouwploeg en een kraan ter beschikking diende te stellen. Niet geoordeeld kan dan ook worden dat Harrison in zoverre tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting uit hoofde van de huurovereenkomst. Nu voorts niet is gesteld of gebleken dat Harrison in gebreke is gesteld en derhalve niet in verzuim is geraakt, hetgeen aan een vordering tot schadevergoeding als gevolg van tekortschieten in de weg staat, zullen de vorderingen tot betaling van de door Bureko gemaakte kosten ter zake het afbreken van het reuzenrad, worden afgewezen.
4.14. Voor zover Bureko overigens nog heeft willen stellen dat Harrison zelfstandig had kunnen beginnen met de afbraak van het reuzenrad, overweegt de kantonrechter dat zulks niet het geval is. Immers, in paragraaf "Return" is bepaald dat het afbreken van het reuzenrad door Harrison dient te geschieden in samenwerking met en met gebruikmaking van een door Bureko aan te leveren opzichter - en derhalve niet een, zoals door Bureko is betoogd, door Harrison aan te leveren supervisor - respectievelijk kraan en transportmateriaal. Het was Harrison ingevolge de huurovereenkomst dan ook niet toegestaan om (geheel) zelfstandig tot afbraak over te gaan.
ad 5. verzekeringspremie reuzenrad
4.15. Bureko heeft gesteld dat Harrison de attractie conform de overeenkomst diende te verzekeren tot en met de datum van vertrek, derhalve ook in de periode na het afbreken en inladen van de attractie. Nu de attractie op 9 december 2008, na afbraak ervan, uit Bridlington is vertrokken, was Harrison, aldus Bureko, tot 9 december 2008 gehouden het reuzenrad te verzekeren. Harrison heeft de verzekering laten voortduren tot 20 november 2008. Hierdoor heeft Bureko zich genoodzaakt gezien de attractie zelf te verzekeren gedurende de periode van 20 november 2008 tot 9 december 2008, waarmee een bedrag van, aldus Bureko, € 4.117,57 gemoeid was.
4.16. Dat Harrison verplicht was de attractie te verzekeren tot en met de datum van vertrek blijkt naar het oordeel van de kantonrechter evenwel niet uit de overeenkomst. Immers, in de paragraaf "Insurance" is (onder meer) bepaald dat Harrison als huurder zorg dient te dragen voor een all risk verzekering met een verzekerde waarde van € 1.500.000,00. Hoewel er geen einddatum wordt genoemd in de desbetreffende bepaling, brengt een redelijke uitleg van deze bepaling met zich dat deze verplichting ziet op de periode dat de overeenkomst tussen partijen van kracht is (geweest), welke periode van 15 maart 2008 tot en met 31 oktober 2008 heeft geduurd. Niet valt in te zien waarom Harrison na deze datum nog gehouden was het reuzenrad te verzekeren. Desalniettemin heeft Harrison het reuzenrad verzekerd tot 20 november 2008, zijnde de datum waarop het reuzenrad ingevolge de overeenkomst door Bureko verwijderd had moeten zijn. Voor zover geoordeeld zou moeten worden, dat ook na 31 oktober 2008 de verplichting tot verzekeren voor Harrison nog doorliep, zou die verplichting tot uiterlijk 20 november 2008 hebben gegolden. De vordering tot betaling van de verzekeringspremie over de periode van 20 november 2008 tot 9 december 2008 zal dan ook worden afgewezen.
ad 6. veiligheidsmaatregelen
4.17. Voorts heeft Bureko gesteld dat zij in de periode van 20 november 2008 tot 9 december 2008 kosten ter grootte van € 47,53 heeft moeten maken in verband met veiligheidsmaatregelen, welke kosten, aldus Bureko, contractueel gezien voor rekening van Harrison dienen te komen. Bureko heeft evenwel nagelaten te stellen waarom deze kosten contractueel gezien voor rekening van Harrison dienen te komen. Evenmin volgt deze verplichting uit de huurovereenkomst zodat de vordering ook in zoverre zal worden afgewezen.
ad 7. speakersysteem
4.18. Met betrekking tot het onderdeel speakersysteem heeft Bureko gesteld dat haar ten tijde van het afbreken van de attractie eind november 2008 is gebleken dat het in de gondels aanwezige speakersysteem zonder toestemming van Bureko door Harrison is gedemonteerd. Bureko heeft gesteld dat de aanschafkosten € 14.925,31 hebben bedragen, op welk bedrag de vervangingskosten eveneens gesteld kunnen worden.
4.19. Met Harrison is de kantonrechter evenwel van oordeel dat het voor de hand zou hebben gelegen dat Bureko op het moment dat zij constateerde dat de speakers waren verdwenen, wat daar verder ook van zij, Harrison direct over de kennelijke verdwijning zou hebben geïnformeerd dan wel zou hebben aangesproken. Dit geldt te meer nu Bureko ingevolge de huurovereenkomst (paragraaf "Non fulfillment") Harrison hierop had moeten wijzen en Harrison vervolgens zeven dagen de gelegenheid had moeten geven om het vermeende gebrek te verhelpen. Eerst ruim een maand na het afbreken en verwijderen van het reuzenrad is Harrison door Bureko aangesproken ter zake het verdwenen speakersysteem. Bureko laat onverklaard waarom zij daarmee zo lang heeft gewacht. Dat Harrison tegenover de agent van Bureko, de heer [A], zou hebben verklaard dat zij de speakers uit de gondels heeft gehaald, stellende dat de speakers haar toebehoorden, is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan. Bureko heeft daartoe wel een verklaring van [A] overgelegd, maar zij heeft na de gemotiveerde betwisting ervan door Harrison, nagelaten de juistheid van de verklaring nader te onderbouwen. Nu Bureko dat heeft nagelaten heeft zij haar stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd en bestaat er geen aanleiding om haar nog toe te laten tot het leveren van bewijs. De vordering tot betaling van de vervangingskosten van de speakers zal dan ook worden afgewezen.
ad 8. herstelkosten gondels/achterstallig onderhoud
4.20. Tot slot heeft Bureko gesteld dat Harrison in strijd met de bepalingen in de huurovereenkomst weinig tot niets heeft gedaan aan het onderhoud van het reuzenrad. Zo waren volgens Bureko van de 24 gondels uiteindelijk acht nog maar in redelijke staat, waren voorts elektriciteitsstekkers in het ongerede geraakt, evenals een besturingskast, terwijl het automatisch openen en sluiten van de gondels middels het elektrisch systeem niet meer mogelijk was. De herstelkosten die Bureko in dit kader stelt te hebben gemaakt en in deze procedure vordert, kunnen op een bedrag van, aldus Bureko, € 62.100,00 bepaald worden.
4.21. De kantonrechter acht de vordering evenwel niet toewijsbaar en overweegt daartoe het volgende. Gesteld noch gebleken is dat Bureko Harrison in gebreke heeft gesteld ter zake de vermeende schade. Hierdoor is Harrison niet in de gelegenheid gesteld om de schade, wat daar verder ook van zij, zelf te herstellen. De stelling van Bureko dat zij daartoe ook niet gehouden was, zal worden verworpen. Immers, Bureko heeft weliswaar gesteld dat Harrison niet in staat zou zijn geweest om de vermeende schade te (laten) herstellen, maar zij heeft nagelaten haar stelling na de gemotiveerde betwisting ervan door Harrison, nader te onderbouwen. Evenmin volgt zulks uit de vaststaande feiten. Niet geoordeeld kan dan ook worden dat Bureko niet gehouden was Harrison in gebreke te stellen. Nu Bureko ondanks daartoe wel gehouden te zijn, Harrison niet in gebreke heeft gesteld en Harrison derhalve niet in verzuim is geraakt, zal de vordering in zoverre worden afgewezen.
4.22. Hetgeen partijen verder hebben gesteld en aangevoerd met betrekking tot de vraag of Bureko gerechtigd is de gestelde kosten op Harrison te verhalen, nu niet zij maar KIG Heerenveen B.V., een dochtermaatschappij van Bureko, de kosten heeft voldaan, kan verder onbesproken blijven. Hetzelfde geldt onverkort voor de vraag of Harrison al dan geen (gebrekkig) onderhoud aan het reuzenrad heeft gepleegd.
proceskosten
4.23. Bureko en Roodberg zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Harrison vastgesteld als volgt:
- salaris advocaat € 2.100,00 (3 punt × tarief € 700,00).
In (voorwaardelijke) reconventie
commissie
4.24. Niet in geschil is tussen partijen dat Bureko en Harrison in 2005 zijn overeengekomen dat Harrison een commissie van £ 50.000,00 zou ontvangen, indien zij een koper voor het reuzenrad zou aandragen. In dat kader heeft Harrison Yorkshire Carousel in contact gebracht met Bureko, waarop Yorkshire Carousel het reuzenrad van Bureko heeft gekocht. Van het overeengekomen commissiebedrag heeft Bureko een bedrag van
£ 30.000,00 aan Harrison voldaan, zodat een bedrag van £ 20.000,00 onbetaald is gelaten, welk bedrag Harrison thans vordert.
4.24.1. Bureko heeft de verschuldigdheid van de vordering betwist. Met betrekking tot het eerste door Bureko aangevoerde verweer, inhoudende dat de transactie nimmer volledig is afgewikkeld, hetgeen bepalend was voor de verschuldigdheid van de overeengekomen commissie door Bureko, wordt het volgende overwogen.
Harrison heeft onbetwist gesteld dat Yorkshire Carousel ter financiering van het reuzenrad een overeenkomst van geldlening had gesloten met Haydock Finance. Tot zekerheid van de terugbetaling van de lening door Yorkshire Carousel had Haydock Finance een pandrecht op het reuzenrad bedongen. Met het geleende geld heeft Yorkshire Carousel vervolgens de koopsom van het reuzenrad aan Bureko voldaan, waarna de levering van het reuzenrad aan Yorkshire Carousel heeft plaatsgevonden. Anders dan Bureko is de kantonrechter van oordeel dat de transactie tussen Bureko en Yorkshire Carousel hiermee volledig is afgewikkeld. De enkele omstandigheid dat Bureko uiteindelijk het reuzenrad weer heeft (terug)gekocht van Haydock Finance, die - nadat Nadat Yorkshire in gebreke was gebleven om aan haar betalingsverplichting jegens Haydock Finance te voldoen - haar pandrecht heeft uitgewonnen en het reuzenrad te gelde heeft gemaakt, maakt het oordeel niet anders. Dat het is mis gelopen in de rechtsverhouding tussen Haydock Finance en Yorkshire Carousel kan immers niet aan Harrison worden tegengeworpen.
4.24.2. Ook het verweer van Bureko dat de vordering uit hoofde van de commissie zou zijn verjaard dient naar het oordeel van de kantonrechter te worden gepasseerd. Ingevolge artikel 3:307 BW, waarin is bepaald dat een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen (zoals in het onderhavige geval) verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de vordering opeisbaar is geworden, zou de vordering tot betaling van de commissie in 2010 verjaren. Bij brief van 20 januari 2009 heeft Harrison ondubbelzinnig aan Bureko medegedeeld dat zij zich haar recht op nakoming met betrekking tot de openstaande commissie ("outstanding commission") voorbehoudt. Hiermee heeft Harrison tijdig een stuitingshandeling in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW, waarin is bepaald dat de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door onder andere een schriftelijke mededeling, waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt, verricht. De vordering is hierdoor gestuit, waarna een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen met de aanvang van de volgende dag, te weten 21 januari 2009, en ingevolge artikel 3:307 BW op 21 januari 2014 zou eindigen. Nu deze datum na de datum van dagvaarding, te weten 16 augustus 2010, ligt kan niet geoordeeld worden dat de vordering uit hoofde van de commissie is verjaard.
4.24.3. Tot slot dient ook het meer subsidiaire verweer van Bureko, inhoudende dat in de huurovereenkomst is bepaald dat Bureko het restant van de commissie niet meer aan Harrison verschuldigd zou zijn, gepasseerd te worden. Anders dan door Bureko is betoogd, volgt dit ook niet uit de huurovereenkomst. Immers, in de huurovereenkomst is in de paragraaf "Miscellaneous" (sub 2.2) enkel bepaald dat Harrison de reeds ontvangen commissie niet hoeft terug te betalen. Deze, aldus Harrison loze, bepaling brengt niet met zich dat Bureko het restant van de commissie ingevolge de huurovereenkomst niet meer verschuldigd zou zijn.
4.25. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de kantonrechter de vordering tot betaling van het openstaande commissiebedrag ad £ 20.000,00 toewijzen.
stallingskosten
4.26. Voorts vordert Harrison betaling van een bedrag van £ 20.000 ter zake stallingskosten over de periode van 20 november 2008 tot en met 9 december 2008, gedurende welke tijd het reuzenrad op het terrein van Harrison heeft gestaan. Vastgesteld moet worden dat partijen noch in de tussen hen op 14 maart 2008 gesloten huurovereenkomst noch in een aparte daartoe opgemaakte (huur)overeenkomst zijn overeengekomen dat Harrison gerechtigd zou zijn stallingskosten bij Bureko in rekening te brengen gedurende de periode dat het reuzenrad na 20 november 2008, zijnde de datum waarop het reuzenrad ingevolge de huurovereenkomst van het terrein van Harrison verwijderd diende te zijn, zich op het terrein van Harrison zou bevinden. De enkele omstandigheid dat Harrison bij e-mailbericht van 20 november 2008 aan Bureko heeft aangegeven dat, indien zij nalatig bleef het reuzenrad te verwijderen, Bureko vanaf die datum diende te gaan betalen voor de opslag van het reuzenrad op het terrein van Harrison, en wel een bedrag van £ 1.000,00 per dag, maakt dit niet anders.
4.27. De kantonrechter acht de vordering gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dan ook niet toewijsbaar.
onverschuldigde betaling btw
4.28. Gelet op hetgeen de kantonrechter in conventie in rechtsoverweging 4.6 tot en met 4.8 heeft overwogen met betrekking tot de door Bureko bij Harrison in rekening gebrachte btw, dient naar zijn oordeel een beroep op onverschuldigde betaling door Harrison te worden gehonoreerd. Van onverschuldigde betaling is immers sprake indien de betaling is gedaan zonder rechtsgrond, waarvan in onderhavige zaak sprake is. De vordering tot betaling van een bedrag van £ 10.211,05 in verband met de door Bureko ten onrechte ontvangen btw zal dan ook worden toegewezen.
wettelijke rente
4.29. Met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf 20 november 2008 overweegt de kantonrechter het volgende. Wettelijke rente is verschuldigd over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening van een geldsom in verzuim is, welk verzuim intreedt dan wel wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld dan wel wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen. Nu noch van een ingebrekestelling noch van een verstrijken van een fatale termijn is gebleken, acht de kantonrechter de wettelijke rente niet eerder toewijsbaar dan vanaf 9 maart 2011, zijnde de dag der conclusie van antwoord tevens eis in reconventie.
proceskosten
4.30. Bureko zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Harrison vastgesteld als volgt:
- salaris advocaat € 1.800,00 (3 punt × tarief € 600,00).
De gevorderde wettelijke rente hierover zullen eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn waarbinnen deze kosten moet zijn voldaan op veertien dagen na betekening van dit vonnis zal worden bepaald.
5. Beslissing
De kantonrechter
In conventie:
5.1. verklaart Roodberg niet ontvankelijk in haar vorderingen;
5.2. wijst af hetgeen door Bureko is gevorderd;
5.3. veroordeelt Bureko en Roodberg hoofdelijk, met dien verstande dat indien de één betaalt de ander in zoverre zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure aan de zijde van Harrison tot op heden vastgesteld op € 2.100,00;
5.4. verklaart dit vonnis met betrekking tot voorgaande proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie:
5.5. veroordeelt Bureko tot betaling aan Harrison van een bedrag groot £ 30.211,05 (zegge: dertigduizend tweehonderd elf pound en vijf pence), te vermeerderen met de wettelijke rente over bovengenoemd bedrag vanaf 9 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.6. veroordeelt Bureko in de proceskosten, aan de zijde van Harrison tot op heden vastgesteld op € 1.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis volledig zijn voldaan;
5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2012.
C 151