ECLI:NL:RBLEE:2012:BW6247

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
385163 EZ VERZ 12-28
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van een nalatenschap met negatieve activa

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 24 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift met betrekking tot de vereffening van de nalatenschap van [B], die overleden is te Groningen. Verzoekster, [A], heeft het verzoek ingediend om de vereffening van de nalatenschap op te heffen, omdat de activa van de nalatenschap negatief zijn. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een schuldenoverzicht en een verklaring van erfrecht, en heeft vastgesteld dat de nalatenschap een saldo van minstens € 12.000,00 negatief vertoont, met slechts een klein bedrag op de bankrekening van de erflaatster.

Verzoekster heeft ook verzocht om de vereffening kosteloos te laten plaatsvinden, verwijzend naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de wettekst van artikel 4:209 BW en het doel van de wettelijke vereffeningsprocedure geen ruimte bieden om zowel een kosteloze vereffening als de opheffing van de vereffening in één beschikking te bevelen. Dit zou in strijd zijn met de bedoeling van de wet, die is ontworpen om de belangen van schuldeisers te beschermen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om het verzoek tot kosteloze vereffening af te wijzen en het verzoek om opheffing van de vereffening toe te wijzen. De kantonrechter heeft de vereffeningskosten vastgesteld op € 1.606,50, die ten laste van de boedel moeten worden gebracht. De opheffing van de vereffening zal worden ingeschreven in het boedelregister, zonder dat bekendmaking in de Staatscourant nodig is, aangezien er geen benoemde vereffenaar is. Deze beslissing is genomen in het belang van de schuldeisers, gezien de negatieve activa van de nalatenschap.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak/rolnr: 385163 EZ VERZ 12-28
boedelregisternummer: 31776
beschikking van de kantonrechter d.d. 24 april 2012
op verzoek van:
[A], erfgename,
handelende voor zich en als gevolmachtigde van de overige erfgenamen,
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.G. Veenstra van kantoor Hellema Notaris,
inzake de nalatenschap van:
[B],
geboren in de gemeente Oostdongeradeel op [datum],
en overleden te Groningen op [datum],
laatst gewoond hebbende te [woonplaats],
hierna te noemen erflaatster.
De procedure
1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift ex artikel 4:209 BW, ingekomen ter griffie op 12 maart 2012;
- een schuldenoverzicht van de nalatenschap;
- een verklaring van erfrecht;
- een declaratie van de notaris van 1 maart 2012;
- een urenspecificatie van deze declaratie;
- drie boedelvolmachten.
2. De behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van dinsdag 24 april 2012. Verzoekster en haar gemachtigde zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
Het verzoek
2.1. Verzoekster doet uit hoofde van artikel 4:199 lid 2 BW mededeling aan de kantonrechter dat de schulden de baten overtreffen. Het ligt volgens verzoekster, gezien het saldo van de nalatenschap en het gebrek aan baten, niet voor de hand om aan de mededeling de aanwijzing te verbinden om een vereffenaar te benoemen
2.2 Verzoekster verzoekt voorts om de verplichting de nalatenschap overeenkomstig afdeling 4.6.3. BW te vereffenen op te heffen, aangezien de geringe waarde der baten daartoe aanleiding geeft. Uit de voorlopige beschrijving van de nalatenschap blijkt dat het saldo van de nalatenschap minstens € 12.000,00 negatief is. Op de bankrekening ten name van erflaatster staat een bedrag van plusminus € 136,00.
2.3. Verzoekster verzoekt tevens op grond van art. 4:209 lid 1 BW te beschikken dat de vereffening kosteloos geschiedt, aangezien de geringe waarde der baten van de nalatenschap daartoe aanleiding geeft. Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 juli 2011, LJN BT2665 stelt verzoekster dat het gevolg daarvan is dat aan de indiening van dit verzoekschrift geen griffierecht is verbonden en de vereffening een einde neemt.
2.4. Verzoekster verzoekt daarnaast om de vereffeningskosten conform de declaratie van de notaris vast te stellen op € 1.606.50 en ten laste van de boedel te brengen.
Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 september 2006, LJN A7923, stelt verzoekster dat dit met zich meebrengt dat de gerealiseerde baten van de nalatenschap ten volle worden aangewend tot voldoening van de vereffeningskosten.
2.5. Verzoekster verzoekt tot slot om af te zien van de uit hoofde van art. 4:209 lid 4 BW geldende bekendmakingseisen.
De beoordeling
3. De kantonrechter heeft kennis genomen van de mededeling dat de schulden van de beneficiair aanvaarde nalatenschap de baten overtreffen. Gelet op de navolgende overwegingen zal de kantonrechter daar niet de aanwijzing tot het laten benoemen van een vereffenaar aan verbinden.
4. Verzoekster en de overige erfgenamen hebben de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard. In dat geval zijn de erfgenamen gezamenlijk vereffenaar.
Ingevolge de beneficiaire aanvaarding zijn op grond van het bepaalde in artikel 4:202 lid 1 sub a BW de in boek 4, titel 6, afdeling 3 BW gegeven voorschriften inzake de wettelijke vereffening van toepassing.
Ratio van de verplichting de nalatenschap te vereffenen volgens de regels van artikel 4:202 BW en verder is om daarmee (primair) voor de belangen van de schuldeisers van de nalatenschap te waken. Het doel van de vereffeningsprocedure is dan ook te komen tot een geordende afwikkeling van de nalatenschapsboedel met waarborgen voor de schuldeisers.
In verband hiermee bevat de wettelijke regeling bepalingen omtrent het voor schuldeisers ter inzage leggen van gegevens betreffende de omvang en de samenstelling van de boedel en de (openlijke) oproeping van schuldeisers. Indien de concrete omstandigheden van het geval echter met zich meebrengen dat de belangen van de schuldeisers met een zodanige vereffening niet gediend zullen zijn, bestaat er de mogelijkheid om voor (bepaalde verplichtingen inzake) de vereffening een ontheffing te verlenen, zoals onder andere opgenomen in artikel 4:209 BW.
5. Lid 1 van artikel 209 BW bepaalt dat de kantonrechter op verzoek van de vereffenaar of een belanghebbende opheffing van de vereffening dan wel een kosteloze vereffening kan bevelen, indien de geringe waarde der baten van een nalatenschap daartoe aanleiding geeft.
6. In het geval van de kosteloze vereffening dienen de vereffeningsverplichtingen gevolgd te worden, maar komen bepaalde kosten die met de wettelijke vereffening gemoeid zijn ten laste van de Staat, zoals het griffierecht en publicatiekosten.
Waar echter geen baten aanwezig of te realiseren zijn, of deze baten (naar verwachting) niet toereikend zijn om de kosten te dragen, heeft vereffening geen zin meer.
In dat geval moet de wettelijke vereffening opgeheven kunnen worden, opdat de schuldeisers van de nalatenschap niet onnodig verstoken blijven van hun individuele executiemiddelen.
Opheffing van de wettelijke vereffening kan daarnaast plaatsvinden als uit de activa slechts de preferente crediteuren en de vereffeningskosten kunnen worden voldaan. In dat geval is de afweging gemaakt dat de waarborgen die de wettelijke vereffening met zich meebrengt niet opwegen tegen de kosten die gepaard gaan met de wettelijke vereffening.
6. De wettekst van art. 4:209 BW en het doel waarvoor de wettelijke vereffeningsprocedure is ingesteld laten naar het oordeel van de kantonrechter geen ruimte om in één beschikking zowel de kosteloze vereffening als de opheffing van de vereffening te bevelen.
Een dergelijke beslissing zou met zich meebrengen dat de kosteloze vereffening wordt uitgesproken met het doel om het aan het verzoek tot opheffing verbonden griffierecht ten laste van de Staat te brengen. Daarmee wordt naar het oordeel van de kantonrechter de kosteloze vereffening aangewend voor een oneigenlijk doel.
7. In onderhavig geval ziet de kantonrechter geen aanleiding om de kosteloze vereffening uit te spreken, nu uit de activa slechts een deel van de vereffeningskosten kunnen worden voldaan en voortzetting van de vereffening gelet op het gebrek aan activa niet zinvol is te achten. De kantonrechter acht opheffing van de vereffening in deze zaak dan ook de meest passende maatregel.
De kantonrechter zal om die reden het verzoek tot kosteloze vereffening afwijzen en het verzoek om opheffing van de vereffening toewijzen.
8. Tot de vereffeningskosten worden ook gerekend de kosten van de notaris voor zover deze betrekking hebben op door de vereffenaar gevraagd advies inzake de vereffening.
Gelet op de overgelegde declaratie en urenspecificatie van de notaris zal de kantonrechter het bedrag van de reeds gemaakte vereffeningskosten vaststellen op € 1.606,50 en bepalen dat dit bedrag ten laste van de boedel moet worden gebracht.
9. Ingevolge artikel 4:209 lid 4 BW wordt de opheffing van de vereffening op dezelfde wijze ingeschreven en bekend gemaakt als de benoeming van een vereffenaar.
Nu er in dit geval geen sprake is van een door de rechter benoemde vereffenaar, volstaat inschrijving van de vereffening in het boedelregister door de griffier en kan worden afgezien van de bekendmaking van de opheffing in de Staatscourant.
Beslissing
De kantonrechter:
beveelt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van [B],
geboren in de gemeente Oostdongeradeel op [datum] en overleden te Groningen op [datum], laatst gewoond hebbende te [woonplaats];
stelt het bedrag van de vereffeningskosten vast op € 1.606,50 en bepaalt dat dit bedrag ten laste van de boedel moet worden gebracht;
bepaalt dat kan worden afgezien van bekendmaking van de opheffing van de vereffening in de Staatscourant;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2012, door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.
c 69