ECLI:NL:RBLEE:2012:BW5896

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1558, AWB 11/1559 en AWB 11/1588
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit van de gemeente Leeuwarden inzake boventalligheid en WOB-verzoek van een beiaardier

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam eiser], een beiaardier, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden. De zaak betreft een WOB-verzoek van [naam eiser] en de daaropvolgende besluiten van het college met betrekking tot zijn functie als beiaardier, die per 1 januari 2011 kwam te vervallen. Het college had op 12 januari 2011 een aantal documenten verstrekt aan [naam eiser] in reactie op zijn WOB-verzoek, maar dit leidde tot bezwaar van [naam eiser]. Hij stelde dat het college niet alle relevante documenten had verstrekt en dat de besluiten onterecht waren genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 16 maart 2011 van het college geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevatte, waardoor het college het bezwaarschrift tegen deze brief terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college de juiste procedure had gevolgd en dat de verstrekte documenten voldoende waren. Bovendien werd opgemerkt dat de gemeenteraad van Leeuwarden had besloten tot bezuinigingen, waaronder het beëindigen van het bespelen van het carillon, wat leidde tot de boventalligheid van [naam eiser].

De rechtbank concludeerde dat de beroepen van [naam eiser] ongegrond waren, omdat de gemeenteraad het primaat heeft in begrotingsbesluiten en dat er geen onzorgvuldigheden waren aangetoond in de uitvoering van deze besluiten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 mei 2012.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11/1558, AWB 11/1559 en AWB 11/1588
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2012 in de zaken tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser (hierna: [naam eiser]),
gemachtigde: mr. G.F. Kortooms, werkzaam bij de Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaars Vereniging (KNTV) te Amsterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigden: I. Zittema en J.C. Lens, beiden werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 2 december 2010 heeft het college [naam eiser] meegedeeld dat zijn functie van beiaardier vanaf 1 januari 2011 komt te vervallen en dat hij vanaf die datum boventallig wordt (boventalligheidsverklaring).
Tegen dit besluit heeft [naam eiser] bij brief van 23 december 2010 bezwaar gemaakt bij het college. In deze brief heeft hij het college tevens verzocht, met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB), om toezending van kopieën van alle gemeentelijke boventalligheidsverklaringen.
In reactie op het WOB-verzoek heeft het college bij besluit 12 januari 2011 de navolgende stukken toegezonden aan [naam eiser]:
- het Collegeprogramma Gemeente Leeuwarden 2010-2014;
- het collegevoorstel van 21 september 2010 (Programmabegroting 2011) aan de raad van de gemeente Leeuwarden (hierna: de raad);
- het besluit van de raad van 10 november 2010 (inclusief bijlagen A en B).
In het besluit van 12 januari 2011 heeft het college [naam eiser] verder meegedeeld dat een aan de raad gerichte brief van 8 september 2010 van de Nederlandse Klokkenspelvereniging door de raad is behandeld op de inspraakavond over de begroting. Daarnaast is [naam eiser] gewezen op twee internetadressen waarop de beeldverslagen die van de inspraakavond zijn gemaakt te vinden zijn.
Tegen het besluit van 12 januari 2011 heeft [naam eiser] bij brief van 15 februari 2011 bezwaar gemaakt bij het college.
Bij brief van 4 maart 2011 heeft [naam eiser] het college in gebreke gesteld voor het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift van 23 december 2010. Bij brief van 16 maart 2011 heeft het college gereageerd op deze ingebrekestelling en de besluitvorming op het bezwaarschrift van 23 december 2010 met toepassing van artikel 7:10, derde lid, van de Awb met zes weken verdaagd. Bij brief van 20 april 2011 heeft [naam eiser] bij het college bezwaar gemaakt tegen de brief van 16 maart 2011.
Bij besluit op bezwaar van 31 mei 2011 heeft het college zijn besluit van 12 januari 2011 gehandhaafd. Tegen dit besluit heeft [naam eiser] op 6 juli 2011 beroep ingesteld (AWB 11/1559).
Bij besluit op bezwaar van 1 juni 2011 heeft het college zijn besluit van 2 december 2010 gehandhaafd. Tegen dit besluit heeft [naam eiser] op 5 juli 2011 beroep ingesteld (AWB 11/1558).
Bij besluit op bezwaar van 28 juni 2010 heeft het college het bezwaarschrift tegen de brief van 16 maart 2011 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft [naam eiser] op 7 juli 2011 beroep ingesteld (AWB 11/1588).
De zaken zijn gevoegd behandeld op 27 januari 2012, waarbij [naam eiser] in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting hebben partijen afgesproken nader overleg te voeren om te trachten de kwesties in der minne op te lossen. Bij brief van 24 februari 2012 heeft [naam eiser] de rechtbank laten weten dat geen overeenstemming is bereikt over een minnelijke oplossing en de rechtbank verzocht om uitspraak te doen. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Op grond van de artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb kan slechts bezwaar en beroep worden ingesteld tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank oordeelt dat de brief van 16 maart 2011 geen besluit in de zin van deze bepaling bevat. In de brief heeft het college informatieve mededelingen gedaan over de bezwaarprocedure tegen de boventalligheidsverklaring en de beslissing op het bezwaarschrift verdaagd, met toepassing van artikel 7:10, derde lid, van de Awb. Tegen een verdagingsbesluit kan op grond van artikel 8:4, aanhef en onder j, van de Awb geen beroep worden ingesteld. Dit betekent dat tegen een dergelijke beslissing ook geen bezwaar gemaakt kan worden. Het college heeft het bezwaarschrift tegen de brief van 16 maart 2011 derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2 Het college heeft aangegeven dat er geen overzicht van gemeentelijke boventalligheidsverklaringen bestaat. In beroep heeft [naam eiser] dit niet betwist. Voor wat betreft de door het college verstrekte stukken heeft [naam eiser] niet gesteld dat deze stukken onvolledig zijn of dat het college meer stukken openbaar had kunnen en moeten maken. Het college heeft aan [naam eiser] verstrekt wat het op basis van het WOB-verzoek van [naam eiser] had kunnen verstrekken. [naam eiser] heeft dit ook niet betwist.
3. In het Collegeprogramma Gemeente Leeuwarden 2010-2014 van mei 2010 is afgesproken om in de periode 2010-2014 te bezuinigen op de bedrijfsvoering en het personeel. In dit kader is er onder meer voor gekozen om het bespelen van het carillon te beëindigen. Dit levert een jaarlijkse bezuiniging van € 10.000 op. In november 2010 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden ingestemd met deze bezuiniging. Zoals de bezwaarschriftencommissie, kamer voor personeelsaangelegenheden, van de gemeente Leeuwarden heeft aangegeven, behoort het nemen van begrotingsbesluiten tot het primaat van de politiek en kunnen tegen een besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van de begroting geen rechtsmiddelen worden aangewend. Met zijn beroep kan [naam eiser] dus niet bereiken dat de bezuiniging op het carillon ongedaan wordt gemaakt. Het is de rechtbank niet gebleken dat de uitvoering van het begrotingsbesluit ten aanzien van [naam eiser], het wegbezuinigen van zijn functie als beiaardier, onzorgvuldig is geweest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de gemeenteraad op de door het college voorgestelde begroting een inspraakronde heeft gehouden. [naam eiser] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Daarbij is hij bijgestaan door de Nederlandse Klokkenspelvereniging. Verder zijn met [naam eiser] in juni 2010 en vanaf november 2010 gesprekken gevoerd over (de consequenties van) het wegbezuinigen van zijn functie en de mogelijkheden voor ander werk bij de gemeente Leeuwarden. Dit heeft er in geresulteerd dat [naam eiser] momenteel werkzaam is in een andere functie bij de gemeente Leeuwarden.
4. Uit het voorgaande volgt dat de beroepen ongegrond zijn.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2012.
w.g. griffier
w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.