zaaknummer / rolnummer: 119174 / KG ZA 12-111
Vonnis in kort geding van 9 mei 2012
1. [ouder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [ouder 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. N.E. van Uitert te Drachten,
de vereniging
SPORTVERENIGING W.I.K. - F.T.C.,,
gevestigd te Heerenveen,
gedaagde,
advocaat mr. G.E. Koopman te Heerenveen.
Eisers zullen hierna gezamenlijk "[de ouders]" en afzonderlijk "[ouder 1]" en "[ouder 2]" worden genoemd. Gedaagde zal hierna "WIK-FTC" worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 1 mei 2012
- de pleitnota van WIK FTC
- de aan [de ouders] verleende machtiging van de kantonrechter, d.d. 1 mei 2012, die met wederzijds goedvinden na de mondelinge behandeling in het geding is gebracht.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [ouder 1] en [ouder 2] zijn de ouders van [het kind] (hierna te noemen: [het kind]), geboren in 2005.
2.2. [het kind] turnde vanaf september 2010 bij een vereniging in Leek, waar op regionaal niveau wordt getraind. Vanwege zijn groei in niveau is [het kind] medio 2011 aangemeld bij turnvereniging WIK-FTC, waar ook op landelijk niveau kan worden getraind. In juni 2011 heeft [het kind] een training onder leiding van [A] (hierna te noemen: [A]) bijgewoond.
2.3. Op 20 juli 2011 heeft [ouder 1] een e-mailbericht aan [B], de hoofdtrainer van WIK-FTC, gestuurd, met - voor zover van belang - onder meer de volgende inhoud:
"Dag [B],
(…)
Ik wilde [het kind] bij WIK-FTC laten trainen voor een proefperiode van 6 maanden, is dat mogelijk?
(…)
Het voorstel van de proefperiode heb ik ook al neergelegd bij [A]. Maar omdat jij de hoofdtrainer bent, moet jij nog wel goedkeuring geven."
2.4. Op 2 september 2011 heeft [A] een e-mailbericht aan [ouder 1] gestuurd, met - voor zover van belang - onder meer de volgende inhoud:
"Je hebt van [B] een mail ontvangen zover ik weet en wij zouden het nog even kortsluiten. Wij vinden het prima en ook leuk dat [het kind] bij ons wil komen trainen met een proefperiode tot 1 jan. Dit hebben we met het bestuur afgesproken."
2.5. Tussen partijen is afgesproken dat [het kind] tijdens een proefperiode tot en met 31 december 2011 twee keer in de week in een groep onder leiding van [A] zal trainen en dat in november 2011 zal worden beoordeeld in welke groep [het kind] daarna wordt geplaatst.
2.6. In december 2011 heeft het bestuur van WIK-FTC besloten dat [het kind] in aanmerking komt voor plaatsing in de voorbereidingsgroep, waarin op regionaal niveau wordt getraind. Tijdens een gesprek op 30 december 2011 tussen [de ouders] en de secretaris van WIK-FTC is afgesproken dat [het kind], bij wijze van compromis en in afwijking van de reguliere groepsindeling, zal worden geplaatst in een groep van [A]. Het bestuur van WIK-FTC heeft hieraan de voorwaarde verbonden dat [het kind] meedoet aan wedstrijden op het regionale niveau.
2.7. Nadat [de ouders] [het kind] heeft teruggetrokken van deelname aan een wedstrijd, heeft het bestuur van WIK-FTC [het kind] bij brief van 22 februari 2012 geroyeerd als lid van de vereniging. Na een gesprek tussen [de ouders] en de voorzitter en secretaris van WIK-FTC op 8 maart 2012, heeft het bestuur van WIK-FTC op 24 maart 2012 een brief gestuurd aan [de ouders], waarin - voor zover van belang - onder meer het volgende opgenomen:
"Binnen het bestuur en met de betrokken trainers is de ontstane situatie besproken. Tevens hebben wij advies gevraagd en gekregen van de KNGU. Bij deze geven wij aan dat het besluit tot royement van [het kind] wordt ingetrokken, dat wil zeggen dat [het kind] lid kan blijven van WIK-FTC. Rest de vraag in welke groep [het kind] geplaatst zal worden. Na de proefperiode eind december 2011 is toegestaan dat [het kind] volledig traint in de groep van [A], op uitdrukkelijk verzoek van de ouders, hoewel dat een uitzondering is op de normale groepsindeling. Achteraf gezien is dat niet de beste oplossing gebleken, gezien de problemen met de wedstrijdvoorbereiding die dat heeft opgeleverd.
Alles overziende willen we [het kind] een nieuwe kans geven in de voorbereidingsgroep op maandagmiddag van 16.00 tot 17.30 uur onder leiding van [C] (…) en op donderdagavond van 18.30 tot 21.00 uur onder leiding van [A]."
2.8. Bij brief van 4 april 2012 heeft de advocaat van [de ouders] de voorzitter van WIK-FTC gesommeerd om uiterlijk 10 april 2012 te bevestigen dat [het kind] wordt toegelaten tot de trainingen van [A] op de maandag- en de woensdagavond.
2.9. De advocaat van WIK-FTC heeft op 12 april 2012 een brief gestuurd aan de advocaat van [de ouders] - welke brief met goedvinden van partijen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in het geding is gebracht -, waarin - voor zover van belang - het volgende is opgenomen:
"Het bestuursbesluit in casu
Gezien de voorgeschiedenis en de brief die u namens cliënten hebt gezonden spreekt het voor zich dat er thans behoefte bestaat aan duidelijkheid. Om die reden heeft het bestuur in samenspraak met de betreffende trainers, waaronder de hoofdtrainer de heer {D}, de situatie volledig opnieuw in overweging genomen en beoordeeld.
Zoals u al aangeeft zijn ook de trainers van de vereniging van mening dat [het kind] in potentie over talent beschikt. Echter, alle omstandigheden in overweging nemende is [het kind] thans onvoldoende ontwikkeld om uit te komen in de Benjamins Talenten Divisie. Niet moet worden uitgesloten dat [het kind] in de nabije toekomst wél in deze divisie zal uitkomen. De huidige situatie van [het kind] laat dit echter niet toe. Overigens moet worden opgemerkt dat de vereniging zich niet op deze divisie richt omdat dit niet binnen de missie en visie van de vereniging past.
Het besluit van het bestuur is dat [het kind] vooralsnog wordt geplaatst in de groep van maandagmiddag 16.00 tot 17.30 uur (recreatie/voorbereiding groep). Indien [het kind] aan wedstrijden wenst deel te nemen is er aanvullend een mogelijkheid tot trainen op woensdagmiddag van 16.30 tot 19.00 uur in de voorbereidingsgroep. Aan het trainen in deze laatste groep is de verplichting verbonden om aan de wedstrijden deel te nemen waar de vereniging hem voor opgeeft, conform de regels in het informatieboekje Turnen heren."
2.10. In de statuten van WIK-FTC is - voor zover van belang - onder meer het volgende opgenomen:
"Doel
Artikel 3.
De vereniging heeft ten doel:
1. het bevorderen en het doen bevorderen van het menselijk bewegen door het beoefenen van de gymnastiek in welke verschijningsvorm dan ook;
2. alles te doen wat tot het in lid 1 genoemde doel bevorderlijk kan zijn.
Verplichtingen van de leden
Artikel 6.
1. De leden van de vereniging zijn verplicht:
(…)
c. de statuten en het huishoudelijk reglement alsmede de besluiten van de organen van de KNGU na te leven.
Huishoudelijk reglement
Artikel 22.
(…)
4. De statuten en het huishoudelijk reglement mogen geen bepalingen bevatten die strijdig zijn met de statuten en het huishoudelijk reglement van de KNGU."
2.11. In de gedragsregels van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) is - voor zover van belang - onder meer het volgende opgenomen:
"7.0.01. Begripsbepalingen
In deze gedragsregels wordt verstaan onder:
begeleider
a. sporttechnisch kader (trainers, coaches, leraren);
b. sportorganisatorisch en facilitair kader (leiders, begeleiders, wedstrijdfunctionarissen, onderhoudmedewerker, enzovoort);
c. bestuurskader.
7.1.02. De begeleider stelt in overleg met gymnasten en, indien minderjarig tevens met hun ouders, afhankelijk van het niveau, concrete doelen vast."
3.1. [de ouders] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestuursbesluit van 12 april 2012, inhoudende de indeling van [het kind] in een recreantengroep, schorst en WIK-FTC gebiedt [het kind] weer toe te laten tot de trainingen verzorgd door mevrouw J. [A] op maandag- en woensdagavond, met veroordeling van WIK-FTC in de kosten van de procedure.
3.2. WIK-FTC voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.
4. Het geschil
4.1. [de ouders] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het besluit van het bestuur van WIK-FTC van 12 april 2012 vernietigbaar is wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 2:15 lid 1 sub b BW. [de ouders] stelt daartoe het volgende. Uit artikel 6 lid 1 sub c van de statuten van WIK-FTC kan worden afgeleid dat niet alleen een verenigingslid, maar ook de vereniging zelf de gedragsregels van de KNGU dient na te leven. In die gedragsregels is opgenomen dat de trainer in overleg met de ouders de concrete doelen voor een minderjarige gymnast vaststelt. In casu heeft WIK-FTC eenzijdig - en derhalve in strijd met artikel 7.1.02 van de gedragsregels van de KNGU - beslist dat [het kind] in de voorbereidingsgroep wordt geplaatst. WIK-FTC heeft aldus ook in strijd gehandeld met de afspraak met de toenmalige hoofdtrainer, [B], om [het kind] het landelijke traject te laten volgen. Met dat doel is [het kind] lid geworden van WIK-FTC; het regionale niveau van de vereniging in Leek was te laag voor hem. Daarnaast beschikt WIK-FTC over deskundige trainers en goede faciliteiten. Uit het e-mailbericht van 2 september 2011 volgt dat is toegezegd dat [het kind] op landelijk niveau mocht trainen. In de groep van [A], die een team op landelijk niveau traint, is [het kind] op zijn plaats, hetgeen ook door [A] wordt bevestigd. Na het besluit van WIK-FTC bij brief van 24 maart 2012 heeft [het kind] met de voorbereidingsgroep op maandag getraind, alwaar bleek dat de voorbereidingsgroep geen selectie-, maar een recreantengroep is. Bovendien blijkt de trainer van deze groep niet over een licentie te beschikken waarmee hij kinderen op het niveau van [het kind] mag trainen. Het bestuur van WIK-FTC heeft nooit met [het kind] overlegd over zijn wensen, hetgeen wel op haar weg had gelegen.
4.2. WIK-FTC betwist de vordering en voert tot haar verweer het volgende aan. Zij is als vereniging vrij in het vormgeven van haar doelstelling. Tot die vrijheid behoort ook de indeling in groepen. Bij de groepsindeling spelen onder andere de leeftijd en de technische en fysieke ontwikkeling van de turner alsmede de beschikbaarheid van trainers een rol. Medio 2011 is enkel afgesproken dat [het kind] gedurende de proefperiode van zes maanden in de groep van [A] zou trainen. In die periode is er een nieuwe hoofdtrainer benoemd en is de opzet van de groepen veranderd. Voor de jongere jongens is een aparte voorbereidingsgroep gevormd, van waaruit zij kunnen doorgroeien, ook naar het landelijke niveau. WIK-FTC betwist het potentieel van [het kind] niet, maar acht plaatsing van [het kind] in de voorbereidingsgroep de beste route in zijn ontwikkeling, omdat hij nog niet klaar is voor het landelijke niveau. Bij het besluit tot de indeling in groepen wordt het bestuur van WIK-FTC bijgestaan door een vakkundige trainersstaf. De hoofdtrainer, die normaliter de eerste inschatting van de trainer overneemt, neemt de uiteindelijke beslissing, zoals ook [de ouders] zich blijkens haar e-mailbericht van 20 juli 2011 heeft gerealiseerd, ook al had zij haar eigen ideeën over de plaatsing van [het kind]. Tijdens het gesprek op 8 maart 2012 heeft [de ouders] wederom aangegeven zich te zullen neerleggen bij een nieuw besluit. Naar aanleiding van de sommatie van de advocaat van [de ouders] heeft het bestuur van WIK-FTC in overleg met drie deskundige trainers de situatie van [het kind] opnieuw volledig - en derhalve uiterst zorgvuldig - beoordeeld, hetgeen heeft geresulteerd in een unaniem besluit dat op 12 april 2012 aan de advocaat van [de ouders] is medegedeeld. Turners sporten onder toezicht en verantwoordelijkheid van de vereniging. WIK-FTC dient te waken voor de belangen en de veiligheid van het kind. Bij de indeling in een bepaalde groep houdt WIK-FTC zoveel mogelijk rekening met de wensen van de (ouders van) de leden. Van enige afspraak dat [het kind] enkel door [A] zou worden getraind is geen sprake. Voorts is het onjuist dat [A] alleen maar voor het landelijke niveau traint. Kinderen worden bovendien niet bij een trainer, maar in een groep ingedeeld. Anders dan [de ouders] stelt, is het onjuist dat het bestuur de groepen niet eenzijdig zou mogen indelen. Uit artikel 7.0.01 van de gedragsregels van de KNGU volgt immers dat ook het bestuur van WIK-FTC als begeleider van [het kind] heeft te gelden, terwijl in artikel 7.1.02 niets over de groepsindeling is opgenomen, maar slechts over het vaststellen van concrete doelen. Desondanks heeft ook met betrekking tot de indeling van [het kind] in een groep veelvuldig overleg met [de ouders] plaatsgevonden.
5.1. Het spoedeisend belang van [de ouders] bij de gevraagde voorzieningen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter genoegzaam aangetoond, nu WIK-FTC [het kind] heeft ingedeeld in een groep waarin niet op landelijk niveau wordt getraind, terwijl hij juist vanwege training op landelijk niveau lid is geworden van WIK-FTC en WIK-FTC de voor [het kind] dichtstbijzijnde turnvereniging is die dergelijke trainingen aanbiedt.
5.2. De rechtsverhouding tussen WIK-FTC en [het kind], zijnde een vereniging en een lid van die vereniging, wordt beheerst door het rechtspersonenrecht. Uit artikel 2:8 lid 1 BW volgt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Op grond van artikel 2:15 lid 1 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar wegens strijd met - onder meer -de redelijkheid en billijkheid of wegens strijd met een reglement. Van vernietigbaarheid is sprake als een besluit naar inhoud of totstandkoming in strijd is met de gedragsregel van artikel 2:8 BW. Toetsingsmaatstaf daarbij is, volgens vaste jurisprudentie, de vraag of het orgaan dat het besluit heeft genomen bij afweging van álle bij het besluit betrokken belangen van de in artikel 2:8 lid 1 BW bedoelde personen in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen (HR 9 januari 1987, NJ 1987, 959). Dit veronderstelt een marginale toetsing van het bestreden besluit. Het is niet aan de (voorzieningen)rechter om de aan het besluit ten grondslag liggende belangenafweging volledig te toetsen.
5.3. Uit de stellingen van [de ouders] leidt de voorzieningenrechter af dat het belang van [het kind] en zijn ouders is het bereiken door [het kind] van een zo hoog mogelijk niveau in de turnsport, welk belang als zodanig ook niet in strijd is met de doelstelling van WIK-FTC. Kennelijk is [de ouders] van mening dat aan dit belang slechts recht wordt gedaan indien WIK-FTC [het kind] (thans al) in een trainingsgroep onder leiding van [A] plaatst. Anders dan [de ouders] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het niet aannemelijk is dat WIK-FTC een bindende toezegging heeft gedaan aangaande trainingen van [het kind] onder leiding van [A], nu uit het daartoe door [de ouders] aangevoerde e-mailbericht van 2 september 2010 slechts kan volgen dat [het kind] tijdens de proefperiode tot 1 januari 2012 onder leiding van [A] mocht trainen. Weliswaar heeft [het kind] vervolgens nog enige tijd bij [A] getraind, maar WIK-FTC heeft ter zitting genoegzaam toegelicht dat dit op grond van een compromis met [de ouders] is gebeurd. Een (bindende) toezegging, inhoudende dat [het kind] ongeacht het oordeel van (al) zijn trainers over zijn niveau op landelijk niveau zou mogen (blijven) trainen, kan ook daaruit niet worden afgeleid. Ook indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de gedragsregels van de KNGU op dit geschil van toepassing zijn, vloeit daaruit geen verplichting voor WIK-FTC voort om [het kind] in de groep onder leiding van [A] in te delen, nu daarin slechts is opgenomen dat, afhankelijk van het niveau, in overleg met de ouders van de minderjarige gymnast concrete doelen worden vastgesteld. Instemming van de ouders is derhalve geen vereiste.
5.4. Het besluit van WIK-FTC van 12 april 2012 is - naar zij onweersproken heeft gesteld - unaniem en in overleg met de betreffende trainers - waaronder kennelijk ook [A] - en de hoofdtrainer genomen, terwijl tussen partijen niet in geschil is dat WIK-FTC over deskundige trainers beschikt. Aan dit besluit zijn voorafgegaan een besluit van 24 maart 2012, een gesprek met [de ouders] op 8 maart 2012 en correspondentie met (de advocaat van) [de ouders] In het besluit wordt gerefereerd aan het huidige niveau van [het kind] en wordt expliciet gesteld dat ook WIK-FTC niet uitsluit dat [het kind] in de nabije toekomst wel op een hoger niveau zal uitkomen. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat ook het belang van [het kind], te weten het bereiken van een zo hoog mogelijk niveau, door WIK-FTC in de belangenafweging is betrokken. Bovendien heeft WIK-FTC naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht veel waarde gehecht aan het oordeel van haar trainers over het niveau van [het kind]. De vraag of WIK-FTC op grond van de belangenafweging terecht tot het oordeel is gekomen dat de recreatie/voorbereidingsgroep het meest aangewezen traject is voor [het kind] om zich verder te ontwikkelen, valt buiten de reikwijdte van de marginale toetsing door de voorzieningenrechter.
5.5. Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat WIK-FTC in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 12 april 2012 om [het kind] in de voorbereidingsgroep te plaatsen. Van strijd met de redelijkheid en billijkheid of strijd met een reglement in de zin van artikel 2:15 lid 1 sub b en sub c BW - en daarmee vernietigbaarheid van het besluit - is derhalve geen sprake. De voorzieningenrechter acht dan ook niet aannemelijk dat in een bodemprocedure het gewraakte besluit vernietigd zal worden door de rechtbank. Schorsing van het besluit is aldus niet aan de orde. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [de ouders] dan ook afwijzen.
5.6. [de ouders] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WIK-FTC worden vastgesteld op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.391,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [de ouders] in de proceskosten, aan de zijde van WIK-FTC vastgesteld op € 1.391,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2012.?