ECLI:NL:RBLEE:2012:BW3089

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
378892 - CV EXPL 12-65
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een rechtsbijstandsverzekering en terugbetaling van premiebedragen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 11 april 2012, stond de ontbinding van een rechtsbijstandsverzekering centraal. Eiseres, DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., had een vordering ingesteld tegen gedaagde, die een rechtsbijstandsverzekering had afgesloten voor een periode van vijf jaar. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij slechts een jaarcontract had gewild. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en conclusies van antwoord en repliek.

DAS vorderde betaling van een onbetaald premiebedrag van € 289,88, dat door gedaagde niet was voldaan ondanks meerdere aanmaningen. Gedaagde had in de periode van 2011 twee termijnen betaald in de hoop rechtshulp te ontvangen, maar DAS had deze verzoeken om rechtshulp geweigerd. Gedaagde vorderde in reconventie terugbetaling van de door haar betaalde premies, omdat DAS haar rechtsbijstand ten onrechte had geweigerd.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde zich terecht beriep op een tekortkoming van DAS in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. De rechter concludeerde dat DAS niet voldoende had aangetoond dat zij de verzoeken om rechtshulp niet in behandeling hoefde te nemen. Hierdoor werd het beroep van gedaagde op ontbinding van de verzekeringsovereenkomst toegewezen. De vordering van DAS werd afgewezen en DAS werd veroordeeld tot terugbetaling van de betaalde premies aan gedaagde, evenals de proceskosten, die op nihil werden gesteld omdat gedaagde geen professionele rechtsbijstand had ingeschakeld.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Sneek
zaak-/rolnummer: 378892 \ CV EXPL 12-65
vonnis van de kantonrechter d.d. 11 april 2012
inzake
de naamloze vennootschap
DAS NEDERLANDSE RECHTBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Van Arkel Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna DAS en [gedaagde] worden genoemd.
Procesverloop
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie
- de conclusie van dupliek in conventie
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
Motivering
De feiten
2.1. In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.2. [gedaagde] heeft in juli 2007, door haar verzekeringsadviseur [X] Assurantiën B.V., een aanvraag rechtsbijstandsverzekering particulieren in laten vullen en aan DAS doen toekomen.
2.3. [gedaagde] heeft op 26 mei 2011 een premiebedrag ad € 379,50 voldaan en op 6 juni 2011 een bedrag van € 277,28.
2.4. DAS heeft een door [gedaagde] ingediend verzoek om rechtsbijstand tot tweemaal toe niet in behandeling genomen.
2.5. DAS heeft bij factuur d.d. 7 juni 2011 (in de dagvaarding staat kennelijk per abuis 1 juli 2011) een premiebedrag ad € 289,88 aan [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft dit bedrag, ondanks sommaties, onbetaald gelaten.
Het standpunt van DAS
3.1. DAS vordert betaling van de factuur d.d. 1 juli 2011 ad € 289,88, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten ad € 89,25 en wettelijke rente, tot de dag der dagvaarding berekend op € 3,04.
3.2. DAS stelt dat [gedaagde] op 6 juli 2007 een rechtsbijstandsverzekering voor particulieren heeft afgesloten voor de duur van vijf jaar. DAS heeft ter onderbouwing van die stelling het door [gedaagde] ingevulde aanvraagformulier in het geding gebracht. Voor deze verzekering was [gedaagde] jaarlijks een premiebedrag aan DAS verschuldigd.
[gedaagde] heeft de premie over de periode 1 juli 2011 tot 1 juli 2012 ad € 289,88, welk bedrag door DAS bij factuur van 7 juni 2011 aan [gedaagde] in rekening is gebracht, ondanks herinneringen en aanmaningen niet voldaan. DAS heeft daarom haar vordering ter incasso uit handen gegeven.
3.3. Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] en de vordering in reconventie heeft DAS aangevoerd dat betaling van de premie geen garantie biedt voor het in behandeling nemen van de zaak. Het is aan de jurist om bij iedere afzonderlijke zaakmelding te beoordelen of DAS, op grond van de polisvoorwaarden, de zaak in behandeling kan nemen. Bij afwijzing kan nimmer aanspraak worden gemaakt op restitutie van eerder betaalde premie.
Het standpunt van [gedaagde]
4.1. [gedaagde] heeft de vordering betwist. [gedaagde] stelt dat zij in 2007 een jaarcontract wilde en geen overeenkomst voor de duur van vijf jaar.
[gedaagde] heeft op 26 mei 2011 en 6 juni 2011 termijnen van respectievelijk € 379,50 en
€ 277,28 voldaan omdat zij aanspraak wilde maken op rechtshulp. Omdat DAS aangaf dat ze rechtshulp zou kunnen krijgen nadat ze het termijnbedrag van € 379,50 voldeed, heeft [gedaagde] dit gedaan. Vervolgens werd de rechtshulp geweigerd omdat ze niet tijdig betaald had. Omdat DAS haar verzekerde dat ze wel rechtshulp zou krijgen nadat ze nog een termijn had voldaan, heeft [gedaagde] het bedrag van € 277,28 aan DAS betaald. Ook hierna werd de rechtshulp geweigerd omdat het dezelfde zaak betrof.
4.2. [gedaagde] vordert in reconventie terugbetaling van de door haar betaalde bedragen, nu DAS ten onrechte heeft geweigerd haar rechtsbijstand te verlenen. Nakoming is inmiddels niet meer mogelijk omdat de noodzaak voor de rechtsbijstand inmiddels is achterhaald.
De beoordeling van het geschil
5.1. De kantonrechter is van oordeel dat uit het door DAS overgelegde aanvraagformulier blijkt dat [gedaagde] een rechtsbijstandsverzekering heeft aangevraagd voor de duur van vijf jaar. [gedaagde] is in beginsel dan ook gehouden de hiervoor verschuldigde premie aan DAS te voldoen.
5.2. [gedaagde] vordert terugbetaling van de door haar betaalde premiebedragen. Uit het verweer van [gedaagde] blijkt dat zij zich beroept op een tekortkoming aan de zijde van DAS in de nakoming van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst. Nakoming is, zo heeft [gedaagde] onweersproken gesteld, ook niet meer mogelijk. [gedaagde] wenst terugbetaling van de door haar betaalde premiebedragen. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] zich beroept op ontbinding van de verzekeringsovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat dit beroep op ontbinding slaagt. Zij overweegt daartoe dat DAS geen afdoende verweer heeft gevoerd. DAS heeft geen feiten gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij de door [gedaagde] ingediende verzoeken op rechtsbijstand niet in behandeling behoefde te nemen. Uit de enkele algemene stelling dat haar juristen een verzoek om rechtshulp beoordelen, volgt dit niet. Zulks is ook niet bepaald in artikel 5 van de bijzondere voorwaarden. Een nadere toelichting heeft DAS niet gegeven. Daarmee staat als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat DAS ten onrechte de verzoeken van [gedaagde] om rechtshulp niet in behandeling heeft genomen en derhalve dat DAS tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst.
5.3. Uit het vorengaande volgt dat de vordering van DAS zal worden afgewezen en dat de vordering van [gedaagde] zal worden toegewezen.
5.4. DAS zal daarbij als de in het ongelijk te stellen worden veroordeeld in de proceskosten, doch nu [gedaagde] zich niet laat bijstaan door een professioneel gemachtigde, zullen deze kosten aan de zijde van [gedaagde] op nihil worden gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
wijst de vordering van DAS af;
en in reconventie
veroordeelt DAS tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 656,78 (zegge: zeshonderdzesenvijftig euro en achtenzeventig eurocent);
voorts in conventie en in reconventie
verwijst DAS in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M. Jansen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 41