ECLI:NL:RBLEE:2012:BW2507

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113657 - HA ZA 11-534
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding door verzekeraar na brand in café-restaurant door niet-naleving garantieclausule

In deze zaak vorderde het café-restaurant [C] schadevergoeding van de verzekeraar Avéro Achmea na een brand die op 9 mei 2010 had plaatsgevonden. De brand was ontstaan in een keukenkastje onder de bar, en de verzekeraar weigerde dekking op basis van een garantieclausule die niet was nageleefd. De rechtbank oordeelde dat de garantieclausule BZ011, die vereiste dat asbakken na sluitingstijd moesten worden geleegd en afval in een metalen container moest worden gedeponeerd, niet was nageleefd. De rechtbank concludeerde dat de brand was ontstaan door een sigarettenpeuk die naast de afvalbak was gevallen, wat in strijd was met de voorwaarden van de verzekering. De rechtbank stelde vast dat [C] niet had aangetoond dat de schade niet was ontstaan of vergroot door het niet voldoen aan de garantieclausule. De vordering van [C] werd afgewezen, en de rechtbank veroordeelde [C] in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van het naleven van garantieclausules in verzekeringspolissen en de gevolgen van niet-naleving voor schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 113657 / HA ZA 11-534
Vonnis van 4 april 2012
in de zaak van
1. [A],
2. [B],
h.o.d.n. vennootschap onder firma [C],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseressen,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens te 's-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., h.o.d.n. AVÉRO ACHMEA,
gevestigd te Apeldoorn, mede kantoorhoudende te Leeuwarden,
gedaagde,
advocaat: mr. M.F.H.M. van Haastert te Zwolle.
Partijen zullen hierna "[C]" en "Avéro Achmea" genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
In deze procedure zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. "[C]" is een café-restaurant, gevestigd in een bedrijfspand aan [adres] te [plaatsnaam]. Deze horecagelegenheid wordt geëxploiteerd door [A] en [B].
2.2. In voornoemde horecagelegenheid mag worden gerookt. In een keukenkastje onder de bar van het café-restaurant bevindt zich een metalen afvalbak waarin asbakken kunnen worden geleegd en waarin afval kan worden verzameld. Tussen de vloer van het betreffende keukenkastje en de achterwand daarvan bevond zich een opening van ongeveer 1,5 cm.
2.3. [C] heeft bij Avéro Achmea een pakket verzekeringsovereenkomst afgesloten. Daartoe behoorde onder meer een verzekering terzake bedrijfsgebouwen (nummer: [nummer]) en een verzekering terzake roerende zaken (nummer: [nummer]). De oorspronkelijke verzekeringsovereenkomsten zijn in 2003 aangegaan, door tussenkomst van de assurantietussenpersoon van [C].
2.4. Op de verzekeringsovereenkomst(en) zijn een aantal clausules van toepassing, waaronder de clausules BZ011 en BZ081, die op het betreffende clausuleblad zijn vermeld.
Clausule BZ011 luidt:
Afvalemmer (garantie)
Deze bepaling maakt één geheel uit met de clausule "Garantie" op het Clausuleblad. De garantie waaraan u dient te hebben voldaan is:
(Na sluitingstijd) de asbakken legen en het afval verzamelen of deponeren in een metalen emmer, een vlamdovende afvalbak of een metalen container, voorzien van een goed sluitend metalen deksel.
Clausule BZ081 luidt:
Garantie
Wij zijn niet tot schadevergoeding verplicht indien tijdens de duur van deze verzekering aan één of meer garanties niet is voldaan. Dit geldt niet, indien u aannemelijk maakt, dat de schade noch is ontstaan noch vergroot is door het niet voldoen aan één van deze garanties.
2.5. Op 9 mei 2010 heeft zich een brand voorgedaan in het bedrijfspand van [C], waardoor [C] schade heeft geleden. De brand heeft zich beperkt tot een klein gedeelte van het keukenkastje onder de bar van het café. [C] heeft de schade op 10 mei 2010 telefonisch bij Avéro Achmea gemeld.
2.6. Avéro Achmea heeft vervolgens een expert - [D] (hierna te noemen: [D]) - ingeschakeld om een expertiserapport op te stellen naar aanleiding van de schademelding. In het expertiserapport van [D] d.d. 16 juni 2010 is onder meer vermeld:
(…)
3.2. Omschrijving brand- en schadeverloop
De brand in het café is beperkt gebleven tot een kastruimte onder een deel van de in dit café opgestelde bar. Onder het betreffende bargedeelte, een deel waarop de biertap staat, bevindt zich een kastruimte, welke via twee kastdeurtjes bereikbaar is. De brand heeft uitsluitend in een deel van deze kastruimte gewoed (foto's 4 t/m 6). Deze kastruimte wordt derhalve aangeduid als het zogenaamde 'ontstaansgebied' van de brand.
3.3. Expertise ontstaansgebied brand
De voormelde kastruimte onder de bar, het ontstaansgebied van de brand, was als gezegd via twee kastdeurtjes bereikbaar. De kastruimte daarachter betrof een verder niet gescheiden ruimte. Gezien van achter de bar, stonden achter het linker kastdeurtje van de kast onder andere een tweetal kratten met lege flessen (foto 7), Achter het rechter deurtje stond voorts een metalen afvalbak met vlamdovende deksel (foto's 8 en 9). Nadat de voormelde kratten met lege flessen uit de kast waren gehaald, viel op dat op de bodem/vloer van de kast meerdere sigarettenpeuken lagen (foto's 10 en 11). Vervolgens werd de metalen afvalbak uit de kast gehaald en ook hier bleek dat op de kastvloer sigarettenpeuken lagen (foto 12). De afvalbak zelf was gedeeltelijk gevuld met onder andere bierviltjes, lege sigarettenpakjes en peuken (foto 13). Uit de situatie aangetroffen in de afvalbak kon worden afgeleid, dat de brand niet in deze bak is ontstaan. Naast de plaats waar voormelde afvalbak had gestaan, bevond zich een deel van de kastruimte waarin geen goederen of materialen hadden gestaan. Met name ter hoogte van deze plaats bleek dat houten achterwand van de kast ingebrand te zijn (foto 14). Op de bodem van de kast bevond zich een verhoogde houten vloer bestaande uit houten balken met daarop een houten plaat. Tussen deze verhoogde vloer en de achterwand van de bar bevond zich een opening (kier) van circa 1,5 centimeter. Ten einde meer duidelijkheid te krijgen over het verloop van de brand in de kast en de mogelijke vaststelling van de ontstaansplaats, werd de verhoogde houten vloer in delen verwijderd. Na eerst de bovenlaag van de vloerplaat te hebben verwijderd, werden achter/onder de vloer een veelheid aan sigarettenpeuken aangetroffen en bleek een deel van deze houten plaat ter hoogte van de aansluiting met de achterwand, ingebrand te zijn (foto's 15 en 16). Vervolgens werd een groot deel van de vloerplaat verwijderd en bleek dat een ruimte tussen de draagbalk van de vloer en de achterwand van de bar vrijwel geheel gevuld was met sigarettenpeuken. Een gedeelte hiervan was verbrand en ook was de houten balk en het aangrenzende deel van de houten achterwand diep ingebrand (foto's 17 t/m 20). Uit de aangetroffen situatie kon worden afgeleid, dat de brand is ontstaan in de ruimte onder de bodemplaat van de kast en wel tussen de achterwand van de bar en de achterste draagbalk van de vloer, een ruimte die zoals gezegd vol heeft gelegen met sigarettenpeuken. Nadat de verbrande resten in deze ruimte waren verwijderd, bleek dat zich hier juist boven de oorspronkelijke vloer een elektriciteitskabel bevond. Het betrof een VMvK-kabel in een gebeugelde pvc-buis. Plaatselijk bleken de koperkernen van deze kabel 'schoongebrand' te zijn (foto's 21 t/m 23). De onderscheidene draden waren echter niet beschadigd en vertoonden geen sporen van een elektrische sluiting. Hieruit kan worden afgeleid dat de brand onder de bodemplaat van de kast niet geïnitieerd is door een elektrisch/technisch mankement in de daar aanwezige VMvK-kabel. Een elektrisch/technische brandoorzaak kon derhalve met zekerheid worden uitgesloten. Het door de brand beschadigde deel van de stroomkabel werd veiliggesteld en blijft ten behoeve van opdrachtgever alhier bewaard voor de duur van maximaal 12 maanden.
3.4. Elektrische installatie
Bij de ingestelde visuele inspectie zijn op of aan de in het pand aanwezige laagspanningsverdeelinrichting (meteropstelling), en/of de elektrische installatie in relatie tot de brand geen bijzonderheden geconstateerd.
(…)
4. Samenvatting en conclusie
Gezien het vorenstaande, kan als resultaat van de ingestelde technische expertise en daarbij gelet op de inhoud van de gedane mededelingen, worden gesteld dat:
(…)
- de brand is ontstaan in een ruimte onder de verhoogde houten vloer, welke in deze kast was aangebracht;
- ter hoogte van deze zogenaamde ontstaansplaats van de brand een veelheid aan sigarettenpeuken werden aangetroffen, kennelijk gedurende een langere periode daar terechtgekomen en vrijwel zeker naast de afvalbak zijn gevallen waarin asbakken werden geleegd en
- er geen verklaarbare elektrisch/technische brandoorzaak werd aangetroffen in de kastruimte en een dergelijke oorzaaksmogelijkheid ook met zekerheid kon worden uitgesloten.
Resumerend wordt dan ook gesteld, dat de brand met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is ontstaan doordat een nog brandende sigarettenpeuk tijdens het legen van een asbak naast de daarvoor bestemde afvalbak terecht is gekomen. Deze peuk vervolgens een smeulproces heeft geïnitieerd in de opgehoopte resten, eveneens sigarettenpeuken, die op, achter of onder de verhoogde kastvloer lagen. Gelet op de aangetroffen situatie kan worden gesteld dat er, voor het legen van asbakken, weliswaar gebruik werd gemaakt van een metalen afvalbak met vlamdovende deksel, maar dat hier slordig mee werd omgegaan. Vele sigarettenpeuken zijn bij het legen van de asbakken naast de afvalbak terecht gekomen.
2.7. Bij brief van 23 juni 2010 heeft Avéro Achmea aan [C] medegedeeld dat de schade niet wordt vergoed, omdat er niet is voldaan aan een garantiebepaling die op de polis is geplaatst. Avéro Achmea meldt daartoe in voormelde brief:
"(…) Op uw polis, zowel voor het pand als de roerende zaken en bedrijfsschade, is een clausule geplaatst, die inhoudt dat (na sluitingstijd) de asbakken geleegd en het afval verzameld en gedeponeerd moet worden in een metalen emmer, een vlamdovende afvalbak of een metalen container, voorzien van een goed sluitend metalen deksel. Weliswaar was een dergelijke voorziening aanwezig, maar nu een grote hoeveelheid sigarettenpeuken naast deze afvalemmer is gegooid, is niet voldaan aan het in deze clausule gestelde criteria. (…)"
2.8. De assurantietussenpersoon van [C] heeft Avéro Achmea bij brief van 26 juli 2010 verzocht om haar standpunt inzake het niet vergoeden van de schade te herzien. In reactie hierop heeft Avéro Achmea bij brief van 24 augustus 2010 aan voornoemde assurantietussenpersoon medegedeeld dat zij in de afwijzing van de geclaimde schadevergoeding volhardt. Bij deze brief is als bijlage een nadere verklaring van (een medewerker van) [D] gevoegd, waarin wordt gemeld:
"In antwoord op uw schrijven betreffende afwijzing van brandschade in Café [C] in [plaatsnaam] het volgende:
De foto's in onze rapportage (163-10 ava) spreken denk ik voor zich dat er niet "mogelijk een sigarettenpeuk" naast de bak valt, zoals in het schrijven van [E] wordt gesteld, maar kennelijk regelmatig en meer dan één. Technisch valt echter niet vast te stellen over welk tijdbestek we praten, maar duidelijk is vastgesteld dat de ruimte onder de vloer vrijwel geheel gevuld was met peuken. De aangetroffen peuken, zowel op als onder de vloer, duidt er m.i. op dat men slordig is tijdens het legen van de asbakken en één brandende peuk die naast de bak valt, kan voldoende zijn om brand te initiëren.
Ik kan u niet adviseren over het al dan niet handhaven van een afwijzend standpunt, maar de situatie geeft naar mijn mening duidelijk aan dat men slordig is met het legen van de asbakken en daardoor de brand is ontstaan."
3. Het geschil
3.1. [C] vordert - na vermindering van eis - dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren:
I. Avéro Achmea veroordeelt dekking te verlenen ingevolge de door [C] met Avéro Achmea gesloten verzekeringsovereenkomst door over te gaan tot het vergoeden van de door [C] als gevolg van de op 9 mei 2010 plaatsgevonden brand geleden schade;
II. Avéro Achmea veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 1.788,- exclusief BTW;
III. Avéro Achmea veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2. Avéro Achmea concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [C], met veroordeling van [C] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van het geding en in de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening.
4. De standpunten van partijen
4.1. [C] stelt dat Avéro Achmea gehouden is om onder de onderhavige verzekeringsovereenkomst dekking te verlenen voor de opgetreden schade. [C] heeft, anders dan Avéro Achmea meent, wel degelijk voldaan aan de bij de polis behorende garantieclausule BZ011 inzake de afvalbak. [C] heeft, zoals in deze garantieclausule is voorgeschreven, gebruik gemaakt van een metalen afvalbak voor het legen van asbakken (na sluitingstijd). Er is slechts sprake van een verwaarloosbaar aantal sigarettenpeuken, dat naast de afvalbak is terechtgekomen, hetgeen op geen enkele wijze als een nalatigheid van [C] kan worden aangemerkt. Tijdens drukke werkzaamheden kan het voorkomen en is het niet altijd zichtbaar dat er een sigarettenpeuk naast de afvalbak valt. Naast de afvalbak terechtgekomen peuken worden door [C] dagelijks opgeruimd, zo ook op de dag van de brand. Een redelijke uitleg van de onderhavige garantieclausule brengt met zich dat [C] ook aan de daarin genoemde verplichting(en) heeft voldaan, indien het een enkele keer zou voorkomen dat er een peuk naast de bak valt en niet meteen zichtbaar is voor [C]. Het standpunt van Avéro Achmea terzake is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. [C] betwist overigens dat zij de asbakken op de avond voorafgaand aan de brand slordig heeft geleegd en tevens betwist zij dat de brand is ontstaan door een smeulende peuk. Dat laatste volgt ook niet uit het expertiserapport van [D], aldus [C]. De schade is daarmee niet ontstaan of vergroot doordat [C] niet heeft voldaan aan de garantieclausule. Hiermee komt [C] een beroep toe op de in de polisvoorwaarden opgenomen "escape-mogelijkheid". Naast vergoeding van de schade vordert [C] vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van
€ 1.788,- exclusief BTW in verband met de door haar raadsman buiten rechte verrichte werkzaamheden om de kwestie in der minne te regelen.
4.2. Avéro Achmea betwist de vordering van [C]. Zij acht zich niet gehouden om dekking te verlenen. Daartoe voert Avéro Achmea aan dat de onderhavige garantieclausule niet slechts de aanwezigheid van een afvalbak en het gebruik daarvan voorschrijft, maar ook dat de asbakken daarin moeten worden geleegd. In het kader van de garantieclausule is niet relevant of van het niet-nakomen daarvan al dan niet een verwijt aan [C] kan worden gemaakt. [C] kan niet volstaan met het zoveel mogelijk legen van de asbakken in de afvalbak. De asbakken moeten daarin volledig worden geleegd. Het doet dan ook niet terzake of er een verwaarloosbare dan wel een aanzienlijke hoeveelheid peuken naast de afvalbak lag. Enkel de feitelijke vaststelling of de garantieclausule al dan niet is nageleefd, is relevant. Nu [C] klaarblijkelijk niet aan de garantieclausule heeft voldaan is Avéro Achmea niet gehouden om [C] schadeloos te stellen. Blijkens het expertiserapport van [D] is de brand ontstaan als gevolg van het niet-nakomen van de garantieclausule. Op haar beurt heeft [C] niet aannemelijk gemaakt dat de brand noch ontstaan noch vergroot is door het niet voldoen aan de garantieclausule, zodat aan [C] geen beroep toekomt op de in de garantieclausule omschreven "escape-mogelijkheid" om toch schadevergoeding te verkrijgen. Ten slotte betwist Avéro Achmea de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
5. De beoordeling van het geschil
5.1. De rechtbank overweegt dat om voor vergoeding van schade op grond van een verzekeringsovereenkomst in aanmerking te komen het voorval dat tot de schade heeft geleid - in dit geval: de brand in het café - onder de dekking van de polis dient te vallen. Niet in geschil tussen partijen is dat brandschade in beginsel onder de dekking van de onderhavige polis valt. In deze procedure houdt partijen verdeeld de vraag of [C] heeft voldaan aan de bij de polis behorende garantieclausule BZ011, waarin is bepaald dat (na sluitingstijd) de asbakken moeten worden geleegd en het afval verzameld of gedeponeerd moet worden in een metalen emmer, een vlamdovende afvalbak of een metalen container, voorzien van een goed sluitend deksel. Bij de beantwoording van deze vraag komt het aan op de uitleg van voornoemde garantieclausule.
5.2. Uitgangspunt voor de uitleg van polisvoorwaarden vormen de criteria die de Hoge Raad heeft gegeven in de arresten van 9 juni 2006 (NJ 2006, 326) en 16 mei 2008 (NJ 2008, 284). Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden
- en gesteld noch gebleken is dat dit in casu anders is - is de uitleg van polisvoorwaarden met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting. Voorts dient tot uitgangspunt dat het een verzekeraar vrijstaat in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij - op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voormelde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is - binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen.
5.3. Een garantieclausule is een bepaling die, indien zij niet wordt nageleefd, een bestaande dekking (in dit geval: brandschade) doet vervallen. De onderhavige garantieclausule BZ011 ziet naar het oordeel van de rechtbank op het voorkomen van brandgevaar en dient aldus te worden uitgelegd dat de verzekeringnemer verplicht is om (na sluitingstijd) asbakken te legen en het afval te verzamelen of deponeren in een metalen emmer, een metalen afvalbak of een metalen container, voorzien van een goed sluitend deksel. Het gaat hier om een resultaatsverplichting. Alle asbakken dienen volledig te worden geleegd en het afval moet volledig worden verzameld/gedeponeerd in een emmer, afvalbak of container. Anders dan [C] bepleit, is er dus geen sprake van een inspanningsverplichting in de zin dat zij zich zoveel mogelijk moet inspannen om de asbakken te legen en het afval te verzamelen/deponeren op de hiervoor vermelde wijze. Of er sprake is van een geringe of van een aanzienlijke hoeveelheid peuken die naast de afvalbak is terechtgekomen, doet naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet terzake. Evenmin is voor de uitleg van de garantiebepaling relevant of aan [C] een verwijt kan worden gemaakt van het niet-nakomen van de garantieclausule. Zoals Avéro Achmea terecht heeft gesteld, gaat het slechts om de feitelijke vaststelling of [C] de garantieclausule al dan niet heeft nageleefd.
5.4. Het expertiserapport van [D] kan naar het oordeel van de rechtbank tot geen andere conclusie leiden dan dat [C] vorenbedoelde garantieclausule niet heeft nageleefd. Immers, buiten de afvalbak zijn in en rond het kastje waarin zich de afvalbak bevond, de nodige peuken aangetroffen. De door [D] gemaakte foto's, die deel uitmaken van het expertiserapport, zijn wat dat betreft illustratief. Nu [C] de garantieclausule BZ011 niet heeft nageleefd, is de onderhavige schade in beginsel uitgesloten van dekking. Dit uitgangspunt lijdt slechts dan uitzondering, indien [C] conform garantieclausule BZ081 aannemelijk maakt, dat de schade noch ontstaan noch vergroot is door het niet voldoen aan garantieclausule BZ011.
5.5. Het expertiserapport van [D] concludeert dat de brand met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is ontstaan doordat een nog brandende sigarettenpeuk tijdens het legen van een asbak naast de daarvoor bestemde afvalbak terecht is gekomen. [C] heeft slechts volstaan met het betwisten van deze door [D] genoemde oorzaak van de brand. Dat is echter onvoldoende. Mede gelet op voormeld expertiserapport, had het op haar weg gelegen om voldoende feiten en omstandigheden te stellen om aannemelijk te maken dat de schade noch is ontstaan noch vergroot door het niet voldoen aan de garantieclausule (vgl. HR 8 oktober 1999, NJ 1999, 780). [C] heeft dat echter nagelaten, zodat zij niet aan haar stelplicht terzake heeft voldaan. Derhalve komt de rechtbank niet toe aan nadere bewijslevering door [C]. Het bewijsaanbod zal om die reden worden gepasseerd.
5.6. Samenvattend heeft [C] naar het oordeel van de rechtbank in deze procedure niet aannemelijk gemaakt dat de schade noch is ontstaan noch vergroot door het niet voldoen aan de hiervoor genoemde garantieclausule. De onder r.o. 5.4. genoemde uitzonderingssituatie, waarbij er ondanks het niet naleven van de garantieclausule, toch aanspraak op vergoeding van schade bestaat, is hier dan ook niet aan de orde. Ten slotte overweegt de rechtbank dat niet gebleken is van feiten of omstandigheden die maken dat het door Avéro Achmea jegens [C] gedane beroep op de garantieclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.
5.7. Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen van [C] dienen te worden afgewezen.
5.8. [C] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld, alsmede in de gevorderde nakosten, een en ander vermeerderd met de daarover gevorderde wettelijke rente. De proceskosten aan de zijde van Avéro Achmea worden vastgesteld op:
- vast recht € 560,00
- salaris van de advocaat € 904,00 (2 punten x € 452,00, tarief II)
-------------
Totaal € 1.464,00
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. wijst de vordering van [C] af;
6.2. veroordeelt [C] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Avéro Achmea vastgesteld op € 1.464,00, alsmede in de nakosten, berekend op € 131,00 zonder betekening en verhoogd met € 68,00 in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3. verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Idzenga en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2012.?
fn 343