ECLI:NL:RBLEE:2012:BW2292

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
115544 / HA ZA 11-666
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake beëindiging overeenkomst en vergoeding tussen Bart Sales & Marketing B.V. en [gedaagde] B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 28 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bart Sales & Marketing B.V. en [gedaagde] B.V. De kern van het geschil betrof de vraag op welk moment de overeenkomst tussen partijen is opgezegd en of Bart Sales & Marketing recht heeft op een vergoeding op basis van deze overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen op 11 maart 2009 een overeenkomst zijn aangegaan voor het leveren van diensten, met een looptijd van 36 maanden, die automatisch verlengd zou worden indien niet tijdig werd opgezegd.

Tijdens een gesprek op 21 mei 2010 heeft [gedaagde] aangegeven de samenwerking te willen beëindigen, wat door Bart Sales & Marketing werd bevestigd in een e-mail van 3 juni 2010. De rechtbank concludeert dat de opzegging op 3 juni 2010 heeft plaatsgevonden, waardoor de overeenkomst per 31 december 2010 is beëindigd. Bart Sales & Marketing heeft vervolgens een vergoeding gevorderd, gebaseerd op de verwachte omzet in de maanden na de opzegging.

De rechtbank oordeelt dat Bart Sales & Marketing recht heeft op een vergoeding over een periode van zes maanden, maar dat de door haar opgestelde 'forecasts' niet reëel zijn. De rechtbank heeft daarom de vergoeding vastgesteld op € 634,17, wat overeenkomt met de reeds door [gedaagde] betaalde bedragen. Tevens is Bart Sales & Marketing veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.E. Biesma.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 115544 / HA ZA 11-666
Vonnis van 28 maart 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BART SALES & MARKETING B.V.,
mede handelend onder de naam Kids Control Europe,
gevestigd te Zuidland,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Ellens, advocaat te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.V. Ries, advocaat te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna Bart Sales & Marketing en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte van 19 oktober 2011 houdende overlegging producties aan de zijde van Bart Sales & Marketing;
- de conclusie van antwoord;
- de akte van 6 februari 2012 houdende overlegging producties aan de zijde van Bart Sales & Marketing;
- het proces-verbaal van comparitie van 14 februari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat tussen partijen het volgende vast.
2.2 Op 11 maart 2009 hebben Bart Sales & Marketing een overeenkomst gesloten terzake het leveren van diensten, welke als volgt zijn omschreven in de overeenkomst:
"2. SERVICES TO BE PROVIDED
2.1 Primary Role: The Contractor (lees: Bart Sales & Marketing, aanvulling rechtbank) agrees to perform services for the Company (lees: [gedaagde], aanvulling rechtbank) on the following basis:
2.1.1 The primary role of the Contractor is to perform the services specified in schedule A of this Agreement.
(…)"
2.3 Schedule A, waarnaar in artikel 2.1.1 van de overeenkomst wordt verwezen, luidt als volgt:
"SCHEDULE A - EXPORT MANAGER SALES
EXPORT MANAGER SALES
• Responsible for total Sales Brand "[gedaagde]" in the next potential Country's, after written notice
- (…)
• Responsible after written notice Company in the next potential Country's
- (…)
• In respect the brand "[gedaagde]" selling to Distribution, Trade, Agent and Retailers. This set-up per individual country will influence the provision specified in schedule B. The Company has to confirm to agree on every single country's set-up and provision fee, by written notice."
2.4 Schedule B, waarnaar in Schedule A wordt verwezen, luidt als volgt:
"The monthly provision will be payable to the Contractor for the services detailed in Schedule A.
• 3% -10% net from invoiced and paid turnover in Country's mentioned in Schedule A, and after confirmed notice for the set-up per individual country. (Company provide information to Contractor to produce invoice).
(…)."
2.5 In de overeenkomst is tevens bepaald:
"1. COMMENCEMENT DATE AND TERM
1.1 Subject to the termination provisions of the Agreement, the Agreement will commence on 01/04/2009 for a period of 36 months. Without written termination notice 6 months before 31/03/2012 Agreement continues for period 24 months. A monthly review will take place to assess; the performance against the Services in Schedule A, and the provision Fee in Schedule B.
1.2 Notwithstanding the above, either the Company or the Contractor may terminate this Agreement without any reason whatsoever by giving 6 months written notice to the other. The Company may at its discretion pay the Contractor a sum in lieu of the provision fee the Contractor would otherwise receive during that 6 months notice period.
1.3 If this Agreement is terminated pursuant to clause 1.2 above and payment in lieu of notice is made to the Contractor, this Agreement will terminate immediately, and will not continue for the period specified in clause 1.2.
1.4 There shall be no express of implied obligation on either party to renew this Agreement at the expiry of its fixed term."
2.6 Op 21 mei 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [A], namens Bart Sales & Marketing, en de heer [B], namens [gedaagde]. Tijdens dit gesprek heeft [B] aangegeven de samenwerking te willen beëindigen.
2.7 Bij mail van 3 juni 2010 heeft [B] aan [A] onder meer het volgende medegedeeld:
"(…)
Tijdens ons gesprek in Leusden, vrijdag 21 mei jl. met betrekking tot onze samenwerking heb ik aangegeven deze te willen beëindigen. Ik heb je verzocht per direct geen contact meer op te nemen met relaties van [gedaagde], niet meer namens [gedaagde] naar buiten te treden en geen gebruik meer te maken van informatie die [gedaagde] aan jou ter beschikking heeft gesteld. Ik heb de contacten wie het betreft hier zelf over geïnformeerd zoals aangegeven tijdens ons gesprek. [gedaagde] zal geen verder gebruik maken van de diensten van Kids Control (Barts daadkracht). Ook heb ik je gevraagd niet meer contact op te nemen met medewerkers van [gedaagde], behalve met mij, zowel per mail als telefoon. Ik ga er van uit dat je dit respecteert en dat je stopt met mailen en bellen namens [gedaagde] zoals we hebben afgesproken. Na ons gesprek ben je hier wel mee doorgegaan dus hierbij verzoek ik het nogmaals daar per direct mee te stoppen.
(…)."
2.8 Bij mail van 16 juli 2010 heeft [A] aan [B] onder meer het volgende aangegeven:
"(…)
Ik ga even terug naar ons gesprek op 21 mei jl. (…).
Tijdens dit gesprek heb jij - geheel onverwacht en onaangekondigd - aangegeven de samenwerking te willen beëindigen en in jouw email van 3 juni 2010 heb jij dat ook aangegeven.
(…).
Jij hebt mij het werken echter onmogelijk gemaakt door mij te verbieden contact te houden met [gedaagde], haar afnemers en haar leveranciers en ik zie dat als een non-actiefstelling per 21 mei 2010.
(…)."
2.9 Bij brief van 22 juli 2010 gericht aan [A] heeft [B] het volgende aangegeven:
"(…)
Zoals besproken tijdens ons gesprek op 21 mei jongstleden heb ik mondeling onze samenwerking opgezegd.
In reactie op jou e-mail en daarbij behorende aangetekende brief d.d. 16.07.2010 reageer ik als volgt:
Op jou verzoek wordt de opzegging hierbij nogmaals bevestigd net als in de e-mail van 03.06.2010. Deze mail volgde op het gesprek en luidde als volgt:
(…)."
2.10 Bart Sales & Marketing heeft bij mail van 16 november 2010 aan [gedaagde] medegedeeld dat hij de overeenkomst met inachtneming van de opzegtermijn van 6 maanden opzegt per 31 mei 2011.
3. De standpunten
Het standpunt van Bart Sales & Marketing
3.1 Bart Sales & Marketing heeft zich op het standpunt gesteld dat de einddatum van de overeenkomst, gelet op haar mail van 16 november 2010, 1 juni 2011 is. Zij heeft daarom gevorderd voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen per 31 mei 2011 is beëindigd op basis van haar opzegging. Voorts heeft Bart Sales & Marketing gevorderd:
- primair, een bedrag aan commissie verschuldigd over de periode tot 1 juni 2011 op basis van de door haar opgestelde forecast terzake de mogelijke verkopen in de aan haar toegewezen landen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan commissie op basis van de overeenkomst tussen partijen en rekening houdend met de forecast, zoals deze gold op 20 mei 2010, onder verrekening van de door [gedaagde] reeds aan haar betaalde commissie en waarbij de vordering in hoofdsom - indien van toepassing - wordt gemaximeerd op een bedrag van € 100.000,- aan commissie en rente tot het moment van dagvaarden;
- subsidiair, een bedrag aan commissie verschuldigd over de periode tot beëindiging van de overeenkomst tussen partijen op basis van de door haar opgestelde forecast terzake de mogelijke verkopen in de aan haar toegewezen landen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan commissie op basis van de overeenkomst tussen partijen en rekening houdend met de forecast, zoals deze gold op 20 mei 2010, onder verrekening van de door [gedaagde] reeds aan haar betaalde commissie en waarbij de vordering in hoofdsom - indien van toepassing - wordt gemaximeerd op een bedrag van € 100.000,- aan commissie en rente tot het moment van dagvaarden.
Tevens heeft Bart Sales & Marketing gevorderd [gedaagde] te veroordelen aan haar de wettelijke vertragingsrente over de nog te betalen commissie te vergoeden en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
Het standpunt van [gedaagde]
3.2 [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de opzegging heeft plaatsgevonden primair op 21 mei 2010, subsidiair op 3 juni 2010 en meer subsidiair op 22 juli 2010. Met betrekking tot de gevorderde commissie heeft [gedaagde] - zakelijk weergegeven- aangevoerd dat deze buitenproportioneel en niet onderbouwd is. [gedaagde] heeft geconcludeerd dat Bart Sales & Marketing in haar vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat deze haar dienen te worden ontzegd.
4. De beoordeling
4.1 Allereerst dient de vraag te worden beantwoord op welk moment de overeenkomst tussen partijen is opgezegd. De rechtbank overweegt met betrekking tot die vraag het volgende.
4.2 Tussen partijen is niet in geschil dat op 21 mei 2010 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [B] en [A] en dat [B] tijdens dit gesprek heeft aangegeven de overeenkomst tussen beiden te willen beëindigen. [B] heeft hetgeen op 21 mei 2010 is besproken bevestigd per mail van 3 juni 2010. [A] heeft de juistheid van de inhoud van het gesprek, zoals verwoord in vorengenoemde mail, niet betwist en heeft in zijn mail van 16 juli 2010 aangegeven dat hij het door [B] gedane verzoek om geen contact op te nemen met [gedaagde] en haar klanten als een op non-actiefstelling per 21 mei 2010 heeft aangemerkt. Het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien, moet het naar het oordeel van de rechtbank ook voor Bart Sales & Marketing, in de persoon van [A], duidelijk zijn geweest dat [gedaagde] de overeenkomst met de op 3 juni 2010 per mail verzonden - en daarmee schriftelijke - bevestiging van het gesprek van 21 mei 2010 heeft opgezegd. Omdat de opzegging op 3 juni 2010 heeft plaatsgevonden en naar het oordeel van de rechtbank uit de tekst van Schedule B volgt dat maandelijks achteraf betaling van de provisievergoeding plaatsvindt, is de rechtbank van oordeel dat de in artikel 1.2 van de overeenkomst genoemde opzegtermijn van 6 maanden een aanvang neemt op 1 juli 2010. Dit betekent dat de overeenkomst tussen [gedaagde] en Bart Sales & Marketing is beëindigd per 31 december 2010.
4.3 Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of aan Bart Sales & Marketing nog een vergoeding toekomt en waar deze vergoeding op dient te worden gebaseerd. Bepalend in deze is de in artikel 1.2 van de overeenkomst opgenomen zinsnede "The Company may at its discretion pay the Contractor a sum in lieu of the provision fee the Contractor would otherwise receive during that 6 months notice period." Gelet hierop heeft Bart Sales & Marketing recht op een vergoeding over een periode van 6 maanden.
4.4 [gedaagde] heeft - zoals door Bart Sales & Marketing niet is betwist - een vergoeding ten bedrage van € 3.805,- betaald aan Bart Sales & Marketing. Volgens [gedaagde] betreft dit de omzet die zij behaald zou hebben over de maanden juni tot en met november 2010 in de landen waar Bart Sales & Marketing verantwoordelijk voor was. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt Bart Sales & Marketing in het kader van de opzegging echter een vergoeding toe over de periode van 1 juli 2010 tot en met december 2010.
4.5 Met betrekking tot de hoogte van de vergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Bart Sales & Marketing heeft in dit verband verwezen naar door haar opgestelde 'forecasts'. In het onderhavige geval heeft - naar de rechtbank begrijpt - de 'forecast' betrekking op de omzet op basis van de verwachte verkopen van bepaalde producten in een bepaald afzetgebied in een bepaalde periode. [gedaagde] heeft de juistheid van de door Bart Sales & Marketing opgestelde 'forecasts' betwist. Zij heeft in dat verband ter comparitie verklaard dat de 'forecasts' niet reëel zijn, omdat productietechnisch niet aan de door Bart Sales & Marketing berekende verwachte vraag naar producten van [gedaagde] kan worden voldaan. Omdat de 'forecasts' niet reëel waren, heeft [gedaagde] geen goedkeuring kunnen geven aan de 'forecasts'. Dat [gedaagde] niet heeft ingestemd met de 'forecasts' is door Bart Sales & Marketing erkend, gelet op de door haar ter comparitie afgelegde verklaring dat [gedaagde] nog nooit met iets heeft ingestemd. Bart Sales & Marketing heeft voorts de juistheid van de stelling terzake de productietechnische kant van de zaak niet betwist.
4.6 Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het voorgaande, worden vastgesteld dat [gedaagde] nimmer de ingevolge Schedule A en Schedule B - en voor het recht op provisievergoeding - vereiste goedkeuring aan de 'forecasts' heeft gegeven en dat de 'forecasts' geen reëel beeld vormen van de verwachte verkopen. Hieruit volgt dat voor de hoogte van de vergoeding niet kan worden uitgegaan van de 'forecasts', zoals opgesteld door Bart Marketing & Sales. De rechtbank ziet aanleiding om voor de vergoeding uit te gaan van de vergoeding, zoals die door [gedaagde] reeds aan Bart Sales & Marketing reeds is betaald. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 634,17 (€ 3.805,-/6 maanden) toewijzen.
4.7 Tegen de bij dagvaarding gevorderde wettelijke rente is geen specifiek verweer gevoerd, zodat de rechtbank deze zal toewijzen.
4.8 Gezien het bovenstaande dient Bart Sales & Marketing als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] te worden verwezen. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 1.744,--
- salaris advocaat € 2.842,-- (2 punten x tarief € 1.421,-)
€ 4.586,--
5. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 634,17 (lees: zeshonderd vierendertig euro en zeventien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 februari 2011, zijnde de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarover de commissie is verschuldigd, tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt Bart Marketing & Sales in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 4.586,--;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2012.?