Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiseres is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet Vpb 1969), waarin onder meer haar 100%-dochtermaatschappij [dochter-BV] is gevoegd.
1.2 De aandelen in eiseres worden gehouden door [X beheer-BV], [Y beheer-BV] en [Z beheer-BV] Alle aandelen in [X beheer-BV] worden gehouden door [X], geboren op [datum] 1942.
1.3 De heer [X] is in dienstbetrekking werkzaam voor [dochter-BV]
1.4 [dochter-BV] heeft aan [X] pensioenrechten toegekend, welke zijn vastgelegd in een pensioenbrief van 1 juni 2004. Deze pensioenaanspraak is gebaseerd op het eindloon (eindloonregeling). Tevens is in deze pensioenbrief - voor zover van belang - het volgende bepaald:
"Artikel 7 Indexering van de pensioenen
De pensioenen zullen na ingang zoveel mogelijk waarde- of welvaartvast worden gehouden.(…)
Artikel 14 Verzekeraar van de pensioenen
De pensioenen zullen door werkgever volledig in eigen beheer worden gehouden.
(…)
Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de toegekende pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk zullen worden verzekerd bij een pensioenfonds of een verkzekeringsmaatschappij welke voldoet aan de daaraan op grond van de PSW en de Wet LB te stellen eisen."
1.5 [X pensioen-BV] is een 100%-dochtermaatschappij van [X beheer-BV], en vormt met haar moedermaatschappij een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 van de Wet Vpb 1969.
1.6 De notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van [dochter-BV] van 29 december 2006 luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
"Agenda
1. Vaste indexatie huidige pensioenovereenkomst (eindloon) met de heer [X].
2. Het wijzigen van de pensioenovereenkomst van de vennootschap met de heer [X] van een final pay pensioen in een beschikbare premieregeling.
3. Overdracht van de pensioenverplichting van [dochter-BV] jegens de heer [X] aan [X pensioen-BV].
(…).
Besloten is het navolgende
1. De open indexatie zoals thans opgenomen in de pensioenbrief wordt vervangen door een vaste indexatie van 2%.
2. De pensioenovereenkomsten worden veranderd van een final pay pensioen in een beschikbare premieregeling conform aangehechte pensioenbrief.
3. De pensioenverplichting van [dochter-BV] jegens pensioengerechtigde wordt ter uitvoering verder overgedragen aan [X pensioen-BV], zoals vastgelegd in de aangehechte overeenkomsten inzake pensioenfinanciering I en II.
(…)".
1.7 In de - onder 1.6 bedoelde - pensioenovereenkomst van 29 december 2006 is, voor zover van belang, vermeld:
"Artikel 3.
De hoogte van de pensioenen
3.1. Het ouderdomspensioen
De hoogte van het beoogde ouderdomspensioen wordt uitsluitend bepaald aan de hand van het op pensioendatum ten behoeve van de werknemer opgebouwde pensioenkapitaal. Dit kapitaal bestaat uit het bedrag dat voor dit deel van het pensioen is toegekend door de werkgever vermeerderd met het rendement dat daarop tot de pensioendatum is gerealiseerd. Op pensioendatum zal aan de hand van dan geldende omstandigheden en tarieven een ouderdomspensioen worden aangekocht in combinatie met een uitgesteld nabestaandenpensioen (beschikbare premieregeling).
(…)
Artikel 5.
Uitvoering van deze pensioenregeling; overdracht van aanspraken
Alle toegezegde pensioenen zullen voor de werkgever worden uitgevoerd door een directiepensioenlichaam, in casu [X pensioen-BV] (…)
Artikel 12.
Omzetting bestaande pensioenregeling
De onderhavige regeling vervangt de voorheen tussen partijen gesloten pensioenovereenkomst (final pay regeling). De tegenwaarde van de vorige pensioenregeling wordt aangemerkt als een eerste storting op de onderhavige nieuwe pensioenregeling. Partijen stellen de huidige waarde van de vorige pensioenregeling in dit verband op € 3.160.203 (…) op basis van bijgaande berekening. (…)".
1.8 Op 29 december 2006 zijn de - onder 1.6 bedoelde - financieringsovereenkomsten gesloten tussen [dochter-BV] en [X pensioen-BV] In de overeenkomst inzake pensioenfinanciering I is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
"De omvang van de vordering van ondergetekende sub 2 (toevoeging Rb.: [X pensioen-BV]) uit hoofde van de door ondergetekende sub 1 (toevoeging Rb.: [dochter-BV]) aan ondergetekende sub 3 (toevoeging Rb.: de heer [X]) toegekende, en door ondergetekende sub 1 aan ondergetekende 2 overgedragen, pensioenverplichting bedraagt per 29 december 2006 € 3.160.203 (…).".
In de overeenkomst inzake pensioenfinanciering II zijn afspraken gemaakt over de jaarlijkse premiebetaling.
1.9 Het bij 1.8 vermelde bedrag van € 3.160.203 is gebaseerd op de door [X] per 29 december 2006 opgebouwde pensioenrechten, volgens het eindloonstelsel, met een vaste na-indexatie van 2% per jaar. Bij de berekening heeft eiseres een rekenrente gehanteerd van 3,74% en een vaste na-indexatie van 2% per jaar.
1.10 Eiseres heeft aangifte vennootschapsbelasting 2006 gedaan naar een belastbaar bedrag van € 6.502.742. In deze aangifte heeft eiseres een pensioenlast ten laste van de winst over 2006 gebracht van € 1.149.541, welke verband houdt met de pensioenverplichting jegens [X]. Dit bedrag is door eiseres berekend door het hiervoor onder 1.8 genoemde bedrag van € 3.160.203 te verminderen met de door eiseres berekende waarde van de pensioenrechten per 31 december 2005, te weten € 2.010.662, welke is berekend op basis van een integrale rekenrente van 4%.
1.11 Verweerder heeft ter zake van de - onder 1.10 vermelde - pensioenlast een bedrag van € 711.613 gecorrigeerd en de aanslag opgelegd naar en belastbaar bedrag van € 7.214.355.
1.12 In de uitspraak op bezwaar van 8 april 2010 heeft verweerder over de hoogte van het gecorrigeerde bedrag - voor zover van belang - het volgende vermeld:
"De waarde van de verplichting per 29 december 2006 op basis van een feitelijke rekenrente van 4% bedraagt € 2.448.590,- (…). Het verschil tussen deze waarde (€ 2.448.590,-) en de waarde per 1 januari 2006 (€ 2.010.662,-) bedraagt € 437.928,-. Het verschil tussen de last van € 1.149.541,- en de last van € 437.928,- bedraagt € 711.613,- en is dus helemaal toe te rekenen aan het deel van de pensioenlast dat betrekking heeft op een rekenrente die in feite lager is dan 4%.".
1.13 Ter zitting hebben partijen verklaard dat het bedrag van € 711.613, voor 10% betrekking heeft op het verschil tussen de gehanteerde rekenrente van 3,74% (zie 1.9) en een rekenrente van 4%, en dat het bedrag voor 90% betrekking heeft op de gehanteerde na-indexatie van 2% (zie 1.9).