ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0235

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1260
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toevoeging rechtsbijstand aan echtgenote op basis van eerdere toevoeging aan partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 29 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres [A] en de raad voor rechtsbijstand. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Keijzer, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van de raad om haar aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand te weigeren. De raad had eerder een toevoeging verleend aan haar partner [B] voor dezelfde werkzaamheden, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag van [A]. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat [A] en [B] samen een huurwoning bewoonden en dat zij zich bij de verhuurder hadden beklaagd over stankoverlast en tocht. De rechtbank oordeelde dat de toevoegingsaanvraag van [A] en die van [B] betrekking hadden op hetzelfde rechtsbelang, en dat de raad zich terecht op het standpunt had gesteld dat de werkzaamheden waarvoor [A] een toevoeging had aangevraagd, onder het bereik van de toevoeging van [B] vielen. De rechtbank concludeerde dat de wet niet in de weg staat aan de afwijzing van de aanvraag van de ene levenspartner op basis van een eerder verleende toevoeging aan de andere levenspartner. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/1260
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres (hierna: [A]),
gemachtigde: mr. P. Keijzer, advocaat te [woonplaats],
en
de raad voor rechtsbijstand,
verweerder (hierna: de raad),
gemachtigde: mr. K.A. Hofstra, werkzaam bij de raad.
Procesverloop
Bij brief van 28 april 2011 heeft de raad [A] mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: het bestreden besluit). Tegen dit besluit heeft [A] beroep aangetekend. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 19 december 2011, waarbij partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Motivering
Feiten
1.1 [A] woont met haar partner [naam partner, hierna: B] sinds juni 2010 aan [adres] te [woonplaats]. Het betreft een huurwoning van wooncorporatie Lefier ZuidoostDrenthe (hierna: Lefier), met vestigingen in Emmen en Borger. Bij brief van 21 januari 2011 hebben [A] en [B] zich bij Lefier beklaagd over stankoverlast en tocht, als gevolg van de staat van hun woning, en het achterwege blijven van onderzoek naar de stank en de tocht en werkzaamheden die hieraan een einde maken. [A] en [B] hebben hun geschil met Lefier aanhangig gemaakt bij de kantonrechter. Voor deze procedure heeft mr. P. Keijzer op 1 februari 2011 namens [B] en [A] aparte toevoegingen aangevraagd.
1.2 Bij besluit van 10 februari 2011 (kenmerk: 5CG0820) heeft de raad de door [B] aangevraagde toevoeging verstrekt. Bij besluit van eveneens 10 februari 2011 heeft de raad de door [A] gevraagde toevoeging geweigerd onder de overweging dat de werkzaamheden vallen onder het bereik van de aan [B] verleende toevoeging met kenmerk 5CG0820. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn beslissing van 10 februari 2011 ten aanzien van [A] gehandhaafd.
Beoordeling
2.1 Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan verweerder de toevoeging weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging. Ingevolge artikel 32 van de Wrb geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
2.2 Ter nadere invulling van zijn in, onder meer, artikel 32 van de Wrb neergelegde bevoegdheid heeft verweerder beleidsregels vastgesteld die zijn neergelegd in het Handboek Toevoegen. Volgens deze beleidsregels is het begrip rechtsbelang in artikel 1 van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria gedefinieerd als het belang waarvoor de rechtzoekende rechtsbijstand aanvraagt. Aldus gedefinieerd zal in de beoordeling moeten worden betrokken wat het door de rechtzoekende met de rechtsbijstand beoogde eindresultaat is, met welk oogmerk rechtsbijstand is verzocht. De wijze waarop het belang behartigd wordt en de wegen die daartoe bewandeld worden, zijn voor de beoordeling minder bepalend. Bij de beoordeling van vervolgaanvragen gaat het veeleer om de vraag of de werkzaamheden waarvoor toevoeging wordt aangevraagd, dienen ter behartiging van hetzelfde rechtsbelang waarvoor reeds eerder is toegevoegd. Indien sprake is van een samenstel van belangen, zal moeten worden beoordeeld of deze ieder afzonderlijk een zelfstandige betekenis hebben, dan wel zo nauw met elkaar samenhangen dat niet gesproken kan worden van een zelfstandig rechtsbelang.
2.3 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), onder meer de uitspraak van 19 oktober 2011, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BT8593, volgt uit de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb, in onderlinge samenhang gelezen, dat, indien sprake is van verschillende rechtsbelangen ter zake waarvan rechtsbijstand wordt gevraagd, in beginsel meer toevoegingen moeten worden verstrekt. Als sprake is van één rechtsbelang kan met één toevoeging worden volstaan, tenzij sprake is van verschillende procedures dan wel van één procedure waarin sprake is van meer dan één instantie als bedoeld in artikel 32 van de Wrb.
2.4 De rechtbank is van oordeel dat de toevoegingsaanvraag van [B] en de toevoegingsaanvraag van [A] betrekking hebben op hetzelfde rechtsbelang, namelijk dat Lefier door de kantonrechter wordt opgedragen zodanige werkzaamheden aan de woning te verrichten dat de stankoverlast en tocht en wellicht andere problemen in of aan de woning die het woongenot aantasten tot het verleden gaan behoren. In zoverre heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden waarvoor [A] een toevoeging heeft aangevraagd, vallen onder het bereik van de toevoeging die aan haar partner [B] is verleend.
2.5 [A] heeft echter aangevoerd dat haar aanvraag niet afgewezen kan worden op grond van "bereik", omdat aan haar voor de werkzaamheden waarvoor zij de onderhavige aanvraag heeft ingediend niet eerder een toevoeging is verleend. Dat aan haar partner een toevoeging voor dezelfde werkzaamheden is verleend, maakt dit niet anders.
2.6 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft over de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb talloze uitspraken gedaan. Een kwestie als de onderhavige is echter tot op heden niet voorgelegd aan de AbRS. De gemachtigde van de raad heeft dit bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat de tekst van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb zich er niet tegen verzet dat een toevoegingsaanvraag van de ene levenspartner wordt afgewezen op grond van het verstrekken van een toevoeging aan de andere levenspartner. Deze bepaling spreekt alleen over "een eerder afgegeven toevoeging". Niet is bepaald dat die eerder afgegeven toevoeging is verstrekt aan de persoon die op een later moment voor dezelfde werkzaamheden opnieuw een toevoeging vraagt. De uitleg die de raad in het onderhavige geval heeft gegeven aan de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb is dus niet in strijd met de wet. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de raad in zijn beleidsregels ook niet heeft bepaald dat de "bereik-bepalingen" in een zaak als de onderhavige niet toegepast kunnen worden. De uitleg van de raad in deze zaak verhoudt zich naar het oordeel van de rechtbank ook met de doelstelling van de wetgever, namelijk dat voor hetzelfde rechtsbelang, in dezelfde instantie (in casu de kantonrechter), niet tweemaal of meer gesubsidieerde rechtsbijstand wordt toegevoegd.
2.7 Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
3.1 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2012.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. C.H. de Groot
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.