Beoordeling
2.1 Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan verweerder de toevoeging weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging. Ingevolge artikel 32 van de Wrb geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
2.2 Ter nadere invulling van zijn in, onder meer, artikel 32 van de Wrb neergelegde bevoegdheid heeft verweerder beleidsregels vastgesteld die zijn neergelegd in het Handboek Toevoegen. Volgens deze beleidsregels is het begrip rechtsbelang in artikel 1 van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria gedefinieerd als het belang waarvoor de rechtzoekende rechtsbijstand aanvraagt. Aldus gedefinieerd zal in de beoordeling moeten worden betrokken wat het door de rechtzoekende met de rechtsbijstand beoogde eindresultaat is, met welk oogmerk rechtsbijstand is verzocht. De wijze waarop het belang behartigd wordt en de wegen die daartoe bewandeld worden, zijn voor de beoordeling minder bepalend. Bij de beoordeling van vervolgaanvragen gaat het veeleer om de vraag of de werkzaamheden waarvoor toevoeging wordt aangevraagd, dienen ter behartiging van hetzelfde rechtsbelang waarvoor reeds eerder is toegevoegd. Indien sprake is van een samenstel van belangen, zal moeten worden beoordeeld of deze ieder afzonderlijk een zelfstandige betekenis hebben, dan wel zo nauw met elkaar samenhangen dat niet gesproken kan worden van een zelfstandig rechtsbelang.
2.3 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), onder meer de uitspraak van 19 oktober 2011, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BT8593, volgt uit de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb, in onderlinge samenhang gelezen, dat, indien sprake is van verschillende rechtsbelangen ter zake waarvan rechtsbijstand wordt gevraagd, in beginsel meer toevoegingen moeten worden verstrekt. Als sprake is van één rechtsbelang kan met één toevoeging worden volstaan, tenzij sprake is van verschillende procedures dan wel van één procedure waarin sprake is van meer dan één instantie als bedoeld in artikel 32 van de Wrb.
2.4 De rechtbank is van oordeel dat de toevoegingsaanvraag van [B] en de toevoegingsaanvraag van [A] betrekking hebben op hetzelfde rechtsbelang, namelijk dat Lefier door de kantonrechter wordt opgedragen zodanige werkzaamheden aan de woning te verrichten dat de stankoverlast en tocht en wellicht andere problemen in of aan de woning die het woongenot aantasten tot het verleden gaan behoren. In zoverre heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden waarvoor [A] een toevoeging heeft aangevraagd, vallen onder het bereik van de toevoeging die aan haar partner [B] is verleend.
2.5 [A] heeft echter aangevoerd dat haar aanvraag niet afgewezen kan worden op grond van "bereik", omdat aan haar voor de werkzaamheden waarvoor zij de onderhavige aanvraag heeft ingediend niet eerder een toevoeging is verleend. Dat aan haar partner een toevoeging voor dezelfde werkzaamheden is verleend, maakt dit niet anders.
2.6 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft over de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb talloze uitspraken gedaan. Een kwestie als de onderhavige is echter tot op heden niet voorgelegd aan de AbRS. De gemachtigde van de raad heeft dit bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat de tekst van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb zich er niet tegen verzet dat een toevoegingsaanvraag van de ene levenspartner wordt afgewezen op grond van het verstrekken van een toevoeging aan de andere levenspartner. Deze bepaling spreekt alleen over "een eerder afgegeven toevoeging". Niet is bepaald dat die eerder afgegeven toevoeging is verstrekt aan de persoon die op een later moment voor dezelfde werkzaamheden opnieuw een toevoeging vraagt. De uitleg die de raad in het onderhavige geval heeft gegeven aan de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb is dus niet in strijd met de wet. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de raad in zijn beleidsregels ook niet heeft bepaald dat de "bereik-bepalingen" in een zaak als de onderhavige niet toegepast kunnen worden. De uitleg van de raad in deze zaak verhoudt zich naar het oordeel van de rechtbank ook met de doelstelling van de wetgever, namelijk dat voor hetzelfde rechtsbelang, in dezelfde instantie (in casu de kantonrechter), niet tweemaal of meer gesubsidieerde rechtsbijstand wordt toegevoegd.
2.7 Het beroep is ongegrond.