ECLI:NL:RBLEE:2012:BV8729

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/400
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WOB-verzoek inzake kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen gemeenteraadsverkiezingen

In deze zaak heeft eiseres, aangeduid als [X], een verzoek ingediend bij de burgemeester van de gemeente Leeuwarden om afschriften van de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2002, 2006 en 2010. De burgemeester heeft dit verzoek afgewezen, met de motivering dat de lijsten van 2002 vernietigd waren en dat de overige lijsten ter inzage lagen op het stadskantoor. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de burgemeester niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek en tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van haar bezwaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester wel degelijk op het verzoek van [X] heeft beslist, maar dat de beslissing niet rechtens juist was. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van [X] moet worden opgevat als een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De burgemeester had ten onrechte gesteld dat het verzoek niet onder de Wob viel. De rechtbank heeft het besluit van de burgemeester van 23 december 2010 vernietigd, omdat het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar in strijd was met de wet.

De rechtbank heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien en bepaald dat de burgemeester aan [X] afschriften van de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 moet verstrekken, met uitzondering van de adresgegevens. Tevens is de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van [X]. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 maart 2012 en er staat hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/400
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury te Utrecht,
en
de burgemeester van de gemeente Leeuwarden,
verweerder,
gemachtigden: P.J. Achterhof, H.J van Zoomeren en H. van der Weerd, allen werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 23 december 2010 heeft verweerder (hierna: de burgemeester) eiseres (hierna: [X]) mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende haar verzoek om verstrekking van afschriften van de kandidatenlijsten en de ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2002, 2006 en 2010.
Bij brief van 4 februari 2011 heeft [X] beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek en subsidiair heeft zij beroep ingesteld tegen het besluit van 23 december 2010.
[X] heeft toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Het beroep is gevoegd behandeld met het beroep geregistreerd onder nummer 11/1654 ter zitting van de rechtbank, gehouden op 24 januari 2012. [X] en de burgemeester hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde(n). Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst, zodat de rechtbank in beide zaken afzonderlijk uitspraak doet.
Motivering
Feiten
1.1 Bij brief van 28 augustus 2010 heeft [X] de gemeente Leeuwarden verzocht om afschriften van de kandidatenlijsten (model H l) en van de ondersteuningsverklaringen (model H4) voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2002, 2006 en 2010 met daarop de vermelde geboortedata en adressen van de kandidaten.
1.2 Bij besluit van 6 oktober 2010 heeft de burgemeester het verzoek, dat hij heeft opgevat als een verzoek om feitelijke handelingen te verrichten, afgewezen. Daartoe heeft de burgemeester overwogen dat de verzochte lijsten en verklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 zijn vernietigd. De overige lijsten en verklaringen kunnen ingezien worden op het stadskantoor te Leeuwarden.
1.3 Tegen dit besluit heeft [X] bezwaar gemaakt. Daarbij heeft [X] aangevoerd dat de burgemeester in strijd met artikel 7 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) haar slechts in de gelegenheid heeft gesteld om de door haar verzochte informatie in te zien op het stadskantoor te Leeuwarden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun standpunten ten overstaan van de bezwaarschriftencommissie toe te lichten.
1.4 Bij besluit van 23 december 2010 heeft de burgemeester, onder overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie van 21 december 2010, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In dit advies is overwogen dat het verzoek van [X] aangemerkt moet worden als een verzoek tot het verrichten van feitelijke handelingen en dat tegen het al dan of niet verrichten van feitelijke handelingen geen rechtsmiddel open staat.
het geschil
2.1 [X] stelt zich primair op het standpunt dat de burgemeester tot op heden niet beslist heeft op haar verzoek van 28 augustus 2010. Zij verzoekt daarom de rechtbank de burgemeester, onder dwangsom, op te dragen binnen een daartoe gegeven termijn alsnog hierop een beslissing te nemen.
Subsidiair verzoekt [X] de rechtbank het besluit van 23 december 2010 te vernietigen en zelf in de zaak te voorzien. In dit verband wijst [X] erop dat de burgemeester de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 niet volledig ter inzage heeft gelegd -de adressen zijn onleesbaar gemaakt-, dat in strijd met artikel 7 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) de verzochte afschriften niet zijn verstrekt en dat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 22 februari 1996 (gepubliceerd op www.rechtsspraak.nl onder kenmerk LJN: ZF2009) blijkt dat in dit geval geen beroep kan worden gedaan op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
2.2 De burgemeester heeft bij verweerschrift de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij beslist heeft op het verzoek van [X] en dat een verzoek om afschriften van stukken in zijn algemeenheid niet opgevat moet worden als een verzoek om openbaarmaking van stukken op grond van de Wob. Voor zover geoordeeld moet worden dat sprake is van een Wob-verzoek, stelt de burgemeester zich op het standpunt dat openbaarmaking van adresgegevens in belang van de veiligheid van kandidaten en ondersteuners geweigerd moet worden. Verder kon de verzochte informatie worden verstrekt door [X] in de gelegenheid te stellen de verzochte documenten in het stadskantoor te Leeuwarden in te zien.
Beoordeling van het geschil
Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek
3.1 De rechtbank stelt vast dat de burgemeester bij brief van 6 oktober 2010 heeft beslist op het verzoek van [X]. Dat naar de mening van [X] de burgemeester met die beslissing geen rechtens juiste beslissing heeft genomen op haar verzoek van 28 augustus 2010 -de burgemeester had volgens haar moeten besluiten dat aan haar de verzochte afschriften werden verstrekt- betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de burgemeester nog niet heeft beslist op haar verzoek. Met artikel 8:55b van de Awb heeft de wetgever beoogd om burgers een effectiever rechtsmiddel te geven tegen te trage besluitvorming door het bestuur. Zodra besluitvorming eenmaal heeft plaatsgevonden, kan en dient betrokkene de rechtmatigheid daarvan aan te vechten door gebruik te maken van de tegen die besluitvorming openstaande rechtsmiddelen. Nu geen sprake is van het niet tijdig nemen van een besluit is het beroep in zoverre niet gericht tegen een besluit in de zin van de Awb waar beroep tegen openstaat. Dit betekent dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beroep tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring
3.2 Op grond van recente jurisprudentie van de AbRS, zie onder meer de uitspraak van 5 oktober 2011 (LJN: BT6667), is de burgemeester ter zitting teruggekomen van zijn standpunt dat het verzoek van [X] opgevat moet worden als een verzoek tot het verrichten van een feitelijke handeling. Uit die jurisprudentie volgt naar het oordeel van de rechtbank dat een verzoek om kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen ingediend na de periode waarin deze documenten op grond van de Kieswet ter inzage zijn gelegd, opgevat moet worden als een verzoek om informatie op grond van de Wob. Vast staat, en is ook tussen partijen niet in geschil, dat ten tijde van het verzoek van 28 augustus 2010 de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 niet voor een ieder toegankelijk waren. Dit betekent dat de beslissing op het verzoek van [X] een besluit is in de zin van de Awb waartegen [X] bezwaar tegen kon maken en dat de burgemeester dus bij besluit van 23 december 2010 ten onrechte haar bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is in zoverre gegrond. Het besluit van 23 december 2010 zal wegens strijd met artikel 1:2 van de Awb worden vernietigd.
Finale geschillenbeslechting
3.3 Na de vernietiging van het besluit op bezwaar dient de rechtbank te bezien welke afdoeningswijze het meest geschikt is in het licht van finale geschillenbeslechting. Daartoe overweegt zij als volgt.
3.4 Ingevolge artikel 3 van de Wob is onder meer bepaald dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van de Wob.
In artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel e, van de Wob is bepaald dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Ingevolge het derde lid, zoals dat artikel vanaf 14 februari 2005 luidt, is het tweede lid, aanhef en onder e, niet van toepassing voor zover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.
Ingevolge artikel H2, eerste zin, van het Kiesbesluit, zoals dat artikel tot 1 januari 2010 luidt, wordt -voor zover hier van belang- een kandidaat op de kandidatenlijst vermeld met naam, voorletters, geboortedatum, adres en woonplaats. Sedert 1 januari 2010 kan ingevolge dat artikel het adres van de kandidaat worden vermeld.
3.5 De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de kandidatenlijst en ondersteuningsverklaringen ten behoeve van de politieke partij Democraten 66 voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2010.
3.6 De rechtbank stelt vast dat partijen inhoudelijk verdeeld zijn over het antwoord op de vraag of de burgemeester openbaarmaking van de op de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 vermelde adressen heeft kunnen weigeren, alsmede verstrekking van afschriften van die lijsten en verklaringen heeft kunnen weigeren.
3.6.1 De rechtbank stelt voorop dat naar vaste jurisprudentie de plicht tot openbaarmaking ingevolge de Wob geen betrekking heeft op informatie die reeds openbaar is: wat al openbaar is, kan en behoeft niet door het bestuursorgaan anderszins openbaar gemaakt te worden (AbRS 20 oktober 2010, LJN: BO1165). Zoals hierboven is overwogen staat vast, dat ten tijde van het verzoek van 28 augustus 2010 de kandidatenlijsten en de ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 niet meer voor een ieder toegankelijk waren, zodat op die lijsten en verklaringen de Wob van toepassing is geworden.
3.6.2 De rechtbank volgt [X] niet in haar stelling dat de kandidaten en ondersteuners die hun adresgegevens op de kandidatenlijsten onderscheidenlijk ondersteuningsverklaringen hebben vermeld, daarmee de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer ook voor de periode na de ter inzagelegging hebben opgeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan de beperkte openbaarheid ingevolge de Kieswet, zowel naar tijd als plaats en vorm (ter inzage legging ter secretarie van de gemeente), niet gelijk worden gesteld aan de niet in tijd begrensde en aan plaatsgebonden openbaarheid voor een ieder. Om die reden ziet de rechtbank, anders dan [X], in de uitspraak van AbRS van 22 februari 1996 ( LJN: ZF2009) geen grond om anders te oordelen.
3.6.3 Dit betekent voor het onderhavige geval dat na de periode van ter inzagelegging de Wob van toepassing is en dat voor deze periode -en ook in deze procedure- een eigen Wob-belangenafweging dient plaats te vinden. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij de uitspraak van de AbRS van 5 oktober 2011 (LJN: BT6667). Met betrekking tot die belangenafweging overweegt de rechtbank dat het belang van openbaarmaking van overheidinformatie op grond van de Wob uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering dient. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat openbaarmaking van de adresgegevens niet een zodanig bijdrage levert aan de publieke controle van de uitvoering van de Kieswet dat het belang gediend met openbaarmaking zwaarder wegend moet worden geacht dan het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank volgt de burgemeester in zijn stelling dat adresgegevens in hoge mate privé gevoelige gegevens zijn. In dit verband heeft de burgemeester gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat omwille van veiligheidsredenen per 1 januari 2010 de verplichte vermelding van adresgegevens op de kandidatenlijsten is komen te vervallen (Nota van Toelichting behorende bij de wijziging van het Kiesbesluit (Staatsblad 2009, 453, pagina 4).
3.6.4 Het vorengaande laat evenwel onverlet dat de burgmeester wel gehouden was de gevraagde stukken -met uitzondering van de adresgegevens- aan [X] te verstrekken. Niet is gebleken dat de verzochte stukken van dusdanige omvang zijn dat het toezenden van afschriften daarvan de vlotte voortgang der werkzaamheden bij het overheidsorgaan zou worden verstoord en dat om die reden die wijze van informatieverstrekking niet in redelijkerwijs van haar kan worden gevergd.
3.7 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank op de hierna te melden wijze zelf in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 23 december 2010.
Proceskosten in bezwaar en beroep
3.8 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verweerder, met to epassing van artikel 8:75 van de Awb en in verbinding met artikel 7:15, tweede tot en met vierde lid, van de Awb, veroordelen in de kosten die [X] in verband met de behandeling van het bezwaar tegen het besluit van 6 oktober 2010 redelijkerwijs heeft moeten maken en in verband met de behandeling van haar beroep tegen het besluit van 23 december 2010. De rechtbank begroot deze kosten op € 1.311,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (indienen bezwaarschrift één punt; indienen beroepschrift één punt; bijwonen van de zitting één punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 437,00).
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep tegen het uitblijven van een besluit op het verzoek van [X] van 28 augustus 2010 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 23 december 2010 gegrond;
- vernietigt het besluit van 23 december 2010;
- verklaart het bezwaarschrift tegen het besluit van 6 oktober 2010 ontvankelijk en herroept dat besluit in zoverre hierbij aan [X] geen afschriften van de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 zijn verstrekt, met uitzondering van de daarop vermelde adressen;
- bepaalt dat de burgemeester aan [X] afschriften van de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 verstrekt, met uitzondering van de daarop vermelde adresgegevens;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de burgemeester het door [X] betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 aan haar vergoedt;
- veroordeelt de burgemeester in de door [X] in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep gemaakte kosten tot een bedrag van € 1.311,00.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, en in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2012.
w.g. B.M. van der Doef
w.g. E.M. Visser
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.