Finale geschillenbeslechting
3.3 Na de vernietiging van het besluit op bezwaar dient de rechtbank te bezien welke afdoeningswijze het meest geschikt is in het licht van finale geschillenbeslechting. Daartoe overweegt zij als volgt.
3.4 Ingevolge artikel 3 van de Wob is onder meer bepaald dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van de Wob.
In artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel e, van de Wob is bepaald dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Ingevolge het derde lid, zoals dat artikel vanaf 14 februari 2005 luidt, is het tweede lid, aanhef en onder e, niet van toepassing voor zover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.
Ingevolge artikel H2, eerste zin, van het Kiesbesluit, zoals dat artikel tot 1 januari 2010 luidt, wordt -voor zover hier van belang- een kandidaat op de kandidatenlijst vermeld met naam, voorletters, geboortedatum, adres en woonplaats. Sedert 1 januari 2010 kan ingevolge dat artikel het adres van de kandidaat worden vermeld.
3.5 De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de kandidatenlijst en ondersteuningsverklaringen ten behoeve van de politieke partij Democraten 66 voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2010.
3.6 De rechtbank stelt vast dat partijen inhoudelijk verdeeld zijn over het antwoord op de vraag of de burgemeester openbaarmaking van de op de kandidatenlijsten en ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 vermelde adressen heeft kunnen weigeren, alsmede verstrekking van afschriften van die lijsten en verklaringen heeft kunnen weigeren.
3.6.1 De rechtbank stelt voorop dat naar vaste jurisprudentie de plicht tot openbaarmaking ingevolge de Wob geen betrekking heeft op informatie die reeds openbaar is: wat al openbaar is, kan en behoeft niet door het bestuursorgaan anderszins openbaar gemaakt te worden (AbRS 20 oktober 2010, LJN: BO1165). Zoals hierboven is overwogen staat vast, dat ten tijde van het verzoek van 28 augustus 2010 de kandidatenlijsten en de ondersteuningsverklaringen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 niet meer voor een ieder toegankelijk waren, zodat op die lijsten en verklaringen de Wob van toepassing is geworden.
3.6.2 De rechtbank volgt [X] niet in haar stelling dat de kandidaten en ondersteuners die hun adresgegevens op de kandidatenlijsten onderscheidenlijk ondersteuningsverklaringen hebben vermeld, daarmee de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer ook voor de periode na de ter inzagelegging hebben opgeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan de beperkte openbaarheid ingevolge de Kieswet, zowel naar tijd als plaats en vorm (ter inzage legging ter secretarie van de gemeente), niet gelijk worden gesteld aan de niet in tijd begrensde en aan plaatsgebonden openbaarheid voor een ieder. Om die reden ziet de rechtbank, anders dan [X], in de uitspraak van AbRS van 22 februari 1996 ( LJN: ZF2009) geen grond om anders te oordelen.
3.6.3 Dit betekent voor het onderhavige geval dat na de periode van ter inzagelegging de Wob van toepassing is en dat voor deze periode -en ook in deze procedure- een eigen Wob-belangenafweging dient plaats te vinden. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij de uitspraak van de AbRS van 5 oktober 2011 (LJN: BT6667). Met betrekking tot die belangenafweging overweegt de rechtbank dat het belang van openbaarmaking van overheidinformatie op grond van de Wob uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering dient. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat openbaarmaking van de adresgegevens niet een zodanig bijdrage levert aan de publieke controle van de uitvoering van de Kieswet dat het belang gediend met openbaarmaking zwaarder wegend moet worden geacht dan het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank volgt de burgemeester in zijn stelling dat adresgegevens in hoge mate privé gevoelige gegevens zijn. In dit verband heeft de burgemeester gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat omwille van veiligheidsredenen per 1 januari 2010 de verplichte vermelding van adresgegevens op de kandidatenlijsten is komen te vervallen (Nota van Toelichting behorende bij de wijziging van het Kiesbesluit (Staatsblad 2009, 453, pagina 4).
3.6.4 Het vorengaande laat evenwel onverlet dat de burgmeester wel gehouden was de gevraagde stukken -met uitzondering van de adresgegevens- aan [X] te verstrekken. Niet is gebleken dat de verzochte stukken van dusdanige omvang zijn dat het toezenden van afschriften daarvan de vlotte voortgang der werkzaamheden bij het overheidsorgaan zou worden verstoord en dat om die reden die wijze van informatieverstrekking niet in redelijkerwijs van haar kan worden gevergd.
3.7 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank op de hierna te melden wijze zelf in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 23 december 2010.