ECLI:NL:RBLEE:2012:BV6833

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107226 - HA ZA 10-858
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor nabetaalde loonkosten in samenwerkingsovereenkomst tussen Antonius Ziekenhuis en GGZ Friesland

In deze zaak vorderde Antonius Ziekenhuis een bedrag van € 239.897,58 van GGZ Friesland, als vergoeding voor nabetaalde loonkosten van verpleegkundigen die in dienst waren van Antonius Ziekenhuis maar feitelijk werkten voor GGZ Friesland. De samenwerking tussen beide instellingen bestond van 1997 tot 2009 en was vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. De rechtbank moest beoordelen voor wiens rekening de nabetaalde loonkosten kwamen, waarbij de uitleg van financiële bepalingen uit de samenwerkingsovereenkomst centraal stond. De rechtbank constateerde dat GGZ Friesland verantwoordelijk was voor de exploitatie van de Acute Zorg Sneek (AZS) en dat de financiële risico's bij GGZ Friesland lagen, zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst en eerdere afspraken. De rechtbank oordeelde dat GGZ Friesland gehouden was de nabetaalde loonkosten te dragen, omdat zij niet had aangetoond dat er afwijkende afspraken waren gemaakt in het Bestuurlijk Overleg. De rechtbank wees de vordering van Antonius Ziekenhuis toe en veroordeelde GGZ Friesland tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 107226 / HA ZA 10-858
Vonnis van 22 februari 2012
in de zaak van
de stichting
STICHTING ANTONIUS ZIEKENHUIS ZUID WEST FRIESLAND,
gevestigd te Sneek,
eiseres,
advocaat mr. M.H.G. van de Mortel te Apeldoorn,
tegen
de stichting
STICHTING GGZ FRIESLAND,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
advocaat mr. E.W. Kingma te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna Antonius Ziekenhuis en GGZ Friesland genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Vanaf 1997 tot medio 2009 hebben Antonius Ziekenhuis en GGZ Friesland met elkaar samengewerkt op het gebied van psychiatrisch klinische zorg in Friesland. In dat verband is een zogenaamde multifunctionele eenheid opgericht (hierna: MFE). De specifiek voor de regio Zuid-West-Friesland tot stand gekomen MFE was genaamd "GGZ Acute Zorg Sneek" (hierna: AZS). AZS werd gehuisvest op het terrein van Antonius Ziekenhuis.
2.2. Partijen voerden gezamenlijk overleg over AZS op onder meer financieel gebied. Daartoe is het zogenaamde Bestuurlijk Overleg gevormd, dat was samengesteld uit leden van de Raden van Bestuur van beide partijen.
2.3. De dagelijkse leiding van AZS was in handen van het zogenaamde Districtsmanagement dat bestond uit twee leden, te weten een manager behandelzaken en een manager algemene zaken, beiden in dienst van GGZ Friesland. Het Districtsmanagement was verantwoording schuldig aan het Bestuurlijk Overleg.
2.4. Beide partijen stelden personeel ter beschikking van AZS. Oorspronkelijk stond partijen voor ogen dat de medewerkers van partijen die werkzaam waren bij AZS, in dienst zouden treden van GGZ Friesland. Uiteindelijk hebben zes medewerkers van Antonius Ziekenhuis in de functie van verpleegkundige (hierna: [A] c.s.) besloten om niet in dienst van GGZ Friesland te treden maar werknemer te blijven van Antonius Ziekenhuis. Laatsgenoemde betaalde gedurende de samenwerking met GGZ Friesland de salarissen van [A] c.s.
2.5. Partijen stelden de budgetten die beide ontvingen ten behoeve van de psychiatrisch klinische zorg in Zuid-West-Friesland, gezamenlijk ter beschikking van AZS. Dit betreft de zogenaamde PAAZ-vergoeding, welke afkorting staat voor Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis. Vanuit dat gezamenlijke budget werd de exploitatie van AZS bekostigd.
2.6. In de brief van 21 december 1998 van GGZ Friesland aan Antonius Ziekenhuis zijn de financiële aspecten van de samenwerking tussen partijen als volgt vastgelegd:
“… Antonius Ziekenhuis zowel als GGZ Friesland zullen de financiële middelen … (het “externe budget”) inbrengen ten behoeve van het budget Acute Zorg Sneek. …
- voor de exploitatiekosten (personeelskosten en materiële kosten) geldt vooralsnog de veronderstelling dat de middelen … voldoende zijn op basis van de inbreng van het externe budget door beide partijen. …
- indien en voorzover een discrepantie zou blijken tussen ‘wat nodig is’ en de beschikbare middelen, zullen het Antonius Ziekenhuis en de GGZ Friesland bezien of er verruimings mogelijkheden zijn. …”
2.7. Partijen hebben hun financiële samenwerking in de loop van 1999 verder uitgewerkt, hetgeen heeft geresulteerd in de opstelling van een document, getiteld “Verrekenings systematiek tussen de A-Ziekenhuizen en de GGZ Friesland” gedateerd 20 oktober 1999 (hierna: Verrekeningssystematiek). De Verrekeningssystematiek, die niet specifiek voor AZS is geschreven maar voor alle vier MFE’s in Friesland, houdt onder meer het volgende in:
“… De financiële inbreng c.q. de bijdrage aan de desbetreffende Acute Zorg onderdelen bestaan uit de interne budgetten die de “moeder” instellingen (destijds) in hun eigen begrotingen hebben afgezonderd. …
Verrekening van exploitatie tekorten/overschotten
Na de definitieve vaststelling van de exploitatie dient het exploitatie resultaat ten opzichte van de begroting bepaald te worden. In geval van een exploitatie tekort zullen de beide moederinstellingen een extra bijdrage moeten leveren. In geval van een exploitatie overschot zal een deel van de bijdrage in de eigen exploitatie van de moederinstelling kunnen terugvloeien. Indien over de verrekening van het resultaat geen expliciete afspraken zijn gemaakt kan het verschil naar rato van de inbreng in de totale integrale begroting verrekend worden. Bij de verrekening van het resultaat zal tevens het definitieve “financiering verschil” bepaald worden. De definitieve verrekening wordt geaccordeerd door het Directie District Overleg. …”
2.8. In een memorandum d.d. 13 december 1999 met als onderwerp “Begroting MFE Sneek” staat het volgende vermeld:
“… Het is duidelijk dat … de exploitatie niet sluitend is te krijgen. … De Raad van Bestuur heeft mij gevraagd om een voorstel te doen … . Dit veronderstelt een inspanning van alle partijen. Naar mijn mening zouden we er als volgt uit kunnen komen:
1. Beide ‘moeder-instellingen’ nemen een beperkt risico naar de toekomst en nemen genoegen met een lager overheadpercentage, te weten 14 i.p.v. 16%.…
5. Het resterende tekort van f 250.000,- draagt de GGZ Friesland, onder de voorwaarde dat begin 2001 er een efficiencyonderzoek gaat plaatsvinden in de MFE …”.
2.9. In 2000 hebben partijen voor AZS een afzonderlijke financieringsmethodiek ontwikkeld. Daartoe is in augustus 2000 opgesteld het document “Financiële relatie GGZ Acuut – AZS in het kader van het samenwerkingsverband MFE te Sneek” (hierna: Financiële Relatie). De Financiële Relatie vermeldt onder meer het volgende:
“… De deelnemende organisaties brengen beide een gedeelte van hun externe budget in. Bij het AZS (bedoeld wordt: Antonius Ziekenhuis, rechtbank) is dit een vast bedrag wat vermeld is in de rekenstaat exclusief overhead, bij GGZ Acuut is de hoogte afhankelijk van de productie afspraken. …
Voor de indirecte kosten is een overheadpercentage bepaald wat ten laste komt van het externe budget van de samenwerkingspartners. Deze kosten dienen voor de moederinstellingen als vergoeding voor de door hen gemaakte kosten. Als overhead worden aangemerkt:
Kosten directie
Kosten ondernemingsraad
Kosten Raad van Toezicht
Kosten …
Kosten die ten laste van het zorgbudget van de MFE komen zijn:
Directe loonkosten management, verpleegkundigen … .
Verrekening
Het Antonius Ziekenhuis ontvangt maandelijks een voorschot AWBZ. Dit is gelijk aan 1/12 deel van de rekenstaat PAAZ. Daarnaast doet het Antonius Ziekenhuis betalingen voor de samenwerkingsovereenkomst. Per saldo levert dit op jaarbasis een tekort of overschot. Indien de ontvangsten hoger zijn dan de betalingen, draagt het ziekenhuis het overschot af aan de GGZ. Is er sprake van een tekort dan betaalt de GGZ dit aan het ziekenhuis. … Na afloop van het jaar vindt een definitieve afrekening plaats. …"
2.10. In een e-mailbericht van 15 januari 2003 van [B] (algemeen directeur Antonius Ziekenhuis) aan [C] (hoofd economische en administratieve dienst van Antonius Ziekenhuis) wordt het volgende bericht:
“[C], ik heb … afgesproken dat de GGZ Friesland ook in 2003 risicodrager blijft voor mogelijke tekorten/overschotten. M.a.w. de afspraak die we al hadden voor 2001 en 2002 wordt met 1 jaar verlengd.”
2.11. Op 9 september 2003 werden de tussen partijen met betrekking tot de AZS gemaakte afspraken vastgelegd in de "Samenwerkingsovereenkomst tussen de Stichting GGZ Friesland en het Antonius Ziekenhuis te Sneek inzake de geestelijke gezondheidszorg", hierna: "samenwerkingsovereenkomst". Deze samenwerkingsovereenkomst bepaalt onder meer het volgende:
"…
1. Verantwoordelijkheid en organisatie
1.1. Partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de realisatie en instandhouding van de samenwerkingsorganisatie ….
1.2. In gezamenlijk overleg, hierna te noemen Bestuurlijk Overleg, besluiten partijen over de strategische lijnen van het District, de jaarplan en begroting, het (financieel) jaarverslag … .
1.3 Het Bestuurlijk Overleg wordt samengesteld uit leden van de Raad van Bestuur van GGZ Friesland en de Raad van Bestuur van het Ziekenhuis.
...
2. De financiën
2.1 De financiering en de exploitatie van het District geschiedt op geleide van het door het Bestuurlijk Overleg vastgestelde exploitatiekader.
2.2. Zowel door het ziekenhuis als door GGZ Friesland zullen in de organisatie financiële middelen worden ingebracht, bepaald door het budget in de rekenstaat en de gemaakte productieafspraken. Op de bijdrage van het Ziekenhuis zal een jaarlijks vast te stellen bedrag voor overhead en geleverde diensten in mindering worden gebracht.
2.3 Door het Districtsmanagement worden jaarlijks een jaarplan en begroting opgesteld. Na vaststelling door het Bestuurlijk Overleg zijn dit jaarplan en deze begroting taakstellend.
2.4. Overschotten en tekorten komen ten bate respectievelijk ten laste van GGZ Friesland tenzij in het Bestuurlijk Overleg voor het betreffende District nadere afspraken zijn gemaakt.
3. Exclusieve bevoegdheid GGZ Friesland
3.2 Ten aanzien van de uitvoering van het werkgeverschap is GGZ Friesland een aantal exclusieve bevoegdheden en verantwoordelijkheden voorbehouden. Deze hebben betrekking op in ieder geval de navolgende aspecten:
= bepaling en uitvoering van rechtspositionele bepalingen waaronder het arbeidsvoorwaardenpakket; …”
2.12. Over de boekjaren 2003 tot en met 2006 en het boekjaar 2008 resulteerde blijkens de respectievelijke afrekeningen een overschot dat door Antonius Ziekenhuis aan GGZ Friesland werd betaald. Op de bij de eindafrekeningen over de jaren 2003, 2004 en 2008 gevoegde “voorlopige exploitatierekeningen” staan de loonkosten van [A] c.s. vermeld.
2.13. Bij brief van 7 december 2007 heeft GGZ Friesland aan Antonius Ziekenhuis meegedeeld de samenwerkingsovereenkomst op te zeggen. In haar reactie d.d. 19 december 2007 heeft Antonius Ziekenhuis toegestemd in een opzegging per 31 december 2008. Per die datum is de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen beëindigd.
2.14. Met betrekking tot de onder 2.4 genoemde verpleegkundigen [A] c.s. zijn voorts de volgende feiten nog relevant. Vanaf november 1998 zijn functiebeschrijvingen ten behoeve van AZS ontwikkeld op grond van het zogenaamde Functiewaarderingssysteem Gezondheidszorg (hierna: FWG 3.0). Ook de functie van [A] c.s. moest in dat verband opnieuw worden beschreven en gewaardeerd.
2.15. [D], Hoofd Algemene Zaken van GGZ Friesland heeft bij brief van 11 juli 2002 een eerste versie van de gewijzigde functiebeschrijving van Verpleegkundige Kliniek GGZ Acute Zorg Sneek aan [A] c.s. toegezonden en daarbij het volgende meegedeeld:
"… De Raad van Bestuur van de stichting GGZ Friesland heeft in de vergadering van 24 juni 2002, op voorstel van de districtsmanagement, de functiebeschrijving van de door u uitgeoefende functie op 1 januari 2000 besproken.
Besloten is om, bijgevoegde functiebeschrijving verpleegkundige met functiecode 362001, voorlopig vast te stellen als zijnde de functie, die u per 1 januari 2000 uitoefende. …"
2.16. Bij brief van 2 oktober 2002 heeft GGZ Friesland het volgende aan Antonius Ziekenhuis bericht:
"… Een aantal medewerkers in dienst van het Antonius Ziekenhuis, werkzaam voor de GGZ Acute Zorg Sneek, heeft in het kader van de FWG 3.0 een bezwaarschrift ingediend bij de Raad van Bestuur GGZ Friesland. …"
2.17. In een verslag van een op 25 februari 2003 gehouden bespreking tussen [A] c.s. en [D], Hoofd Algemene Zaken van GGZ Friesland, is het volgende vastgelegd:
"… In overleg met de aanwezigen gaan we ermee akkoord dat … het districtsmanagement gezamenlijk overgaat tot het opstellen van een nieuw functieprofiel, waarin met name alle medewerkers zich kunnen vinden. De functieomschrijving wordt opgesteld door het districtsmanagement en na vaststelling door de Raad van Bestuur GGZ Friesland, aangeboden door de directie van het Antonius Ziekenhuis. Voor wat betreft de functie-indeling: die zal worden voorgesteld door de directie van het Antonius Ziekenhuis … Echter, de raad van Bestuur van de GGZ Friesland maakt een indelingsvoorstel en legt dit aan de directie van het GGZ Friesland voor. …"
2.18. Bij brief van 28 april 2003 heeft GGZ Friesland [A] c.s. uitgenodigd voor een overleg op 6 mei 2003 in het kader van FWG 3.0 met [D], [E] en [F], medewerkers GGZ Friesland.
2.19. GGZ Friesland heeft [A] c.s. per brief van 7 mei 2003 het volgende meegedeeld:
"… Naar aanleiding van ons overleg op 6 mei jongstleden in het kader van de FWG doen wij u hierbij toekomen de concept-functiebeschrijving 'verpleegkundige kliniek Acute Zorg Sneek …'.
2.20. GGZ Friesland heeft [A] c.s. per brief van 3 juli 2003 de aangepaste versie van de functiebeschrijving van Verpleegkundige Kliniek GGZ Acute Zorg Sneek aan [A] c.s. toegezonden en daarbij het volgende bericht:
"… De Raad van Bestuur van de stichting GGZ Friesland heeft … op voorstel van het districtsmanagement, de functiebeschrijving van de door u uitgeoefende functie op 1 januari 2000 besproken.
Besloten is om, bijgevoegde functiebeschrijving verpleegkundige met functiecode 362001, voorlopig vast te stellen als zijnde functie, die u per 1 januari 2000 uitoefende. …"
2.21. [A] c.s. hebben per brief van 5 augustus 2003 bezwaar aangetekend tegen de aangepaste versie van de functiebeschrijving. Antonius Ziekenhuis was - als formele werkgever - partij bij de daaropvolgend in eerste aanleg bij de rechtbank Leeuwarden, in hoger beroep bij het Hof Leeuwarden en in cassatie bij de Hoge Raad gevoerde procedures. De procedures worden feitelijk gevoerd door GGZ Friesland.
2.22. Bij arrest van 25 september 2009 heeft de Hoge Raad [A] c.s. in het gelijk gesteld. Op grond daarvan heeft Antonius Ziekenhuis aan [A] c.s. een nabetaling gedaan van in totaal € 239.897,58.
2.23. Op 20 april 2010 heeft Antonius Ziekenhuis aan GGZ Friesland een factuur gezonden voor een totaalbedrag van € 239.897,58. Dit bedrag is blijkens de factuur uitgesplitst in een bedrag van € 211.568,61 aan nabetaling salaris en werkgeverskosten en een bedrag van € 28.328,97 aan wettelijke rente. De betalingstermijn is 30 dagen. GGZ Friesland heeft de factuur niet betaald.
3. De vordering
3.1. Antonius Ziekenhuis vordert samengevat - veroordeling van GGZ Friesland tot betaling van € 239.897,58, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. GGZ Friesland voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling daarvan
4.1. Kern van het onderhavige geschil is de vraag voor wiens rekening de door Antonius Ziekenhuis nabetaalde loonkosten van [A] c.s. moeten komen.
4.2. In het debat daarover verschillen partijen blijkens hun stellingen van mening over de betekenis die aan de financiële bepalingen uit de samenwerkingsovereenkomst moet worden toegekend, in het bijzonder aan artikel 2.4. Dat artikel bepaalt dat overschotten en tekorten ten bate respectievelijk ten laste komen van GGZ Friesland tenzij in het Bestuurlijk Overleg nadere afspraken zijn gemaakt.
4.3. Dat betekent dat uitleg moet plaatsvinden van genoemde bepalingen. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van die bepalingen, maar daarbij komt het tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635; Haviltex). Voorts volgt uit HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493 (DSM/Fox) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. Aan de hand van deze maatstaven legt de rechtbank de samenwerkings¬overeen¬komst uit.
4.4. Bij de uitleg van de onderhavige samenwerkingsovereenkomst is voorts van belang op welke wijze partijen hun samenwerking op financieel gebied hebben vormgegeven in de periode voordat de samenwerkingsovereenkomst werd gesloten, te weten in de jaren 1997 tot 9 september 2003, en welke afspraken in die periode zijn gemaakt en vastgelegd. Het gaat daarbij met name om de Verrekenings¬systematiek en de Financiële Relatie.
4.5. Allereerst constateert de rechtbank dat tussen partijen niet in geschil is dat Antonius Ziekenhuis bij aanvang van de samenwerking tussen partijen de werkgever in formele zin was van [A] c.s. en dat zij dat gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst is gebleven. Eveneens is tussen partijen in confesso dat Antonius Ziekenhuis uit dien hoofde de salarissen van [A] c.s. tijdens die periode is blijven doorbetalen, ook al waren zij op dat moment feitelijk werkzaam voor GGZ Friesland.
4.6. Alvorens de rechtbank toekomt aan de vraag wie van partijen gehouden is de nabetaalde loonkosten van [A] c.s. te dragen, moet eerst worden vastgesteld wat tijdens de samenwerking tussen partijen had te gelden met betrekking tot de wederzijdse financiële verantwoordelijkheid in het algemeen.
4.7. De rechtbank constateert dat Antonius Ziekenhuis bij repliek uitvoerig heeft betoogd dat genoemde Verrekenings¬systematiek slechts een algemene leidraad van verrekeningssystematiek betrof voor alle vier MFE’s in Friesland en dat partijen nadien, toen met betrekking tot het boekjaar 2000 bleek dat de externe budgetten van beide partijen ontoereikend waren om alle exploitatiekosten van AZS te dekken, met betrekking tot AZS nadere, specifieke afspraken hebben gemaakt. Deze afspraken, aldus Antonius Ziekenhuis, zijn in de loop van 2000 vastgelegd in de Financiële Relatie. In dat document is een - ten opzichte van de Verrekeningssystematiek afwijkende - afspraak vastgelegd ten aanzien van tekorten en overschotten. Op de laatste bladzijde valt te lezen dat Antonius Ziekenhuis een eventueel overschot afdraagt aan GGZ Friesland en dat GGZ Friesland een eventueel tekort aan Antonius Ziekenhuis betaalt. Op basis daarvan stelt Antonius Ziekenhuis dat het financiële risico sinds 2000 bij GGZ Friesland rustte. Dat blijkt ook uit de e-mail van 15 januari 2003 van [B], algemeen directeur van Antonius Ziekenhuis aan [C], hoofd economische en administratieve dienst van Antonius Ziekenhuis. In die e-mail staat vermeld dat partijen hebben afgesproken dat GGZ Friesland, net als voor de jaren 2001 en 2002, ook in 2003 risicodrager blijft voor mogelijke tekorten dan wel overschotten.
4.8. Bovendien, zo stelt Antonius Ziekenhuis, heeft voornoemde, in de Financiële Relatie gehanteerde, afspraak over de toedeling van het financiële risico aan GGZ Friesland zijn weerslag gevonden in artikel 2.4 van de samenwerkingsovereenkomst. Dat artikel bepaalt dat overschotten en tekorten ten bate respectievelijk ten laste komen van GGZ Friesland. Over de jaren 2003 tot en met 2008 is, aldus Antonius Ziekenhuis, afgerekend conform de "Financiële relatie", in die zin dat GGZ Friesland in het overgrote deel van de boekjaren telkens het exploitatieoverschot van Antonius Ziekenhuis kreeg uitgekeerd.
4.9. GGZ Friesland heeft daarentegen naar voren gebracht dat partijen een gezamenlijke en gedeelde verantwoordelijkheid droegen ten aanzien van de exploitatie van AZS. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft GGZ Friesland zich in haar conclusie van antwoord allereerst beroepen op de brief van 21 december 1998 van GGZ Friesland aan Antonius Ziekenhuis. Daarin staan de initiële financiële afspraken vermeld in het kader van AZS, onder meer inhoudende dat partijen ingeval van een tekort gezamenlijk zullen bekijken of er verruimingsmogelijkheden zijn. Voorts heeft GGZ Friesland zich beroepen op de Verrekeningssystematiek. In dat document wordt het uitgangspunt gehanteerd dat beide partijen een exploitatie-overschot respectievelijk - tekort gelijkelijk zullen delen. Onder het kopje "Verrekening van exploitatie tekorten/overschotten" valt te lezen dat in geval van een exploitatietekort de beide moederinstellingen een extra bijdrage moeten leveren en in geval van een exploitatieoverschot een deel van de bijdrage in de eigen exploitatie van de moederinstelling kan terugvloeien. Voorts heeft GGZ Friesland zich ter ondersteuning van haar standpunt met betrekking tot de gezamenlijke financiële verantwoordelijkheid beroepen op de tekst van de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de samenwerkingsovereenkomst. In die artikelen zijn afspraken tussen partijen over de financiële organisatie van AZS vastgelegd.
4.10. De rechtbank stelt evenwel vast dat GGZ Friesland bij dupliek niet heeft gereageerd op bovengenoemd, uitvoerig gemotiveerd standpunt van Antonius Ziekenhuis met betrekking tot de nadere, specifieke financiële afspraken zoals vastgelegd in de Financiële Relatie. Evenmin is GGZ Friesland inhoudelijk ingegaan op de stelling van Antonius Ziekenhuis dat de in de Financiële Relatie vastgelegde afspraken nadien hun weerslag hebben gekregen in artikel 2.4 van de samenwerkingsovereenkomst. GGZ Friesland is blijkens haar bij dupliek ingenomen stellingen integendeel vast blijven houden aan haar eerder ingenomen standpunt, namelijk dat sprake was van een gezamenlijke financiële verantwoordelijkheid in die zin dat beide partijen zouden bijdragen in geval van een exploitatietekort, een en ander zoals vastgelegd in de Verrekeningssystematiek. Daarmee heeft GGZ Friesland de stellingen van Antonius Ziekenhuis terzake naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist. Mede gezien de letterlijke tekst van artikel 2.4 van de samenwerkingsovereenkomst (“Overschotten en tekorten komen ten bate respectievelijk ten laste van GGZ Friesland …”) had het immers op de weg van GGZ Friesland gelegen om haar standpunt dat partijen hun oorspronkelijke in de Verrekeningssystematiek opgenomen afspraken met betrekking tot een gezamenlijke financiële verantwoordelijkheid nog steeds handhaafden, deugdelijk te motiveren.
4.11. Op grond van het voorgaande laat de uitleg van de artikelen van de samenwer¬kings¬overeenkomst, in samenhang bezien met het in de Financiële Relatie bepaalde, naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie toe dan dat partijen met ingang van de inwerkingtreding van de Financiële Relatie in augustus 2000 hun tot dan toe geldende afspraak - inhoudende een gezamenlijke financiële verantwoordelijkheid - hebben gewijzigd in een - eveneens in de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde - afspraak die erop neerkwam dat een tekort dan wel een overschot in de exploitatie van AZS ten laste respectievelijk ten bate van GGZ Friesland zou komen, met andere woorden: vanaf augustus 2000 tot aan de beëindiging van de samenwerking in 2009 was GGZ Friesland financieel verantwoordelijk voor de exploitatie van AZS.
4.12. Uitgaande van de hiervoor vastgestelde financiële verantwoordelijkheid van GGZ Friesland voor eventuele tekorten in de exploitatie van AZS in het algemeen, moet vervolgens de vraag worden beantwoord of in het bijzonder ook de onderhavige nabetaling van loon aan [A] c.s. gezien de door partijen gehanteerde financieringsmethodiek van AZS voor rekening van GGZ Friesland dient te komen. In dat verband is van belang om vast te stellen op welke wijze de loonkosten van [A] c.s. waren ingebed in deze financieringsmethodiek.
4.13. Antonius Ziekenhuis heeft dienaangaande betoogd dat uit de Financiële Relatie het volgende kan worden afgeleid. De bijdrage van Antonius Ziekenhuis aan het AZS bestond uit een omzetcomponent en een kostencomponent. De omzetcomponent bestond uit het externe budget van partijen vóór aftrek van kosten. Van dat externe budget werden allereerst afgetrokken de kosten van (onderhoud) nieuwbouw en indirecte algemene overheadkosten. Opgeteld werd vervolgens een bedrag terzake van "liaison psychiatrie", de bijdrage van Antonius Ziekenhuis voor het gebruikmaken van kennis en expertise van AZS. Het bedrag dat daarna resteerde was beschikbaar voor de exploitatie van AZS. Op die bijdrage kwam vervolgens een aantal directe kostenposten in mindering, waaronder de directe loonkosten van [A] c.s. Na aftrek van deze directe kosten op het beschikbare bedrag voor de exploitatie van de AZS resteerde een tekort of overschot dat door GGZ Friesland aan Antonius Ziekenhuis werd betaald respectievelijk door Antonius Ziekenhuis aan GGZ Friesland werd betaald. De eindafrekening, waaruit moest blijken of er sprake was van een tekort of overschot, werd tot en met 2004 na afloop van ieder boekjaar opgemaakt. Vanaf 2004 betaalde Antonius Ziekenhuis maandelijks een voorschot aan GGZ Friesland. Aan het einde van het betreffende jaar werden de betaalde voorschotten in mindering gebracht op het in totaal door Antonius Ziekenhuis aan GGZ Friesland te betalen overschot. Gedurende de gehele looptijd van de samenwerkingsovereenkomst resulteerde dat in een door Antonius Ziekenhuis aan GGZ Friesland te betalen bedrag nu de jaarlijkse omzetcomponent van Antonius Ziekenhuis groter was dan de kostencomponent, aldus nog steeds Antonius Ziekenhuis.
4.14. De rechtbank constateert dat GGZ Friesland niet alleen niet heeft weersproken dat de Financiële Relatie de basis vormt voor de financieringssystematiek van AZS, maar ook dat haar stellingen terzake op hoofdlijnen overeenstemmen met die van Antonius Ziekenhuis. Ook volgens GGZ Friesland bracht Antonius Ziekenhuis op de door haar ontvangen PAAZ-vergoeding eerst diverse kosten en een bedrag aan overhead in mindering en telde dan een bedrag terzake "liaison psychiatrie" erbij op. Het resterende bedrag ("Totaal beschikbaar") werd overgemaakt aan GGZ Friesland en samengevoegd met de PAAZ-vergoeding van GGZ Friesland. Vervolgens, zo stelt GGZ Friesland, bracht Antonius Ziekenhuis op het door haar berekende bedrag "Totaal beschikbaar" onder meer de loonkosten van [A] c.s. in mindering. Van het bedrag dat vervolgens overbleef, vermeerderd met de door GGZ Friesland ontvangen PAAZ-vergoeding diende GGZ Friesland alle andere kosten ten behoeve van de exploitatie van AZS te voldoen, aldus GGZ Friesland. Hoewel GGZ Friesland in haar stellingen op dat punt volstaat met een beschrijving van de systematiek en daaraan verder geen conclusie verbindt – anders dan de hierna te bespreken verweren dat zij desondanks niet gehouden is tot betaling van de nabetaalde loonkosten - acht de rechtbank evenwel de gevolgtrekking gerechtvaardigd dat kennelijk ook in de optiek van GGZ Friesland gold dat, ingeval Antonius Ziekenhuis op het bedrag “Totaal beschikbaar” een hoger bedrag aan loonkosten in mindering zou brengen, het totale budget van AZS minder hoog zou zijn zodat voor GGZ Friesland uiteindelijk een lager exploitatie¬overschot dan wel een hoger exploitatietekort zou resteren.
4.15. Het voorgaande leidt tot de gevolgtrekking dat een verhoging van de loonkosten van de verpleeg¬kundigen van AZS een direct gevolg zou hebben voor het financiële resultaat van AZS in die zin dat het uiteindelijk door GGZ Friesland te ontvangen overschot dan wel te betalen tekort lager respectievelijk hoger zou uitvallen.
4.16. Antonius Ziekenhuis heeft betoogd dat zij achteraf, indachtig de hierboven geschetste financieringssystematiek, door de nabetaling van loon aan [A] c.s. te weinig kosten in mindering heeft gebracht op haar bijdrage aan AZS in die zin dat het overschot dat zij aan GGZ Friesland betaalde jaarlijks te hoog was. GGZ Friesland heeft niet gesteld dat de nabetaling van loonkosten van [A] c.s. op andere wijze zou moeten worden verwerkt in de financieringssystematiek van AZS dan hierboven is vastgesteld met betrekking tot de reguliere loonkosten, behalve dan dat de nabetaling moet worden geacht te zijn inbegrepen in de 14% overheadkosten-regeling, op welke stelling in r.o. 4.24. zal worden ingegaan.
4.17. De conclusie moet daarom luiden dat ook ten aanzien van de nabetaalde loonkosten van [A] c.s. de hierboven omschreven systematiek van de Financiële Relatie moet worden gehanteerd. Derhalve moet Antonius Ziekenhuis worden gevolgd in haar stelling dat zij achteraf gezien te weinig kosten heeft afgetrokken van haar bijdrage aan AZS en dat GGZ Friesland in beginsel jaarlijks een te hoog bedrag aan exploitatieoverschot heeft ontvangen.
4.18. GGZ Friesland heeft voorts nog een aantal verweren gevoerd die ertoe strekken dat zij in weerwil van het voorgaande niet gehouden is om de nabetaalde loonkosten te dragen.
4.19. In dat verband heeft GGZ Friesland allereerst naar voren gebracht dat blijkens artikel 2.4 van de samenwerkingsovereenkomst overschotten en tekorten ten bate respectievelijk ten laste komen van GGZ Friesland "tenzij in het Bestuurlijk Overleg nadere afspraken zijn gemaakt”. Een dergelijke nadere afspraak, zo stelt GGZ Friesland, zou zeker zijn gemaakt wanneer duidelijk was geweest dat wellicht een grote som aan loonkosten extra zou moeten worden gefinancierd. In ieder geval, aldus GGZ Friesland, zou zij niet hebben ingestemd met betaling voor de hogere loonkosten.
4.20. De rechtbank passeert dat verweer. Allereerst is gesteld noch gebleken dat in het Bestuurlijk Overleg op enig moment gedurende de looptijd van de samenwerkings¬overeenkomst afwijkende afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het financiële resultaat. Dientengevolge is niet inzichtelijk gemaakt onder welke omstandigheden een dergelijke afwijkende afspraak wél zou zijn gemaakt en is derhalve evenmin aangetoond dat dit zou zijn gebeurd in geval van een nabetaling van loon aan werknemers. Daar komt bij dat het onderhavige bedrag aan nabetaling van loon een - in verhouding tot de totale jaarlijkse budgetten - relatief klein bedrag vormt zodat zonder nadere toelichting niet valt in te zien dat het Bestuurlijk Overleg in dat geval afwijkende afspraken zou hebben gemaakt. Dat in het Bestuurlijk Overleg naar aanleiding van de extra loonclaim van [A] c.s. nadere afspraken zouden zijn gemaakt is derhalve onvoldoende onderbouwd.
4.21. Daar komt bij dat GGZ Friesland sinds oktober 2002 reeds bekend was met het feit dat [A] c.s. bezwaar hadden gemaakt tegen de herziene functiewaardering op basis van FWG 3.0. Bij brief van 2 oktober 2002 heeft GGZ Friesland immers aan Antonius Ziekenhuis bericht dat een aantal medewerkers een bezwaarschrift hadden ingediend bij de Raad van Bestuur van GGZ Friesland. Dat betekent dat GGZ Friesland – die, zoals hiervoor reeds vastgesteld, vanaf 2000 volgens afspraak tussen partijen een eventueel exploitatie¬tekort van AZS zou moeten dragen - vanaf dat moment reeds bekend was met de mogelijkheid dat aan de betreffende werknemers een nabetaling van loon moest worden gedaan. GGZ Friesland had dus rekening kunnen houden met de mogelijkheid van een zich aandienende financiële tegenvaller door – in de wetenschap dat een dergelijke financiële tegenvaller voor haar rekening zou komen - binnen het Bestuurlijk Overleg aan te dringen op het maken van nadere afspraken op dat punt. GGZ Friesland heeft dat echter nagelaten, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank thans voor haar rekening moet komen. De stelling dat GGZ Friesland niet zou hebben betaald voor hogere loonkosten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat de eigen werknemers in dienst van GGZ Friesland zouden hebben geklaagd omdat zij in verhouding tot [A] c.s. te laag zouden zijn ingeschaald voor dezelfde werkzaamheden acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat GGZ Friesland zou hebben geweigerd te betalen voor hogere loonkosten.
4.22. GGZ Friesland heeft verder als verweer aangevoerd dat de tijdens de samenwerkings¬overeenkomst jaarlijks opgestelde exploitatierekeningen zijn afgesloten. Om die reden, aldus GGZ Friesland, kunnen de nabetaalde loonkosten niet meer in rekening worden gebracht.
4.23. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt naar het oordeel van de rechtbank echter niet in te zien waarom de nabetaalde loonkosten achteraf niet meer in rekening kunnen worden gebracht bij GGZ Friesland, mede gezien het feit dat GGZ Friesland al vanaf 2002 bekend was – en dus rekening had kunnen houden - met een mogelijke financiële tegenvaller terzake. Het enkele feit dat de jaarlijkse exploitatierekeningen zijn afgesloten vormt daarvoor onvoldoende grond, terwijl de tekst van de samenwerkings¬overeenkomst een dergelijke navordering evenmin uitsluit.
4.24. Voorts is, zoals in r.o. 4.16. reeds is overwogen, door GGZ Friesland naar voren gebracht dat de nabetaalde loonkosten worden geacht te zijn inbegrepen bij de 14% overhead kosten die Antonius Ziekenhuis in mindering bracht op haar zorgbudget ten behoeve van AZS. Daarbij is volgens GGZ Friesland van belang dat het ging om grote bedragen die Antonius Ziekenhuis zich jaarlijks toe-eigende zonder dat daartegenover een kostenpost stond. Onder deze omstandigheden is het naar de mening van GGZ Friesland onredelijk om de nabetaalde loonkosten voor rekening van GGZ Friesland te brengen.
4.25. Antonius Ziekenhuis heeft in reactie op genoemd verweer verwezen naar bladzijde 2 van de Financiële Relatie. In het daar opgenomen overzicht staat opgesomd wat als overheadkosten moet worden aangemerkt. Op grond daarvan heeft GGZ Friesland naar het oordeel van de rechtbank haar stelling dat aan de inhouding van 14% overheadkosten geen kostenpost ten grondslag lag, onvoldoende onderbouwd. Datzelfde geldt voor de stelling van GGZ Friesland dat in de overheadkosten ook de extra salarisbedragen begrepen zijn.
4.26. GGZ Friesland heeft tevens betoogd dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de kant van Antonius Ziekenhuis. In dat verband is gesteld dat artikel 3.2 van de samenwerkings¬over¬een¬komst aan GGZ Friesland de exclusieve bevoegdheid toekent ten aanzien van de bepaling en uitvoering van rechtspositionele bepalingen waaronder het arbeidsvoorwaarden¬pakket. Echter, zo stelt GGZ Friesland, Antonius Ziekenhuis heeft de functiebeschrijvingsprocedure van [A] c.s. geheel zelfstandig gedaan en daarbij formele besluiten genomen zonder afstemming en overleg met GGZ Friesland. Dat heeft geleid tot een functiebeschrijving die bijna drie keer zo lang is als die van de verpleegkundigen die binnen de organisatie van GGZ Friesland geldt. Daarmee is Antonius Ziekenhuis tekort geschoten in de verplichtingen op grond van artikel 3.2 van de samenwerkingsovereenkomst. Op basis daarvan heeft GGZ Friesland de nakoming van haar verbintenis jegens Antonius Ziekenhuis opgeschort. Dit kan, gezien het schuldeisersverzuim aan de kant van Antonius Ziekenhuis, niet tot verzuim aan de kant van GGZ Friesland leiden, zo stelt GGZ Friesland.
4.27. De rechtbank verwerpt de stelling van GGZ Friesland dat sprake is van schuldeisersverzuim. Antonius Ziekenhuis is in haar stellingen terzake namelijk uitvoerig ingegaan op de met betrekking tot de functiebeschrijving gevoerde correspondentie en overleggen, hierboven in r.o. 2.14 en verder geciteerd. Antonius Ziekenhuis heeft daaruit de conclusie getrokken dat de beoordeling, beschrijving, waardering en vaststelling van de functie van [A] c.s. volledig is uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van GGZ Friesland, althans haar Raad van Bestuur en het Districtsmanagement in de persoon van [D], Hoofd Algemene Zaken GGZ Friesland. Voorts, zo stelt Antonius Ziekenhuis, heeft Antonius Ziekenhuis geen inhoudelijke bemoeienis gehad met de beschrijving en waardering van de functie van [A] c.s. In het licht van die uitvoerige stellingname bezien, heeft GGZ Friesland haar stellingen dat de directie van Antonius Ziekenhuis verantwoordelijk is geweest voor het opstellen van de gewijzigde functiebeschrijving, onvoldoende onderbouwd. Los daarvan is voldoende duidelijk dat GGZ Friesland wel degelijk betrokken was bij, en op de hoogte was van, de wijzigingen in de functieomschrijving. Nu aldus geen sprake is van het niet-nakomen van een verplichting van Antonius Ziekenhuis ten gevolge van een haar toe te rekenen omstandigheid in de zin van artikel 6:59 BW, moet het beroep van GGZ Friesland op schuldeisersverzuim worden verworpen. Partijen zijn nog uitvoerig ingegaan op de juridische procedures die zijn gevoerd naar aanleiding van de beschrijving en waardering van de functie van [A] c.s., maar deze stellingen kunnen verder onbesproken blijven nu de gevoerde procedures verder geen rol spelen bij de beoordeling van de onderhavige zaak.
4.28. De rechtbank zal het beroep van GGZ Friesland op de redelijkheid en billijkheid als onvoldoende onderbouwd terzijde schuiven, mede gezien het tussen partijen vaststaande feit dat GGZ Friesland gedurende het overgrote deel van de looptijd van de samenwerkings¬overeenkomst jaarlijks een exploitatieoverschot ontving.
4.29. Op grond van het voorgaande moet de conclusie luiden dat GGZ Friesland gehouden is de nabetaalde loonkosten van [A] c.s. voor haar rekening te nemen.
4.30. Met betrekking tot de hoogte van het gevorderde bedrag heeft GGZ Friesland bij conclusie van antwoord nog betoogd dat Antonius Ziekenhuis geen recht heeft op vergoeding van wettelijke rente ad € 28.328,97 tot aan het moment van facturering door Antonius Ziekenhuis. De rechtbank verstaat evenwel de stellingen van Antonius Ziekenhuis bij dagvaarding en conclusie van repliek aldus dat genoemd bedrag van € 28.328,97 betrekking heeft op de verhoging wegens vertraging in de loonbetaling ex artikel 7:625 BW en tevens op de wettelijke rente daarover. Nu ingevolge HR 5 januari 1979, NJ 1979, 207 een cumulatie van verhoging en wettelijke rente mogelijk is, is ook genoemd bedrag van
€ 28.328,97 toewijsbaar. Tegen de ingangsdatum van de door Antonius Ziekenhuis gevorderde wettelijke handelsrente is geen verweer gevoerd zodat deze zal worden toegewezen vanaf 20 mei 2010.
4.31. GGZ Friesland zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Antonius Ziekenhuis worden begroot op:
- dagvaardingskosten € 87,93
- griffierechten € 4.951,00
- salaris advocaat € 4.000,00 (2 punten × tarief VI)
TOTAAL € 9.038,93
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt GGZ Friesland om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan Antonius Ziekenhuis te betalen een bedrag van € 239.897,58, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 20 mei 2010 tot de dag van volledige betaling;
5.2. veroordeelt GGZ Friesland in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Antonius Ziekenhuis begroot op € 9.038,93;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Idzenga en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.