ECLI:NL:RBLEE:2012:BV3652

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113338 / HA ZA 11-503
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekering en schadevergoeding na inbraak in woning met niet ingeschakelde alarminstallatie

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 1 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser [X] en gedaagde Achmea Schadeverzekering N.V. De zaak betreft een inbraak in de woning van [X] op 9 oktober 2010, waarbij een waardevolle antieke tegelverzameling en andere kostbaarheden zijn gestolen. [X] had een inboedelverzekering afgesloten bij Interpolis, de rechtsvoorganger van Achmea, met een alarmclausule die vereiste dat de alarminstallatie ingeschakeld diende te zijn bij afwezigheid van de woning. Tijdens de inbraak was de alarminstallatie echter niet ingeschakeld, wat leidde tot de vraag of Achmea gehouden was de schade te vergoeden.

De rechtbank oordeelde dat [X] niet had voldaan aan de verplichtingen uit de alarmclausule, waardoor zijn recht op uitkering verviel. De rechtbank stelde vast dat [X] op het moment van de inbraak zijn woning had verlaten zonder het alarm in te schakelen, ondanks dat hij zich op een afstand van zijn woning bevond en er een aanzienlijke waarde aan zijn verzameling was verbonden. De rechtbank concludeerde dat de uitleg van de alarmclausule door Achmea redelijk was en dat [X] onvoldoende had onderbouwd dat het inschakelen van het alarm de inbraak niet had kunnen voorkomen.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vordering van [X] af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van Achmea op € 7.537,00 werden begroot. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 113338 / HZ ZA 11-503
Vonnis van 1 februari 2012
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. R.S. van der Spek te Leeuwarden,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat: mr. A.V.M. van Dijk te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [X] en Achmea genoemd worden.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Door [X] en Achmea zijn producties overgelegd.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [X] heeft bij Interpolis Schade N.V. (hierna te noemen: Interpolis), de rechtsvoorganger van Achmea, diverse verzekeringen gesloten, waaronder een inboedelverzekering met betrekking tot een aan [X] in eigendom toebehorende antieke tegelverzameling, zogenoemde polychrome 'Vroeg 17e-eeuwse' tegels, met een verzekerd bedrag van € 211.600,00 en een inboedelverzekering met betrekking tot de in de woning van [X] aanwezige inboedel van [X], met een verzekerd bedrag van
€ 114.557,00.
2.2. Op de beide inboedelverzekeringen is onder andere clausule 7 van toepassing, waarin onder meer het volgende is bepaald:
"Voorschriften diefstal / inbraakalarminstallatie.
Verzekerde is verplicht:
1. een onderhoudscontract af te sluiten met het beveiligingsbedrijf. Dit onderhoudscontract moet ingaan op de datum van oplevering van de beveiliging en moet van kracht blijven gedurende de looptijd van de verzekering;
2. de beveiliging in een werkvaardige toestand te houden en te gebruiken;
(…)"
2.3. Tevens zijn op de verzekeringen de algemene voorwaarden van Interpolis van toepassing. In artikel 4 lid 1 sub c van de algemene voorwaarden is onder andere het volgende bepaald:
"Wat is uitgesloten
1. De verzekering geeft geen dekking als:
(…)
c. een verzekerde een verplichting uit de verzekering niet of niet tijdig is nagekomen en ons daardoor in een redelijk belang heeft geschaad."
2.4. Op zaterdagochtend 9 oktober 2010 heeft er in de woning van [X] aan de [adres] te [woonplaats] een inbraak plaatsgevonden waarbij een belangrijk deel van de waardevolle tegelcollectie van [X] is gestolen. Daarnaast zijn zich in de nabijheid van de tegels bevindende sieraden en een antiek houten dienblad (een bultertray) ontvreemd. De waarde van de gestolen tegels is na de inbraak door Interpolis getaxeerd op een bedrag van € 326.200,00, met welk bedrag [X] heeft ingestemd.
2.5. [X] heeft op de bewuste ochtend van 9 oktober 2010 rond 05.30 uur zijn woning verlaten in verband met een door hem te bezoeken beurs in Delft, zonder daarbij de alarminstallatie te activeren. Om ongeveer 10.20 uur is [X] omtrent de inbraak telefonisch geïnformeerd door mevrouw [Y] (hierna te noemen: [Y]), die de woning van [X] 's ochtends heeft bezocht om daar door haar gestalde paarden te verzorgen. De partner van [X] bevond zich ten tijde van de inbraak voor een kort verblijf van enkele dagen op Schiermonnikoog.
2.6. In het van de diefstal opgemaakte proces-verbaal is onder andere de navolgende verklaring van [X] opgenomen:
"Op zaterdag 9 oktober 2010, om 05.30 uur, ben ik per auto vertrokken naar een bodemvondstbeurs te Delft. Die dag omstreeks 10.20 uur, werd ik gebeld door [Y]. (…) [Y] vertelde mij, dat er was ingebroken in mijn woning. Ze had deuren geopend aangetroffen en in mijn kantoor lag van alles overhoop. Tevens kon ze mij vertellen, dat er een deel van mijn verzameling antieke tegels was weggenomen. Hierop is de politie gewaarschuwd. Toen u ter plaatse was, heb ik u gevraagd of er tegels uit een kast in de opkamer waren weggenomen. Toen dat ook het geval bleek te zijn ben ik direct naar huis gereden. Bij thuiskomst zag ik, dat een groot deel van mijn verzameling antieke tegels was weggenomen uit mijn kantoor, uit een kast in de opkamer en uit de serrekast. Bij de tegels in de serrekamer stonden twee doosjes met daarin sieraden.(…) Ook werd een antiek houten dienblad weggenomen. (…) De schade bedraagt al met al ongeveer € 500.000,00."
2.7. Bij brief van 20 december 2010 heeft Interpolis onder andere het volgende geschreven aan [X]:
"U meldde op 9 oktober een inbraak-/diefstalschade. (…) Helaas vergoeden wij uw inboedelschade niet. (…)
Toedracht
De daders hebben eerst getracht twee buitendeuren open te wrikken. Dit is niet gelukt, Uiteindelijk hebben zij een Velux dakraam geforceerd en zijn op die manier binnen gekomen. Bij deze inbraak zijn uw losse tegelverzameling, sieraden een butlertray gestolen. Uit het onderzoek is gebleken dat ten tijde van de inbraak het alarm door u niet was ingeschakeld.
Objectclausule
De door u afgesloten inboedelverzekering vermeldt de volgende clausule:
Clausule 7
Voorschriften diefstal / inbraakalarminstallatie.
Verzekerde is verplicht:
(…)
2. de beveiliging in een werkvaardige toestand te houden en te gebruiken;
(…)
U hebt niet voldaan aan onderdeel 2 van bovengenoemde clausule. In de algemene voorwaarden staat vermeld dat de verzekering geen dekking geeft als een verzekerde een verplichting uit de verzekering niet of niet tijdig is nagekomen en ons daardoor in een redelijk belang heeft geschaad. Ik verwijs u naar artikel 4 lid 1.c. Dit is dan ook de reden dat de schade betreffende uw losse tegelverzameling, lijfsieraden en butlertray niet voor vergoeding in aanmerking komt."
2.8. Interpolis heeft bijbrief van 2 maart 2011 aan de voormalig advocaat van [X] onder andere het volgende geschreven:
"U stelt dat de clausule niet duidelijk is. Ik deel uw mening niet. (…) De clausule omschrijft heel helder dat er voorschriften gelden voor inbraakalarminstallatie. (…) Alleen onder de in de clausule vermelde voorwaarden waren wij bereid (…) de tegelverzameling tegen het risico van inbraak en diefstal te verzekeren. Die clausule is, zoals gezegd, duidelijk. (…) U bent verder van mening dat de diefstal ook had plaatsgevonden als de alarminstallatie wel was ingeschakeld. Los van het feit dat wij de juistheid van die stelling sterk betwijfelen, miskent u dat wij wel degelijk in onze belangen zijn geschaad. Wij waren enkel bereid om de (…) tegelverzameling te verzekeren, mits de heer [X] de verplichtingen in de alarmclausule zou naleven, Vast staat dat het alarm niet was ingeschakeld, waardoor het risico van inbraak en diefstal voor Interpolis onaanvaardbaar wordt verhoogd. Juist om die reden stelden wij de voorschriften. Nu de clausule niet is nageleefd, zijn wij wel degelijk in onze belangen geschaad."
3. De vordering
3.1. De vordering van [X] strekt ertoe, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Achmea veroordeelt om aan [X] uit hoofde van de tussen hem en Interpolis gesloten verzekering te voldoen een bedrag van € 328.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. Achmea ter zake van buitengerechtelijke kosten veroordeelt om aan [X] te voldoen een bedrag van € 1.867,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. Achmea veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten ten bedrage van € 131,00 dan wel - indien betekening van het in deze te wijzen vonnis plaatsvindt - ten bedrage van € 199,00, zulks met bepaling dat daarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis.
3.2. Achmea voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling ervan
4.1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of Achmea gehouden is de door [X] gestelde schade ad € 328.300,00 als gevolg van de inbraak te vergoeden uit hoofde van de tussen [X] en Interpolis gesloten inboedelverzekeringen.
4.1.1. [X] meent dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, onder andere stellend dat een redelijke uitleg van de voorschriften niet mee brengt dat het alarm ingeschakeld dient te worden telkens wanneer [X] de woning overdag voor een paar uur verlaat, zoals in het onderhavige geval. Daarbij komt dat de woning, aldus [X], ook zonder ingeschakeld alarm zeer goed beveiligd was. Voorts voert [X] aan dat er sprake is geweest van een zogenoemde snelkraak, die ook in het geval het alarm in werking was geweest zou hebben plaatsgehad.
4.1.2. Achmea daarentegen betwist de vordering, zich daarbij - kort gezegd - beroepend op clausule 7 juncto artikel 4 lid 1 sub c van de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Immers, [X] had ten tijde van de inbraak in strijd met de voorschriften de in zijn woning aanwezige alarminstallatie niet ingeschakeld. Indien deze wel was ingeschakeld dan was het alarm ongetwijfeld afgegaan en was er een melding binnengekomen bij de meldkamer van de particuliere alarmcentrale. Verder was er in de woning een luide sirene afgegaan, die de inbrekers ongetwijfeld bewust had gemaakt van het alarm.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.2. Ter beoordeling staat allereerst de vraag of [X], zoals door Achmea is aangevoerd en door [X] is betwist, zijn verplichtingen op grond van de alarmclausule zoals genoemd in overweging 2.2 heeft geschonden. De rechtbank oordeelt dat zulks het geval is. Het volgende wordt daartoe overwogen.
4.2.1. De rechtbank is van oordeel dat de tekst van de alarmclausule in redelijkheid niet anders uitgelegd kan worden dan de door Achmea aangevoerde uitleg, te weten dat het uitgangspunt van de alarmclausule is dat de alarminstallatie gebruik dient te worden - derhalve ingeschakeld dient te worden - op het moment dat [X] zijn woning verlaat.
Vast staat dat [X] zulks op de ochtend van de inbraak niet heeft gedaan. [X] heeft evenwel nagelaten hiervoor een reden aan te voeren die de conclusie zou rechtvaardigen dat hij het alarm onder de gegeven omstandigheden niet had hoeven te activeren. Het door [X] gestelde dat een redelijke uitleg van de voorschriften niet mee brengt dat het alarm ingeschakeld dient te worden telkens wanneer hij de woning overdag voor een paar uur verlaat, zal worden gepasseerd. Het volgende is daartoe redengevend.
4.2.1.1. Ten eerste is komen vast te staan dat [X] de woning op zaterdagochtend 9 oktober 2010 om 05.30 uur heeft verlaten; een tijdstip waarop het nog donker was en dar als nachtelijk uur dient te worden geschouwd. Dit geldt te meer nu de zaterdag niet als een alledaagse werkdag dient te worden beschouwd, waarbij de activiteiten van de dag later beginnen dan op een doordeweekse dag.
4.2.1.2. Ten tweede staat vast dat [X] zich ten tijde van de inbraak op grote afstand en daarmee op geruime reistijd van zijn woning bevond. [X] zou derhalve een groot gedeelte van de dag niet aanwezig zijn. Immers, de reistijd van [woonplaats] naar Delft en vice versa bedraagt ongeveer vier uren en het geplande bezoek aan de beurs zou ook enige uren in beslag nemen. Niet geoordeeld kan dan ook worden dat [X] slechts een paar uren van huis zou zijn - nog daargelaten of hij ook dan niet gehouden zou zijn geweest het alarm in te schakelen. De enkele omstandigheid dat [Y] op een bepaald moment in de morgen nog op het erf van [X] zou komen, zoals gesteld door [X], doet aan dit oordeel niet af. Te meer nu [Y] voor het verzorgen van de paarden niet in de woning van [X] hoefde te zijn.
4.2.2. Voorts wordt overwogen dat van [X] in de onderhavige situatie meer voorzichtigheid had mogen worden verwacht. Immers, blijkens het van de diefstal opgemaakte proces-verbaal (overweging 2.6) bedroeg de waarde van de ontvreemde antieke tegels volgens [X] een bedrag van bijna € 500.000,00. Nu niet de hele verzameling tegels door de inbrekers is meegenomen, moet de totale waarde van de verzameling zelfs nog hoger hebben gelegen. Zoals reeds overwogen is [X] op een nachtelijk tijdstip vertrokken en was er voor het overgrote deel van de dag niemand aanwezig in zijn woning, waarin een collectie lag met een waarde van, aldus [X], minimaal € 500.000,00. In een dergelijk geval had van [X] mogen worden verwacht dat hij het alarm zou activeren, dan wel had hij moeten begrijpen dat Interpolis onder deze omstandigheden zou hebben verlangd dat het alarm was geactiveerd.
4.3. Nu [X] niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de alarmclausule, vervalt in beginsel ingevolge artikel 4. lid 1 sub c van de algemene voorwaarden het recht op uitkering. Er kunnen zich evenwel gevallen voordoen waarin een beroep op een uitsluitingsclausule in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Daarbij kan worden gedacht aan het geval waarin onvoldoende verband bestaat tussen het niet naleven van de in de betreffende clausule omschreven verplichtingen en het risico zoals zich dit heeft verwezenlijkt (vgl. HR 19 mei 1995, nr. 15 696, NJ 1995, 498). Hiervan zal in een situatie als de onderhavige sprake kunnen zijn, indien [X] stelt en zo nodig bewijst dat het naleven van de clausule de inbraak niet had verijdeld. Hieruit volgt dat op [X] ter zake de bewijslast rust en niet - zoals door [X] gesteld - op Achmea. De rechtbank is van oordeel dat [X] hierin evenwel niet is geslaagd en het volgende wordt daartoe overwogen.
4.3.1. Volgens [X] zou het inschakelen van de alarminstallatie de inbraak niet hebben verijdeld, omdat er sprake zou zijn geweest van een zogenoemde bliksemkraak, die hooguit tien tot vijftien minuten heeft geduurd. [X] heeft zulks wel gesteld, maar hij heeft dit na de gemotiveerde betwisting ervan door Achmea niet nader onderbouwd. Zo heeft [X] onverklaard gelaten hoe de dieven in staat zijn geweest in zo'n kort tijdsbestek een substantieel deel van een zeer kostbare collectie te ontvreemden, waarbij de hoogst mogelijke voorzichtigheid geboden was gelet op de kwetsbaarheid en waarde van de tegels. Dit geldt te meer nu de tegels blijkens het van de diefstal opgemaakte proces-verbaal ook nog eens vanaf drie verschillende locaties zijn meegenomen, te weten uit het kantoor van [X], uit een kast in de opkamer en uit de serrekast.
4.3.2. Voorts heeft [X] gesteld dat de woning ook zonder ingeschakelde alarminstallatie goed beveiligd was door de aanwezigheid van onder andere veiligheidssloten, dievenklauwen en grendels. Dat zulks evenwel niet het geval is geweest, blijkt naar het oordeel van de rechtbank wel uit het feit dat de dieven zich op vrij eenvoudige wijze toegang hebben weten te verschaffen tot de woning. Niet geoordeeld kan dan ook worden dat de beveiliging aan de woning, anders dan die van het alarm, bij buiten werking zijn van de alarminstallatie, afdoende is geweest om de inbraak te voorkomen.
4.3.3. Tot slot overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de dieven bij het afgaan van het inbraakalarm niet het 'hazenpad' zouden hebben gekozen, zodat ook om die reden niet geoordeeld kan worden dat het functioneren van de alarminstallatie geen preventief nut zou hebben gehad.
4.4. Dat Interpolis niet in haar belangen is geschaad door het niet ingeschakeld zijn van de alarminstallatie - zoals gesteld door [X] - is naar het oordeel van de rechtbank niet juist. Immers, Achmea heeft onbetwist gesteld, althans onvoldoende weersproken, dat Interpolis enkel en alleen bereid is geweest de waardevolle collectie van [X] te verzekeren met inachtneming van het bepaalde in clausule 7, oftewel met aanwezigheid van een functionerende en in gebruik zijnde alarminstallatie. Deze eis was erop gericht om het risico van inbraak en diefstal te beperken, welk risico zich in de onderhavige zaak daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Door de alarminstallatie niet te gebruiken is het risico van inbraak en diefstal onaanvaardbaar verhoogd. Hierdoor is dan ook naar het oordeel van de rechtbank een redelijk belang van Interpolis geschaad.
4.5. Voor zover [X] een beroep heeft willen doen op artikel 7:930 lid 2 BW overweegt de rechtbank dat dit beroep dient te worden gepasseerd. Voornoemd artikel bepaalt dat een bedongen uitkering onverkort geschiedt, indien de niet of onjuiste meegedeelde feiten zoals bedoeld in artikel 7:928 BW van geen belang zijn voor de beoordeling van het risico, zoals zich dat heeft verwezenlijkt. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Immers, Achmea heeft niet aangevoerd dat [X] in strijd heeft gehandeld met artikel 7:928 BW, laat staan dat een schending van de mededelingsplicht voor Interpolis de reden is geweest om niet tot uitbetaling van de door [X] geleden schade over te gaan.
4.6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het door Achmea gedane beroep op de alarmclausule te slagen en zullen de vorderingen van [X] derhalve worden afgewezen.
overige standpunten
4.7. Al hetgeen partijen overigens nog te berde hebben gebracht (zoals onderverzekering en het niet kunnen overleggen van een BORG certificaat) kan - als niet meer van belang zijnde voor de uitkomst van het geschil - onbesproken blijven.
proceskosten
4.8. [X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Achmea vastgesteld als volgt:
- griffierecht € 3.537,00
- salaris advocaat 4.000,00 (2 punt × tarief € 2.000,00)
Totaal € 7.537,00.
nakosten
4.9. De hierna in het dictum vermelde kostenveroordeling betreft tevens de na dit vonnis gemaakte kosten en levert dus ook daarvoor een titel op. Achmea heeft een bedrag van € 131,00 dan wel een bedrag van € 199,00 gevorderd indien betekening van het vonnis plaatsvindt. [X] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal de gevorderde nakosten toewijzen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vordering van [X] af;
5.2. veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 7.537,00;
5.3. veroordeelt [X] tot betaling van de nakosten ten bedrage van € 131,00 dan wel een bedrag van € 199,00 indien betekening van het vonnis plaatsvindt;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.
fn 375