RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880388-11 VON
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 januari 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, gevangenis De Marwei, Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 12 januari 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.C. Pol, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Leeuwarden, [naam aangever] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam aangever]
(in diens woning) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik snij je kop er af" en/of
"Je gaat eraan.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Leeuwarden (in een woning gelegen aan
of bij [adres]) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [naam aangever] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, althans met dat opzet,
- een (kap)mes heeft meegenomen naar de woning van die [naam aangever] en/of
- de woning van die [naam aangever] is binnengegaan en/of (vervolgens)
- met dat/een (kap)mes in zijn, verdachtes, hand(en) op die [naam aangever] is
afgestormd/afgelopen en/of (vervolgens)
- die [naam aangever] meermalen, althans eenmaal, met dat/een (kap)mes in de
keel/hals en/of een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft
gesneden en/of gestoken en/of
- die [naam aangever] meermalen, althans eenmaal, met het heft van dat/een
(kap)mes op en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- die [naam aangever] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd heeft
gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Leeuwarden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam aangever],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een (kap)mes heeft meegenomen naar de woning van die [naam aangever] en/of
- de woning van die [naam aangever] is binnengegaan en/of (vervolgens)
- met dat/een (kap)mes in zijn, verdachtes, hand(en) op die [naam aangever] is
afgestormd/afgelopen en/of (vervolgens)
- die [naam aangever] meermalen, althans eenmaal, met dat/een (kap)mes in de
keel/hals en/of een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft
gesneden en/of gestoken en/of
- die [naam aangever] meermalen, althans eenmaal, met het heft van dat/een
(kap)mes op en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- die [naam aangever] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd heeft
gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 lid 1 ivm artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met aftrek, met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht alsmede behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland en een cognitieve vaardigheidstraining;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam aangever] tot een bedrag van
€ 2000,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de officier van justitie bewezenverklaring gevorderd. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu het bewijs ten aanzien van dit feit slechts uit één bron afkomstig is.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat er geen wettig bewijs voor het onder 1. ten laste gelegde in het dossier aanwezig is. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de door de officier van justitie aangehaalde verklaringen van getuigen [naam getuigen], alsmede het proces-verbaal van bevindingen, allen zijn te herleiden tot aangever. Nu de verklaring van aangever onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van verdachte2, inhoudende:
Op zaterdag 20 augustus 2011 rond 22:00 uur ben ik naar mijn onderbuurman [naam aangever] gegaan. Ik nam een mes mee. Dit mes zat in de foedraal.
Ik ben de woning van [naam aangever] binnengegaan toen hij niet reageerde op mijn roepen. [naam aangever] stond in de keuken. Toen ik hem aansprak zei hij dat hij de muziek niet zachter zou zetten. Ik heb hem vervolgens bij de schouder gepakt en meegenomen naar de woonkamer. Ik had het mes nog in mijn hand. [naam aangever] liep naar de muziekinstallatie. Toen bukte hij en draaide hij zich om. Opeens maaide er een bijl over me heen. Ik heb het mes op de grond gelegd en geprobeerd om de bijl te pakken. Ik pakte het mes weer op en toen ontstond er een worsteling met het mes. Tijdens de worsteling heb ik hem drie keer geslagen. Ik denk dat ik [naam aangever] tijdens de worsteling met het mes heb geraakt. Het mes is tijdens de worsteling in de buurt van het hoofd van [naam aangever] geweest.
2. De verklaring van verdachte3, inhoudende:
Ik besloot naar beneden te gaan om hem de muziek uit te laten doen. Voordat ik naar beneden ben gegaan heb ik van de kast in de keuken een mes gepakt. Ik wilde dat mes mee hebben omdat ik weet dat hij altijd een mes bij zich heeft. Ik was bang dat ik me niet kon verdedigen als het uit de hand zou lopen.
Ik wilde zo snel mogelijk de woning verlaten toen ik de bijl van hem had afgepakt.
Ik heb het mes en de bijl direct in de keuken op de wasmachine onder een doekje gelegd.
3. De verklaring van aangever [naam aangever]4, inhoudende:
Op 20 augustus 2011 kwam mijn buurman [naam] mijn woning binnen met een mes. Ik ben enkele malen in mijn gezicht geslagen door [naam]. Ik heb me zoveel mogelijk verzet. Ik heb met mijn handen zoveel mogelijk [naam]'s vuisten en het mes afgeweerd.
4. De verklaring van aangever [naam aangever]5, inhoudende:
Het klopt inderdaad dat ik een oud bijltje op de grond naast mijn geluidsinstallatie had liggen. Ik had dit bijltje daar liggen omdat ik mij in de situatie zoals in dit geval, zou kunnen gebruiken om mij te kunnen verdedigen.
Ik weet niet wat er met het bijltje is gebeurd na het incident.
Als u zegt dat dit is aangetroffen in de woning van [naam], dan begrijp ik dat niet.
5. Een proces-verbaal6, onder meer inhoudende een foto van het voor de woning van verdachte aangetroffen mes, waarop te zien is dat het lemmet van het mes tenminste een lengte van 35 centimeter bedraagt.
6. Een schriftelijk stuk7, te weten een letselrapportage, inhoudende:
Betreft [naam aangever], geboren 28/06/1942
Datum onderzoek: 25 augustus 2011
Op het voorhoofd links is een bloeduitstorting zichtbaar met een lengte van 8 centimeter. Hierin is een gelige verkleuring zichtbaar en een oppervlakkige wond van 2 centimeter. Boven de linker wenkbrauw is een wond zichtbaar met een korst erop, horizontaal verlopend met een lengte van 1 centimeter. Op het voorhoofd vlakbij de haargrens een korst zichtbaar met een doorsnede van 0,5 centimeter. Op de linkerzijde van de neuspunt is een korst zichtbaar met een doorsnede van 0,5 centimeter. Onder het linkeroog is een uitgezakte bloeduitstorting zichtbaar. Aan de rechterzijde van de hals is een 3 centimeter lange korst zichtbaar, overgaand in een horizontaal verlopende korst van 1,5 centimeter (dit loopt in het midden van de hals).
Op de ribbenkast is er rechts ter hoogte van de achtste rib in de voorste oksellijn een gele verkleuring zichtbaar met een doorsnede van 2 centimeter. Hieronder zijn ribben voelbaar die pijnlijk zijn bij druk.
Op de linker onderarm aan de pinkzijde is halverwege de arm een geelgroene bloeduitstorting zichtbaar met een lengte van 4 centimeter en een breedte van 2,5 centimeter.
Bij de linkerhand is ter hoogte van de muisduim een zwelling zichtbaar. De pink is gezwollen en er is pijn bij het laatste kootje en het gewricht tussen het laatste en middelste kootje. Aan beide handen zijn diverse verwondingen/korsten zichtbaar.
De wond in de hals is passend bij een snijdend voorwerp. De verwondingen aan de handen kunnen passend zijn bij een snijdend voorwerp.
Gezien de gelige verkleuringen in de bloeduitstortingen is het aannemelijk dat deze bloeduitstortingen ouder zijn dan 18 uur. De korsten op de wonden zijn passend bij de opgegeven tijdsduur. Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht. Het letsel in de keel kan veroorzaakt zijn door de machete of een ander snijdend voorwerp. De andere letsels kunnen veroorzaakt zijn door de machete; zowel de letsels die passend zijn bij een snijdende toedracht als bij een stompe toedracht, welke zowel door een worsteling als door een slag met de achterkant van het heft van de machete.
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van poging tot moord gevorderd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de primair ten laste gelegde poging tot moord en poging tot doodslag als de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende gang van zaken.
Verdachte is met een groot mes naar de woning van aangever [naam aangever] gegaan om de geluidsoverlast te beëindigen. Toen aangever in de woning een bijltje pakte en deze naar verdachte zwaaide, is er een worsteling ontstaan.
Verdachte had het mes eerst op de grond gelegd, maar heeft deze weer opgepakt toen hij het bijltje van aangever had bemachtigd, waarna de worsteling werd voortgezet. Tijdens die worsteling heeft verdachte het slachtoffer, terwijl hij het mes in zijn handen had, meermalen geslagen en is het mes bij de hals van aangever in de buurt gekomen. Aangever heeft bij de worsteling diverse (snij)wonden opgelopen, waaronder een snijwond in zijn hals.
Voor de vraag of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever is van belang of verdachte met zijn handelingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever dodelijk zou verwonden met het mes. Verdachte heeft in een worsteling met aangever een groot mes ter hand genomen en hij heeft het slachtoffer meermalen geslagen. Daarbij is het mes in de nabijheid van de halsstreek geweest. De rechtbank is van oordeel dat - gelet op het soort wapen, de heftigheid van de worsteling en de slaande bewegingen van verdachte terwijl hij een mes in zijn handen had - daarbij de aanmerkelijke kans bestond dat de halsslagader werd geraakt, waardoor aangever deze worsteling met de dood had moeten bekopen. Nu dit naar het oordeel van de rechtbank een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van aangever had.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake is van poging tot moord, dan wel poging tot doodslag. De rechtbank overweegt hiertoe dat het verschil tussen poging tot moord en poging tot doodslag is gelegen in het antwoord op de vraag of de poging tot opzettelijke levensberoving door verdachte al dan niet met voorbedachte raad is begaan. Voor bewezenverklaring van voorbedachte raad is het voldoende dat vast komt te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank stelt voorop dat het enkele meebrengen van een mes nog niet maakt dat er sprake is van voorbedachte raad. Verdachte heeft verklaard dat hij naar aangever toeging om de geluidsoverlast te beëindigen en dat hij het mes meenam zodat hij zich kon verdedigen als het uit de hand zou lopen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte aannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte het mes in de worsteling in een plotselinge opwelling ter hand genomen en is geen sprake geweest van kalm beraad en rustig overleg.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van poging tot moord. De rechtbank zal poging tot doodslag bewezenverklaren.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 2. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 augustus 2011 te Leeuwarden in een woning gelegen aan [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam aangever] van het leven te beroven, met dat opzet,
- een mes heeft meegenomen naar de woning van die [naam aangever] en
- de woning van die [naam aangever] is binnengegaan en
- die [naam aangever] meermalen met dat mes in het lichaam heeft gesneden en
- die [naam aangever] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Door de verdediging is met betrekking tot het bewezenverklaarde een beroep op noodweer gedaan, stellende dat verdachte handelde ter verdediging, nu aangever hem aanviel met een bijl.
De rechtbank overweegt als volgt.
Om te kunnen spreken van noodweer dient er vooreerst een noodweersituatie te zijn. Dit is het geval wanneer er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf, goed of de eerbaarheid van verdachte of een ander. Nu verdachte met een bijl werd aangevallen - dan wel dreigde te worden aangevallen - door aangever was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een noodweersituatie.
Gedragingen van verdachte voorafgaande aan de wederrechtelijke aanranding door het latere slachtoffer kunnen echter onder omstandigheden in de weg staan aan het slagen van een beroep op noodweer(exces) door de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte reeds gebrouilleerd met aangever was, dat hij heeft aangegeven dat hij weet dat het slachtoffer altijd een mes bij zich heeft en dat hij desondanks de confrontatie met hem heeft opgezocht. Daarbij heeft verdachte een groot mes meegebracht en heeft hij het latere slachtoffer in diens woning bij de schouder gepakt en de woning ingeduwd. De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte gedane beroep op noodweer onder die omstandigheden niet gehonoreerd kan worden.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair Poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 augustus 2011, het psychologisch onderzoek d.d. 30 november 2011 en het reclasseringsadvies d.d. 25 november 2011;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door tijdens een worsteling met zijn onderbuurman een groot mes ter hand te nemen. Daarbij is het mes in de nabijheid van de halsstreek van de buurman geweest. De worsteling is ontstaan toen verdachte naar de woning van het latere slachtoffer ging om een einde te maken aan de geluidsoverlast die hij van zijn onderbuurman ondervond. Weliswaar heeft het slachtoffer, toen hij in zijn woning met verdachte en het mes geconfronteerd werd, aanvankelijk zelf een bijl ter hand genomen, maar verdachte heeft de confrontatie opgezocht en hij heeft op volstrekt verkeerde wijze gereageerd op de door hem ondervonden overlast. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het is aan het toeval te danken dat het slachtoffer niet ernstiger gewond is geraakt.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging betrokken dat de nu 67-jarige verdachte enerzijds in 2007 en 2008 is veroordeeld tot werkstraffen in verband met relationeel geweld, maar dat hij anderzijds geen andere veroordelingen op zijn strafblad heeft staan.
Uit het reclasseringadvies en de psychologische rapportage volgt dat verdachte een man is die zich moeilijk kan handhaven in sociale situaties waarin een wederzijds beroep wordt gedaan op afhankelijkheid en rekenschap. Hij wil het liefst onafhankelijk zijn en wil ook niet dat anderen van hem afhankelijk zijn. Gelet op deze sociaal-emotionele problematiek is naar het oordeel van de psycholoog sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waardoor het bewezenverklaarde gedrag mede verklaard kan worden. De psycholoog acht verdachte op het moment van het gepleegde feit enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Geadviseerd wordt aan verdachte een cognitieve vaardigheden training en een behandeling bij de ambulante forensische psychiatrie op te leggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het feit een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf eist. Bij de bepaling van de hoogte van deze straf heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met de rol die het slachtoffer heeft gespeeld voorafgaand aan het door verdachte gepleegde feit. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de voorwaarden verbinden dat verdachte zal deelnemen aan een cognitieve vaardigheden training en dat hij zich onder behandeling zal stellen van de ambulante forensische psychiatrie.
Benadeelde partij
[naam aangever] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. primair ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat de gestelde immateriële schade op grond van de bijgevoegde jurisprudentie in redelijkheid kan worden vastgesteld op een bedrag van € 1900,00. Deze schade staat in zodanig verband met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Ten aanzien van de gestelde materiële schade à € 100,00 is de rechtbank van oordeel dat deze schade onvoldoende onderbouwd is.
De rechtbank acht de vordering derhalve tot een bedrag van € 1900,00 gegrond en voor toewijzing vatbaar, inclusief wettelijke rente vanaf 20 augustus 2011. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland en een cognitieve vaardigheidstraining.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam aangever], [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1900,00 (zegge: negentienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2011.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam aangever], te betalen een som geld ten bedrage van € 1900,00 (zegge: negentienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam aangever], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2012.
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2011089008, gesloten op 6 september 2011.
2 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting (van 12 januari 2012).
3 De verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie d.d. 21 augustus 2011, pagina's 96, 97 en 98.
4 Het proces-verbaal van aangifte door [naam aangever], d.d. 21 augustus 2011, pagina's 34, 35 en 36.
5 Het proces-verbaal van aangifte door [naam aangever], d.d. 25 augustus 2011, pagina 43.
6 Het proces-verbaal van Unit Forensische Technische Expertise, d.d. 24 augustus 2011, pagina 59 en 60.
7 De letselrapportage van GGD Fryslan, d.d. 28 september 2011, pagina's 2, 3 en 4.