ECLI:NL:RBLEE:2012:BV2042

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
117290 / KG ZA 12-10 en 117390 / KG ZA 12-12
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing beslag op zeeschip en toepasselijkheid van het Beslagverdrag

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vorderen de rechtspersonen Caballo Frion Arrendadora S.A. de C.V. en Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. (hierna: CFA en Rabobank) de opheffing van een conservatoir beslag dat door Greatship (India) Limited is gelegd op het zeeschip 'Caballo Genitor'. De vordering is gebaseerd op de stelling dat het beslag onterecht is gelegd, omdat het Beslagverdrag niet van toepassing zou zijn op de vorderingen van Greatship. De voorzieningenrechter heeft de procedure op 24 januari 2012 behandeld, waarbij de relevante feiten en de juridische context uitvoerig zijn besproken. De kern van het geschil draait om de vraag of de vorderingen van Greatship als zeerechtelijke vorderingen in de zin van het Beslagverdrag kunnen worden aangemerkt. De voorzieningenrechter concludeert dat het beslag op de 'Caballo Genitor' niet is toegestaan, omdat de vorderingen van Greatship niet onder de reikwijdte van het Beslagverdrag vallen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van Greatship op CFA en OSA niet kan worden aangemerkt als een zeerechtelijke vordering, en dat het beslag derhalve moet worden opgeheven. De kosten van het geding worden toegewezen aan de in het gelijk gestelde partijen, CFA, Rabobank en OSA, die gezamenlijk in de kosten van het geding worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige juridische onderbouwing bij het leggen van beslag op zeeschepen en de toepassing van het Beslagverdrag.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
Vonnis in kort geding in gevoegde zaken van 24 januari 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 117290 / KG ZA 12-10 van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
CABALLO FRION ARRENDADORA S.A. DE C.V.,
gevestigd te Ciudad Del Carmen, Campeche (Mexico),
2. de coöperatie
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BOERENLEENBANK B.A.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen, kantoorhoudende te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
GREATSHIP (INDIA) LIMITED,
gevestigd te Mumbai (India),
gedaagde,
advocaat mr. L.H. van Houten, kantoorhoudende te Rotterdam,
en in de gevoegde zaak met zaaknummer / rolnummer 117390 / KG ZA 12-12 van
de rechtspersoon naar vreemd recht
OCEANOGRAFIA S.A. DE C.V.,
gevestigd te Ciudad Del Carmen, Campeche (Mexico),
eiseres,
advocaten mrs. P.J. Hoepel en H. van der Houven van Oordt, van wie mr. Van der Houven van Oordt heeft gepleit, kantoorhoudende te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
GREATSHIP (INDIA) LIMITED,
gevestigd te Mumbai (India),
gedaagde,
advocaat mr. L.H. van Houten, kantoorhoudende te Rotterdam.
Partijen zullen hierna CFA, de Rabobank, Greatship (in beide zaken) en OSA genoemd worden.
1. De procedure
In de zaak met zaaknummer / rolnummer: 117290 / KG ZA 12-10
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling (gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de zaak met zaaknummer / rolnummer 117390 / KG ZA 12-12)
- de pleitnota van CFA en de Rabobank
- de pleitnota van Greatship.
In de zaak met zaaknummer / rolnummer 117390 / KG ZA 12-12
1.2. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling (gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de zaak met zaaknummer / rolnummer 117290 / KG ZA 12-10
- de pleitnota van Greatship.
In de zaak met zaaknummer / rolnummer: 117290 / KG ZA 12-10 en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 117390 / KG ZA 12-12
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald in beide zaken.
2. De feiten
In de zaak met zaaknummer / rolnummer: 117290 / KG ZA 12-10 en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 117390 / KG ZA 12-12
2.1. Greatship is eigenaar van het onder Indische vlag varende offshore supply schip "Greatship Dhriti".
2.2. Op 15 augustus 2008 hebben Greatship als vervrachter en OSA als bevrachter een tijdbevrachtingsovereenkomst gesloten. De overeengekomen huurperiode liep van 25 oktober 2008 tot 5 oktober 2010 en is gedurende de looptijd van de overeenkomst verlengd tot 15 november 2010. OSA heeft het schip op 4 december 2010 teruggeleverd aan Greatship.
2.3. Greatship heeft in Londen een arbitrageprocedure tegen OSA aanhangig gemaakt. Zij stelt een bedrag van ruim $ 2.600.000,00 - later bijgesteld tot een bedrag van $ 2.327.667,41 - van OSA te vorderen te hebben, omdat OSA de huurpenningen van "Greatship Dhriti" voor de periode mei tot 5 december 2010 niet heeft betaald en enkele andere contractuele verplichtingen niet is nagekomen.
2.4. OSA is met Hoop Lobith International B.V. overeenkomsten aangegaan voor de bouw van een zevental zeeschepen. De schepen worden door de Rabobank gefinancierd. Eén van deze schepen betreft het schip de "Caballo Genitor". Het schip is nagenoeg afgebouwd en op korte termijn zal daarmee een proefvaart worden gemaakt . De "Caballo Genitor" - een Nederlands schip - is in het Nederlandse scheepsregister ingeschreven en voert de Nederlandse vlag.
2.5. Omdat OSA haar verplichtingen jegens de Rabobank niet nakwam, is in mei 2010 een herstructurering tussen de Rabobank en OSA overeengekomen. De herstructurering hield in (a) dat de zeven schepen, waaronder de "Caballo Genitor", in eigendom zouden worden overgedragen aan CFA, een in het kader van de herstructurering opgerichte 99,99% dochtervennootschap van OSA, (b) dat de Rabobank via zekerheid over de aandelen (waarbij de aandelen in pand gegeven werden aan een trustmaatschappij) zeggenschap kon uitoefenen in CFA, (c) dat CFA de verplichtingen van OSA uit de overeenkomsten van geldleningen met de Rabobank zou overnemen (inclusief de achterstanden in de betaling van rente en aflossing) en (d) dat CFA de verplichtingen uit de overeenkomsten met Hoop Lobith International B.V. zou overnemen. Om discussies te vermijden over de vraag of de door hypotheek gedekte lening van de Rabobank door de schuldoverneming niet was afgelost, is een recht van tweede hypotheek op de betrokken schepen gevestigd tot zekerheid van de vordering van de Rabobank op CFA ad ruim EUR 138.000.000,00.
2.6. De heer [X] is directeur van zowel OSA als CFA en houder van de niet door OSA gehouden aandelen in CFA.
2.7. Op 30 juni 2010 is een overeenkomst van contractsovergang gesloten tussen Hoop Lobith International B.V., CFA en OSA.
2.8. Bij akte van levering van 30 juni 2010, verleden voor notaris mr. J.W.A. Schenk te Amsterdam, zijn de zeven schepen, waaronder de "Caballo Genitor", onder opschortende voorwaarde geleverd aan CFA. Uit een notariële verklaring van genoemde notaris van 5 juli 2010, die in het scheepsregister is ingeschreven, volgt dat de opschortende voorwaarde is ingetreden.
2.9. Na daartoe op 22 december 2011 verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, heeft Greatship diezelfde dag ten laste van CFA en OSA conservatoir beslag laten leggen ex artikel 737 en 765 Rv (de advocaat van Greatship heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gesteld dat in de kop van het beslagrekest abusievelijk is verwezen naar artikel 767 Rv) op de "Caballo Genitor" voor een vordering die met inbegrip van rente en kosten is begroot op $ 3.000.000,00. In het beslagrekest heeft Greatship gesteld dat OSA is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst van tijdbevrachting. Volgens Greatship heeft zij eveneens een vordering op CFA. CFA en OSA zijn te vereenzelvigen. Bovendien heeft CFA, aldus nog steeds Greatship, onrechtmatig jegens haar gehandeld door vermogensbestanddelen, waaronder de "Caballo Genitor", over te hevelen van OSA naar CFA, met benadeling van de crediteuren van CFA tot gevolg. In het beslagrekest heeft Greatship vermeld dat zij de nietigheid van de overdracht van de "Caballo Genitor" door OSA aan CFA heeft ingeroepen, dat zij dit bij deurwaardersexploit van 17 juni 2011 heeft laten aanzeggen en dat zij deze nietigheid voor zover noodzakelijk nogmaals inroept.
3. De vordering
In de zaak met zaaknummer / rolnummer: 117290 / KG ZA 12-10 en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 117390 / KG ZA 12-12
3.1. CFA, de Rabobank en OSA vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair het door Greatship op de "Caballo Genitor" gelegde beslag opheft en subsidiair dat Greatship wordt veroordeeld om - kort samengevat - tegenzekerheid te stellen, alles met veroordeling van Greatship in de kosten van het geding.
3.2. Greatship voert verweer in beide zaken.
3.3. Op de stellingen van partijen in beide zaken wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling van het geschil
In de zaak met zaaknummer / rolnummer: 117290 / KG ZA 12-10 en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 117390 / KG ZA 12-12
4.1. De vordering van CFA, de Rabobank en OSA strekt primair tot opheffing van het hiervoor in rechtsoverweging 2.9 bedoelde conservatoir beslag op de "Caballo Genitor".
4.2. Spoedeisend belang
Het spoedeisend belang bij de vordering blijkt voldoende uit de stelling van CFA, de Rabobank en OSA dat CFA de "Caballo Genitor" na gereedkomen - het schip is bijna gereed - in bareboatcharter aan OSA dient te geven, waarbij OSA op haar beurt boetes riskeert bij niet tijdige oplevering/nakoming van een met het Mexicaanse olieconcern Pemex gesloten overeenkomst van tijdbevrachting.
4.3. De vordering van de Rabobank
4.3.1. Greatship heeft allereerst aangevoerd dat de vordering van de Rabobank dient te worden afgewezen (de voorzieningenrechter begrijpt: dat de Rabobank niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering) omdat het onderhavige beslag niet ten laste van de Rabobank is gelegd en de Rabobank voorts geen eigen belang heeft om opheffing van het onderhavige beslag te vorderen.
4.3.2. Op grond van artikel 705 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan het beslag worden opgeheven op vordering van elke belanghebbende. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de Rabobank als hypotheekhouder op de "Caballo Genitor" als "belanghebbende" in de zin van voornoemd artikel aan te merken. De Rabobank is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
4.4. De toepasselijkheid van het Beslagverdrag
4.4.1. Zoals blijkt uit rechtsoverweging 2.4 is de "Caballo Genitor" een Nederlands schip.
4.4.2. In het beslagrekest heeft Greatship gesteld - evenals CFA, de Rabobank en OSA hebben gesteld - dat het Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen, ondertekend te Brussel op 10 mei 1952 (hierna: het Beslagverdrag) van toepassing is. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het kort geding heeft Greatship echter aangevoerd dat Nederland gebruik heeft gemaakt van de in artikel 10 sub a van het Beslagverdrag weergegeven mogelijkheid om het Beslagverdrag onder meer niet toe te passen op zeerechtelijke vorderingen in de zin van artikel 1 lid 1 sub o van het Beslagverdrag, zijnde "geschillen over de eigendom van een schip".
4.4.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet dit voorbehoud niet af aan de (integrale) toepasselijkheid van het Beslagverdrag op het onderhavige beslag. De vordering waarvoor Greatship beslag heeft gelegd ten laste van OSA, alsmede ten laste van CFA op grond van vereenzelviging van CFA met OSA, is een beweerde vordering die voortvloeit uit een overeenkomst van tijdbevrachting met betrekking tot het "Greatship Dhriti" - te weten een vordering zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onder d van het Beslagverdrag - en niet een vordering voortvloeiende uit een geschil over de eigendom van een schip, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onder o van het Beslagverdrag. Wat betreft de (beweerde) vordering van Greatship op CFA op grond van onrechtmatige daad is de voorzieningenrechter van oordeel dat het geschil tussen Greatship en CFA in de kern niet over de eigendom van de "Caballo Genitor" gaat, maar zijn oorsprong vindt in mogelijk onrechtmatig onttrekken van verhaalsmogelijkheden op OSA.
4.5. Het beslag ten laste van OSA
4.5.1. Greatship stelt zich op het standpunt dat OSA tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst van tijdbevrachting. In het beslagrekest heeft Greatship gesteld dat OSA de huurpenningen van "Greatship Dhriti" voor de periode mei tot 5 december 2010 niet heeft betaald en enkele andere contractuele verplichtingen niet is nagekomen. Greatship heeft hieraan toegevoegd dat zij in Londen een arbitrageprocedure tegen OSA aanhangig heeft gemaakt, in welke procedure zij zich op het standpunt stelt dat zij een bedrag van ruim $ 2.600.000,00 - later bijgesteld tot een bedrag van $ 2.327.667,41 - van OSA te vorderen heeft. Volgens Greatship is de overdracht van de "Caballo Genitor" van OSA aan CFA op 30 juni 2010 paulianeus en derhalve vernietigbaar. Deze overdracht heeft volgens Greatship slechts plaatsgevonden met het oogmerk om de "Caballo Genitor" te onttrekken aan verhaal door crediteuren (zoals Greatship) van OSA. Op grond van artikel 737 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (het paulianabeslag) heeft Greatship beslag gelegd op de "Caballa Genitor", welk schip thans aan CFA in eigendom toebehoort, maar welk schip na de door Greatship ingeroepen vernietiging van de overdracht van de "Caballo Genitor" door OSA aan CFA, weer tot het vermogen van OSA zou behoren.
4.5.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het Beslagverdrag in artikel 1 lid 1 de vorderingen opsomt die als zeerechtelijke vordering worden aangemerkt. De voorzieningenrechter constateert dat partijen het er over eens zijn dat de onderhavige beweerde vordering van Greatship op OSA is aan te merken als een zeerechtelijke vordering zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onder d van het Beslagverdrag.
4.5.3. Artikel 3 van het Beslagverdrag regelt op welke schepen de schuldeiser van een zeerechtelijke vordering beslag kan leggen. Volgens artikel 3 lid 1 is dat, voor zover hier van belang, op het schip waarop de zeerechtelijke vordering betrekking heeft en op elk ander schip dat toebehoort aan degene die op het tijdstip van het ontstaan van de zeerechtelijke vordering eigenaar was van het schip waarop deze vordering betrekking heeft.
4.5.4. Het onderhavige beslag is niet gelegd op het schip waarop de zeerechtelijke vordering betrekking heeft (de "Greatship Dhriti") maar op een ander (niet aan Greatship toebehorend) schip, te weten de "Caballo Genitor". Vast staat dat de "Greatship Dhriti" in de periode waarin de zeerechtelijke vordering is ontstaan in eigendom toebehoorde aan Greatship. Artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag geeft derhalve niet de mogelijkheid om beslag te leggen voor de beweerde zeerechtelijke vordering van Greatship op OSA op een schip van CFA, zoals de "Caballo Genitor".
4.5.5. Zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 9 december 2011, LJN BT2708, heeft overwogen - op welk arrest Greatship zich beroept - bepaalt artikel 3 lid 4 in aanvulling op artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag dat wanneer in geval van rompbevrachting van een schip de rompbevrachter en niet de eigenaar aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering ter zake van het schip, de schuldeiser op dit schip of op ieder ander schip van de bevrachter beslag kan leggen, maar dat op geen ander schip van de eigenaar beslag kan worden gelegd ter zake van deze vordering. De tweede alinea van dit artikellid voegt hieraan toe dat dit - het in de eerste alinea van het artikellid bepaalde - eveneens van toepassing is op alle gevallen waarin een ander dan de eigenaar aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering. De Hoge Raad heeft in voornoemd arrest overwogen, dat hieruit niet anders kan worden begrepen dan dat steeds beslag kan worden gelegd als een ander dan de eigenaar van het schip aansprakelijk is voor de zeerechtelijke vordering en dat het beslag in dat geval ook mogelijk is op andere schepen van die ander. De Hoge Raad heeft hieraan toegevoegd dat artikel 3 van het Beslagverdrag aldus valt uit te leggen dat beslag op grond van het Beslagverdrag alleen mogelijk is indien naar het toepasselijke recht verhaal op of afgifte van het schip mogelijk is ten vervolge op dat beslag.
4.5.6. De voorzieningenrechter leidt uit het hiervoor bedoelde arrest van de Hoge Raad af dat indien naar het toepasselijke recht verhaal op of afgifte van het schip mogelijk is ten vervolge op dat beslag, het beslag ook (naast de in artikel 3 lid 1 Beslagverdrag bedoelde schepen) mogelijk is op andere schepen van de schuldenaar, in dit geval OSA. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of naar het toepasselijke recht verhaal op of afgifte van het (beslagen) schip mogelijk is, is het onderhavige beslag op de "Caballo Genitor" op grond van artikel 3 lid 4 van het Beslagverdrag niet mogelijk omdat de "Caballo Genitor" geen schip van OSA is maar een schip van CFA. Een bepaling zoals in het interne Nederlandse Recht is opgenomen in artikel 737 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (het paulianabeslag) is in het Beslagverdrag niet aanwezig. Het onderhavige beslag op de "Caballo Genitor" is dan ook in de gegeven omstandigheden onder het Beslagverdrag niet toegestaan. Gelet op de toepasselijkheid van het Beslagverdrag is artikel 737 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing.
4.5.7. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het onderhavige beslag op de "Caballo Genitor" voor de beweerde (zeerechtelijke) vordering van Greatship op OSA niet is toegestaan.
4.5.8. Nog afgezien van het oordeel dat het onderhavige beslag niet is toegestaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het beslag dient te worden opgeheven omdat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van Greatship. Greatship heeft voor de onderbouwing van haar vordering op OSA volstaan met een verwijzing naar het beslagrekest. Hierin is vermeld dat Greatship stelt een bedrag van ruim $ 2.600.000,00 - later bijgesteld tot een bedrag van $ 2.327.667,41 - van OSA te vorderen te hebben, omdat OSA de huurpenningen van "Greatship Dhriti" voor de periode mei tot 5 december 2010 niet heeft betaald en enkele andere contractuele verplichtingen niet is nagekomen. OSA heeft deze vordering ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gemotiveerd betwist. Zij heeft daarbij - kort samengevat - gesteld dat zij een bedrag van $ 5.040.000,00 heeft vooruitbetaald aan Greatship en dat Greatship - ondanks verzoeken daartoe van OSA - heeft nagelaten om de door Greatship aan OSA verzonden facturen te voldoen uit dit vooruitbetaalde bedrag. In plaats daarvan heeft Greatship een bedrag van ongeveer $ 1.000.000,00 aan rente aan OSA in rekening gebracht en heeft zij "Greatship Dhriti" ruim 80 dagen uit de vaart genomen, waardoor OSA schade heeft geleden tot een bedrag van $ 2.400.000,00. Volgens OSA volgt uit het voorgaande dat Greatship geen vordering op haar heeft maar dat OSA een vordering op Greatship heeft. De voorzieningenrechter constateert dat Greatship na deze uitvoerige uiteenzetting door OSA met geen woord meer heeft gerept over haar beweerde vordering op OSA. Zij heeft - ook na daartoe uitdrukkelijk te zijn uitgenodigd door OSA - volstaan met de opmerking dat een inhoudelijke behandeling van de vordering in de arbitrageprocedure aan de orde zal komen. In het kader van dit kort geding zal dan ook uitgegaan worden van de juistheid van de stellingen van OSA op dit punt.
4.6. Het beslag ten laste van CFA
4.6.1. Greatship heeft gesteld dat zij niet alleen een vordering op OSA heeft uit hoofde van de overeenkomst van tijdbevrachting ten aanzien van de "Greatship Dhriti" maar dat zij eveneens een vordering heeft op CFA omdat CFA en OSA zijn te vereenzelvigen.
4.6.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat indien sprake zou zijn van vereenzelviging van CFA en OSA, beslag op de "Caballo Genitor" op grond van artikel 3 lid 4 van het Beslagverdrag is toegestaan indien het toepasselijke recht verhaal op of afgifte van het schip ten vervolge op dat beslag mogelijk is. De voorzieningenrechter verwijst daartoe naar hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 4.5.5. en 4.5.6 is overwogen en voegt hier aan toe dat - anders dan ten aanzien van de vordering jegens OSA - het in het geval van vereenzelviging van CFA met OSA een beslag betreft op een ander schip van de (mede)schuldenaar (CFA).
4.6.3. Blijkens vaste jurisprudentie kan van vereenzelviging, waarbij voorbij wordt gegaan aan het identiteitsverschil tussen een betrokken rechtspersoon en één of meer andere bij die rechtspersoon betrokken rechtspersonen, in die zin dat handelingen van de één aan de ander worden toegerekend, slechts onder uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Greatship niet aannemelijk gemaakt dat in het onderhavige geval sprake is van dergelijke concrete, uitzonderlijke omstandigheden. De enkele omstandigheden dat - zoals Greatship heeft gesteld - CFA speciaal is opgericht in het kader van de herstructurering, dat CFA een 99,99% dochtervennootschap is van OSA, dat de heer [X] zowel directeur is van OSA als van CFA en houder is van de niet door OSA gehouden aandelen in CFA, zijn daartoe, ook bezien in samenhang, onvoldoende. Ook de enkele stelling dat OSA in Equasis (een register dat worden bijgehouden door het Franse Ministerie voor Transport) staat geregistreerd als eigenaar van de "Caballo Genitor", waaruit Greatship de conclusie trekt dat OSA zich manifesteert als eigenaar van het schip, is daartoe naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende.
4.6.4. Nog afgezien van de omstandigheid dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake is van vereenzelviging van CFA met OSA, is voorts summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van Greatship op CFA uit hoofde van de overeenkomst van tijdbevrachting ten aanzien van de "Greatship Dhriti". De voorzieningenrechter verwijst naar hetgeen hieromtrent hiervoor in rechtsoverweging 4.5.8. is overwogen.
4.6.5. Greatship heeft voorts gesteld dat CFA onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door vermogensbestanddelen, waaronder de "Caballo Genitor", over te hevelen van OSA naar CFA, met benadeling van crediteuren van CFA tot gevolg.
4.6.5.1. Anders dan de voorzieningenrechter te Arnhem heeft geoordeeld in een vergelijkbare zaak tussen partijen (31-08-2011, LJN BT6355) is de voorzieningenrechter voorshands met CFA, de Rabobank en OSA van oordeel dat in zoverre van een zeerechtelijke vordering in de zin van artikel 1 lid 1 van het Beslagverdrag van Greatship op CFA geen sprake is. Deze vordering is immers gebaseerd op onrechtmatig handelen op grond waarvan (anders dan ten aanzien van de gestelde vereenzelviging) geen nakoming van de overeenkomst van tijdbevrachting kan worden gevorderd maar vergoeding van schade die Greatship mogelijk heeft geleden als gevolg van de omstandigheid dat OSA geen (voldoende) verhaal meer zou bieden door van het (beweerdelijk) onrechtmatig onttrekken zijdens CFA van verhaalsmogelijkheden op OSA.
4.6.5.2. Bij gebreke van een zeerechtelijke vordering in de zin van artikel 1 lid 1 van het toepasselijke Beslagverdrag, is een beslag op de "Caballo Genitor" - wat er verder ook zij van het beweerdelijk onrechtmatige onttrekken van verhaalsmogelijkheden op OSA - niet toegestaan.
4.7. Conclusie
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het beslag op de "Caballo Genitor' worden opgeheven. Hetgeen CFA, de Rabobank en OSA overigens hebben gesteld - zoals de stelling dat geen sprake is van paulianeus handelen ten tijde van de overdracht van de "Caballo Genitor" door OSA aan CFA - behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking.
De (primaire) vordering van CFA, de Rabobank en OSA zal dus worden toegewezen.
4.8. Proceskosten
Greatship zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De kosten aan de zijde van CFA en de Rabobank en de kosten aan de zijde van OSA worden beide vastgesteld op:
- dagvaardingskosten EUR 76,31
- griffierecht EUR 575,00
- salaris voor de advocaat EUR 816,00
Totaal EUR 1.467,31.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
In de zaak met zaaknummer / rolnummer: 117290 / KG ZA 12-10 en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 117390 / KG ZA 12-12
5.1. heft op het op 22 december 2011 door Greatship ten laste van CFA en OSA gelegde conservatoir beslag op de "Caballo Genitor",
5.2. veroordeelt Greatship in de kosten van het geding, aan de zijde van CFA en de Rabobank vastgesteld op EUR 1.467,31 en aan de zijde van OSA eveneens vastgesteld op EUR 1.467,31,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken door mr. M. Jansen op 24 januari 2012.?