ECLI:NL:RBLEE:2012:BV0788

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
356633 \ CV EXPL 11-974
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de huurovereenkomst door tekortkomingen van de huurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden, sector kanton, op 4 januari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen de woningstichting De Wieren en de huurders A en B. De Wieren had de huurovereenkomst met huurder A opgezegd per 16 april 2011, omdat deze zich niet als een goed huurder gedroeg. De opzegging was echter niet rechtsgeldig, omdat de voorgeschreven opzegtermijn niet in acht was genomen. De vraag die vervolgens aan de orde was, was of de tekortkomingen van huurder A ook gevolgen hadden voor huurder B, die door huwelijk tot de huurovereenkomst was toegetreden.

De kantonrechter oordeelde dat de gedragingen van huurder A, waaronder het plaatsen van een mast en het gebruik van drugs, voldoende ernstig waren om de huurovereenkomst te ontbinden. Huurder B moest de tekortkomingen van huurder A tegen zich laten gelden, ondanks haar huwelijk met hem. De rechter concludeerde dat de huurovereenkomst met betrekking tot het pand ontbonden moest worden en dat de huurders het pand binnen zes weken na betekening van het vonnis moesten verlaten.

De proceskosten werden aan de zijde van De Wieren begroot op € 660,81, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter wees het meer of anders gevorderde af. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de gevolgen van hun gedragingen voor de huurovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton, locatie Sneek
zaak-/rolnummer: 356633 \ CV EXPL 11-974
vonnis van de kantonrechter d.d. 4 januari 2012
inzake
WONINGSTICHTING DE WIEREN,
gevestigd te Sneek,
eiseres, verder te noemen De Wieren,
gemachtigde: mr. M.J. Oudman,
tegen
[huurder A] en [huurder B],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden, verder te noemen [huurder c.s.],
gemachtigde: mr. D. van der Wal.
Procesverloop
1. Ingevolge het tussenvonnis van 6 juli 2011 is op 4 oktober 2011 een comparitie gehouden. Hiervan is procesverbaal opgemaakt.
Nadat partijen elk een akte hebben genomen is wederom vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Motivering
2. De kantonrechter neemt hier over hetgeen hij heeft overwogen en beslist bij voormeld tussenvonnis.
De verdere beoordeling van het geschil
3.1. Bij brief van 17 maart 2011 heeft De Wieren de huurovereenkomst met [huurder A] opgezegd per 16 april 2011, op de grond dat deze zich niet zou gedragen als een goed huurder. De Wieren heeft daarbij niet de in artikel 7:271 voorgeschreven opzeggingstermijn in acht genomen, zodat reeds om die reden de gevorderde verklaring voor recht dat deze opzegging rechtsgeldig was moet worden afgewezen.
3.2. Vervolgens is, gelet op de subsidiaire vordering, de vraag aan de orde of er sprake is van zodanige gedragingen van [huurder A] dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden.
Deze vraag kan bevestigend beantwoord worden.
Daarbij gaat het om het geheel van de gedragingen van [huurder A], en dus niet om de enkele aanwezigheid van 2 hennepplanten in de woning. Vast staat dat [huurder A] in strijd met de bepalingen in de huurovereenkomst een mast heeft geplaatst, [huurder B] het gebruik van de woning heeft gegeven en drugs heeft gebruikt. Vast staat eveneens dat [huurder A] de mast heeft laten staan, dan wel opnieuw heeft geplaatst, ondanks daartegen gerichte waarschuwingen en aanschrijvingen. Vast staat eveneens dat [huurder A], blijkens zijn uitlatingen ter zitting en het als productie 12 overgelegde verslag, weinig affiniteit toont met het feit dat De Wieren hem aan zijn contractuele verplichtingen tracht te houden. [huurder A] gedraagt zich, kortom, niet als een goed huurder en biedt evenmin hoop dat hij dat wel gaat doen.
3.3. Dan ligt de vraag voor in hoeverre het huwelijk tussen [huurder A] en [huurder B] aan ontbinding en ontruiming is de weg staat. [huurder B] is door dit huwelijk toegetreden tot de huurovereenkomst, echter pas na het ontstaan van de ontbindingsbevoegdheid van De Wieren. De tekortkoming van [huurder A] is, zoals hiervoor uiteengezet, voldoende ernstig om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. [huurder B] is aldus als medehuurster niet toegetreden tot een volwaardige huurovereenkomst en zij moet de tekortkoming van [huurder A] tegen zich laten gelden. De huurovereenkomst tussen De Wieren en [huurder B] kan eveneens worden ontbonden vanwege de tekortkoming van [huurder A], tenzij deze tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis tegenover de echtgenote de ontbinding niet kan rechtvaardigen.
3.4. De subsidiaire vordering zal worden toegewezen als na te melden. [huurder c.s.] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van De Wieren worden begroot op:
- explootkosten € 104,81
- griffierecht € 106,--
- salaris gemachtigde € 450,--(2 punten x tarief € 225,--)
totaal € 660,81
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats];
veroordeelt [huurder c.s.] om genoemd pand binnen zes weken na betekening van dit vonnis - met alle zich daarin bevindende personen en zaken - voorzover die niet het eigendom van De Wieren zijn - te verlaten en te ontruimen en vervolgens ontruimd en verlaten te houden en onder overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van De Wieren te stellen;
veroordeelt [huurder c.s.] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van De Wieren begroot op € 660,81;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 185