Beoordeling van het geschil
2.1 Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN wordt een verzoek om naturalisatie afgewezen, indien op grond van het gedrag van de verzoeker ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, of de veiligheid van het Koninkrijk.
2.2 Volgens paragraaf 5 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, onder a, van de RWN in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (hierna: de Handleiding) wordt een verzoek om naturalisatie wegens gevaar voor de openbare orde afgewezen, indien in de periode van vier jaar direct voorafgaande aan het verzoek of de beslissing daarop een sanctie ter zake van een misdrijf is opgelegd of ten uitvoer is gelegd.
Volgens paragraaf 1 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, onder a, van de RWN in de Handleiding wordt met een sanctie bedoeld iedere:
a. vrijheidsbenemende straf of maatregel;
b. taak- of leerstraf;
c. geldboete van € 453,78 of meer;
d. strafbeschikking of transactie van € 453,78 of meer;
e. strafbeschikking, transactie of geldboete van € 226,89 of meer, mits er in de periode van vier jaren direct voorafgaande aan het verzoek of de beslissing daarop meerdere strafbeschikkingen, transacties of geldboete van € 226,89 of meer zijn uitgevaardigd, opgelegd of betaald, met een totaal van € 680,67 of meer.
Volgens paragraaf 6 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, onder a, van de RWN in de Handleiding is het in zeer bijzondere gevallen mogelijk dat een bepaald verzoek dat niet onder een van bovenstaande regels kan worden gebracht, toch moet worden afgewezen, omdat er ernstige vermoedens bestaan dat de verzoeker een gevaar voor de openbare orde vormt. Het is immers niet mogelijk om ieder individueel geval dat zich ooit zal kunnen voordoen, van te voren te voorzien en daarvoor een regel op te stellen. Eén en ander neemt niet weg dat het voor de eenduidigheid, de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid van het grootste belang is dat niet snel van bovenstaande regels wordt afgeweken. Er moet zeer grote terughoudendheid worden betracht. Een bijzondere omstandigheid kan in het algemeen worden omschreven als een omstandigheid die wel belangrijk is, maar waaraan bij het opstellen van de regels niet of onvoldoende kon worden gedacht.
2.3 Verweerder heeft eisers verzoek om hem het Nederlanderschap te verlenen afgewezen op de grond dat het minder dan vier jaar is geleden dat eiser de aan hem opgelegde ontnemingsmaatregel heeft afbetaald. De rechtbank stelt vast dat een ontnemingsmaatregel geen sanctie is, zoals bedoeld in de paragrafen 1 en 5 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, onder a, van de RWN in de Handleiding. Dit betekent dat een verzoek tot het verlenen van het Nederlanderschap slechts kan worden afgewezen op grond van een ontnemingsmaatregel, wanneer sprake is van een zeer bijzonder geval, zoals bedoeld in paragraaf 6 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, onder a, van de RWN in de Handleiding.
2.4 De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat een ontnemingsmaatregel is opgelegd in zijn algemeenheid niet kan worden aangemerkt als een zeer bijzonder geval. Ontnemingsmaatregelen worden zeer regelmatig opgelegd, zodat hieraan bij het opstellen van de regels (voldoende) had kunnen worden gedacht. De door verweerder gestelde omstandigheid dat een ontnemingsmaatregel in het kader van de beoordeling van naturalisatieverzoeken slechts zelden voorkomt, doet hier niet aan af. Ook de omstandigheid dat de in dit geval opgelegde ontnemingsmaatregel € 11.253,75 bedraagt en dit bedrag veel hoger is dan de minimale geldboete die leidt tot weigering van het Nederlanderschap, maakt niet dat sprake is van een zeer bijzonder geval. De aan eiser opgelegd ontnemingsmaatregel is niet uitzonderlijk hoog, zodat de hoogte van deze maatregel ook niet tot de conclusie kan leiden dat sprake is van een zeer bijzonder geval.
2.5 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder ten onrechte is afgeweken van het in de Handleiding neergelegde beleid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder eisers verzoek tot verlening van het Nederlanderschap ten onrechte heeft afgewezen op de grond dat op grond van eisers gedrag ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, of de veiligheid van het Koninkrijk. Dit betekent dat het beroep gerond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN. Nu de rechtbank niet is gebleken van andere gronden op basis waarvan eisers verzoek tot verlening van het Nederlanderschap had moeten worden afgewezen, ziet de rechtbank aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal het primaire besluit herroepen en bepalen dat verweerder er zorg voor dient te dragen dat zo spoedig mogelijk aan eiser het Nederlanderschap wordt verleend.