ECLI:NL:RBLEE:2011:BU8554

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
111351 - HA ZA 11-249
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel en rectificatie partij-aanduiding in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 14 december 2011 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat was betekend aan eiser [X], die onder de naam '[Y]' leeft en werkt. De gemeente Tytsjerksteradiel had op 4 februari 2011 een dwangbevel uitgevaardigd, waarbij een bedrag van € 6.433,00 werd ingevorderd in verband met het niet beëindigen van de bewoning van een perceel. Eiser [X] heeft het college van burgemeester en wethouders (B&W) gedagvaard, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet de rechtspersoon, de gemeente, had gedagvaard, wat essentieel was voor de ontvankelijkheid van zijn verzet. De rechtbank overwoog dat de dagvaarding niet duidelijk was gericht aan de gemeente, ondanks dat de gemeente op de hoogte was van de procedure. Eiser [X] voerde aan dat het voor de gemeente duidelijk had moeten zijn dat de dagvaarding voor haar was bestemd, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank concludeerde dat [X] niet in zijn verzet kon worden ontvangen, omdat hij niet de juiste partij had gedagvaard. Eiser werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die in totaal op € 1.026,00 werden vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 111351 / HA ZA 11-249
Vonnis van 14 december 2011
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser in het verzet,
advocaat mr. S. Veenstra te Drachten,
tegen
HET COLLEGE VAN BURGERMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE TYTSJERKSTERADIEL,
zetelende te Burgum,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. M. Bauman te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [X] en het college van B&W genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de akte van rectificatie van een partijaanduiding in gedingstukken, tevens de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek, tevens houdende antwoordakte.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De gemeente Tytsjerksteradiel (verder te noemen: de gemeente) heeft op 4 februari 2011 een dwangbevel aan "[Y]" doen betekenen en hierbij een bedrag van (inclusief kosten) € 6.433,00 ingevorderd. Deze invordering houdt verband met het innen van dwangsommen uit hoofde van een onherroepelijke last onder dwangsom als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij "[Y]" is aangeschreven om de bewoning van het perceel [adres] te [woonplaats] te beëindigen.
2.2. [X] leeft en werkt onder de naam "[Y]".
2.3. [X] heeft vervolgens het college van B&W doen dagvaarden. Het college van B&W heeft bij brief van 23 maart 2011 de dagvaarding onder verwijzing naar art. 2:3 Awb retour gezonden naar mr. S. Veenstra, de advocaat van [X].
3. De vordering
3.1. [X] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het verzet tegen het aan hem, althans de niet bestaande heer [Y], betekende dwangbevel gegrond verklaart en het dwangbevel buiten effect stelt en de gemeente veroordeelt in de kosten van het verzet.
3.2. Het college van B&W voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang - nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling daarvan
4.1. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [X] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2. In art. 5:26, derde lid, Awb (oud) is bepaald dat gedurende zes weken na de dag van betekening van het dwangbevel verzet open staat door dagvaarding van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort. Het meest verstrekkende verweer van het college van B&W houdt in dat [X] niet in zijn verzet kan worden ontvangen omdat hij niet het rechtspersoonlijkheid bezittende lichaam de gemeente Tytsjerksteradiel heeft gedagvaard, maar het college van B&W. [X] heeft in dit verweer aanleiding gezien om bij akte de in de dagvaarding gehanteerde partijaanduiding te rectificeren en wel in die zin dat in de plaats van "het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel" wordt gelezen "de gemeente Tytsjerksteradiel". Het college van B&W heeft vervolgens betwist dat langs deze weg de gemeente alsnog in het geding kan worden betrokken.
4.3. Het hiervoor bedoelde verweer van de gemeente slaagt. De jurisprudentie waarop [X] in zijn akte doelt heeft betrekking op de situatie dat als gevolg van een vergissing of verschrijving de naam van de eisende partij niet op juiste wijze in de dagvaarding is vermeld. In een dergelijke situatie is het onder omstandigheden denkbaar dat door middel van een rectificatie van de partij-aanduiding dit euvel wordt hersteld. In dit geval betreft het echter een (geheel) andere situatie - namelijk het dagvaarden van een partij -, waarop de hiervoor bedoelde jurisprudentie geen betrekking heeft. [X] kan dan ook niet langs de weg van rectificatie bewerkstelligen dat de gemeente alsnog partij wordt bij het geding. Dit brengt mee dat alsnog beoordeeld dient te worden of [X] in zijn verzet kan worden ontvangen nu het college van B&W is gedagvaard. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.4. De uitspraak die [X] wenst te bereiken, zowel waar het de buiteneffectstelling van het dwangbevel als de kostenveroordeling betreft, richt zich tot het rechtspersoonlijkheid bezittende publiekrechtelijk lichaam de gemeente Tytsjerksteradiel. De gemeente heeft hij echter niet in rechte betrokken. Dit brengt mee dat [X] niet in zijn verzet kan worden ontvangen, tenzij zijn betoog zou slagen (zie de conclusie van repliek) dat het voor de gemeente van "meet af aan duidelijk is geweest dat zij als processuele partij heeft te gelden". Volgens [X] is dat het geval omdat de dagvaarding is betekend op het adres van de gemeente. Bovendien waren de bij de last onder dwangsom betrokken ambtenaren volledig op de hoogte van de dagvaarding. Niet alleen door de betekening, maar ook als gevolg van het telefonisch contact dat er is geweest tussen de advocaat van [X], mr. S. Veenstra, enerzijds en mevrouw [Z], ambtenaar bij de gemeente, en de belastingdeurwaarder J. Wedman anderzijds Bovendien kan - aldus nog steeds [X] - het college van B&W vereenzelvigd worden met de gemeente.
4.5. Het hiervoor bedoelde betoog van [X] kan slechts slagen indien geoordeeld zou moeten worden dat het voor de gemeente buiten twijfel had moeten zijn dat de dagvaarding voor haar was bestemd en dat de gemeente zich in de procedure had dienen te stellen (vergelijk in zoverre hof Leeuwarden 2 januari 2008, LJN: BC1144). De door [X] daarvoor aangevoerde gronden zijn naar het oordeel van de rechtbank echter niet voldoende toereikend om zijn stellingen op dit punt te honoreren. De rechtbank stelt in dit verband voorop dat een bestuursorgaan zoals het college van B&W niet kan worden vereenzelvigd met de rechtspersoon waartoe het behoort, zodat niet reeds uit dien hoofde geoordeeld zou kunnen worden dat aan de hiervoor bedoelde maatstaf is voldaan. Uit de inhoud van de dagvaarding kan ook niet worden afgeleid dat [X] - op een voor de gemeente voldoende duidelijke wijze - heeft beoogd om de gemeente in rechte te betrekken. Weliswaar wordt in de dagvaarding op verschillende plaatsen de aanduiding "gemeente" gebruikt, maar uit onderdeel I-1 van de dagvaarding blijkt dat daarmee wordt gedoeld op het college van B&W. Tot slot wordt overwogen dat [X] bij repliek melding heeft gemaakt van telefonische contacten die er met een gemeente-ambtenaar en de belastingdeurwaarder zouden zijn geweest, maar nu [X] heeft nagelaten om toe te lichten wat de inhoud van deze contacten is geweest en dus ook niet heeft onderbouwd dat als gevolg van die contacten voor de gemeente buiten twijfel moest zijn dat de dagvaarding voor haar was bestemd, kan aan die enkele stelling geen betekenis worden gehecht. Overigens heeft het college van B&W bij dupliek over deze telefonische contacten gesteld dat deze hebben plaatsgevonden naar aanleiding van de betekening van het dwangbevel en dus geen betrekking hadden op de dagvaarding.
4.6. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat [X] niet in zijn verzet kan worden ontvangen. [X] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van de procedure. Deze kosten worden vastgesteld op € 258,00 voor griffierecht en € 768,00 voor kosten advocaat (2 punten in tarief I).
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1 verklaart [X] niet-ontvankelijk in zijn verzet;
5.2. veroordeelt [X] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van het college van B&W vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.026,00;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2011.?