RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880128-11
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 december 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 29 november 2011.
De verdachte is verschenen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2011, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een (op een) schiet(bal)pen (gelijkend voorwerp) door/in een been heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 21 maart 2011, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een (op een) schiet(bal)pen (gelijkend voorwerp) door/in een been heeft geschoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2011, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, een of meer wapens van categorie III, te weten een schiet(bal)pen, en/of munitie van categorie III, te weten een (kogel)patroon (.22), voorhanden heeft gehad.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringscontact en het continueren van verdachtes behandeling bij de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) te Drachten voor zolang zijn behandelaars dit nodig achten.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van verdachte2, inhoudende:
In de maand maart 2011 bevond ik mij in een café in Drachten. Er bevonden zich meerdere personen in het café. [slachtoffer] stond direct naast mij aan de bar. Ik had die avond alcohol genuttigd. Ik had op dat moment een schietpen, waarin zich een kogel bevond, bij mij. De schietpen bestond uit een buis. Aan de voorzijde van deze buis moest de kogel worden gestopt. Dit had ik thuis al gedaan. In de buis bevond zich een veer met een pen. Voordat de schietpen kon worden afgevuurd was het noodzakelijk dat de pen naar achteren werd getrokken. Deze moest dan worden vastgeklikt en vervolgens moest je op het knopje aan de zijkant van de buis drukken om de kogel af te vuren. Ik had deze schietpen op een eerder moment buiten uitgeprobeerd.
Ik heb [slachtoffer] de schietpen getoond. Ik heb hem deze schietpen onder de bar laten zien en ik heb hem toen ook de schietpen gedemonstreerd door de pen naar achteren te trekken. Ik heb de klik, die je hoort als de pen vast zit, niet gehoord. Vervolgens is de schietpen afgevuurd. Dit gaf een enorme knal. [slachtoffer] zei tegen mij dat ik hem in zijn been had geraakt. Ik heb gezien dat er bloed uit de broek van [slachtoffer] stroomde ter hoogte van zijn bovenbeen.
Voordat ik van huis ging had ik het kogeltje aangebracht in de pen, maar ik had de pen nog niet doorgeladen. Het is te link om deze doorgeladen in je zak te hebben als je loopt of fietst. De pen of beter gezegd het wapen kan dan gemakkelijk afgaan. Toen ik die pen liet zien demonstreerde ik hoe de pen naar achteren moest worden getrokken. Ik liet deze los. Ik hoorde en voelde toen dat er een schot afging met deze pen.
2. De verklaring van aangever [slachtoffer]3, inhoudende:
Op 21 maart 2011 in het café te Drachten. [verdachte] zei dat hij een wapen bij zich had. Hij zei dat hij een .22 had. Ik weet dat hij op een gegeven moment een schietpen uit een van zijn zakken haalde. Toen [verdachte] mij die pen liet zien deed hij dat heimelijk. Het kan zijn dat ik hem vroeg hoe een dergelijke pen werkt en dat hij dat wilde demonstreren aan mij. Ik hoorde een scherpe knal. Ik voelde daarna een hevige pijn en keek naar mijn broek. Ik zag dat de broekspijp van mijn rechterbovenbeen rood werd. Ik voelde naast de pijn dat ik koud werd. Ik heb de bloeding afgeknepen met mijn handen. In het ziekenhuis bleek dat er geen bot is geraakt door de kogel en dat de kogel aan de bovenzijde erin en aan de onderzijde er weer uit is gegaan. Ik heb veel bloed verloren.
3. De verklaring van verbalisant4, inhoudende:
inbeslagneming
plaats : Drachten in de gemeente Smallingerland
datum : 22 maart 2011
verdachte
achternaam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
beslag
onder de verdachte.
object : munitie (kogelpunt)
inhoud : 1 kogelpatroon
kaliber : .22
Ten aanzien van het onder 1. tenlastegelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de schietpen per ongeluk heeft afgevuurd en dat het derhalve niet zijn opzet was om het slachtoffer te raken en (zwaar) te verwonden.
Primair wordt verdachte onder meer verweten dat hij heeft geprobeerd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met opzet door een been te schieten.
De rechtbank overweegt dat in casu voorwaardelijke opzet voldoende is om tot het bewijs van het voornemen om aangever zwaar te verwonden te komen.
De rechtbank acht hiertoe de volgende omstandigheden waaronder het delict heeft plaatsgevonden van belang.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich bewust was van de werking van de schietpen en dat hij zich ook bewust was van de gevaren van een doorgeladen schietpen. Desondanks heeft hij in een café waarin zich meerdere personen bevonden, de schietpen te voorschijn gehaald. Hij had hier eerder op de avond reeds een kogel in geplaatst. Vervolgens heeft hij heimelijk onder de bar, terwijl aangever zich direct naast hem bevond en hijzelf in een toestand verkeerde waarin hij onder invloed van alcohol was, het wapen waarin zich de kogel bevond, gedemonstreerd. Hij heeft het wapen bewust doorgeladen, waarna het is afgevuurd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door onder deze omstandigheden het wapen door te laden, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het wapen zou afgaan en dat daardoor iemand in zijn directe omgeving zou worden geraakt door de kogel en zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht derhalve het onder 1. primair tenlastegelegde bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde:
De rechtbank overweegt met betrekking tot het vuurwapen het volgende. Het is een feit van algemene bekendheid dat een schietpen een vuurwapen is, zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Wet wapens en munitie. Deze overweging wordt gesteund door de verklaring van verdachte omtrent de werking van de schietpen en de omstandigheid dat de schietpen een kogelpatroon van het kaliber .22 kon afvuren.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 maart 2011 te Drachten in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een schietpen door een been heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 maart 2011 te Drachten in de gemeente Smallingerland, een wapen van categorie III, te weten een schietpen, en munitie van categorie III, te weten een kogelpatroon, kaliber .22, voorhanden heeft gehad.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. primair poging tot zware mishandeling;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en de reclasseringsadviezen van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 17 juni 2011 en 6 oktober 2011;
- de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft gepoogd een ander zwaar te verwonden door een kogel uit een zogeheten schietpen in zijn richting af te vuren, welke kogel dwars door het been van het slachtoffer ging. Hiermee hangt samen dat verdachte die schietpen en die kogel voorhanden had en dusdoende de Wet wapens en munitie heeft overtreden. Verdachte heeft door zijn handelwijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en hij heeft door het aanschaffen van het wapen en de munitie een bijdrage geleverd aan het instandhouden van het illegaal bezit daarvan. Dergelijke feiten behoren in beginsel te worden afgedaan met het opleggen van een gevangenisstraf vanwege het grote risico dat zij voor anderen meebrengen. De rechtbank houdt rekening met de over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapportage. Het schieten met de schietpen is gebeurd onder invloed van alcohol. Weliswaar is dat geen rechtvaardiging, maar de rechtbank is met de reclassering van oordeel dat het alcoholgebruik symptomatisch is voor de onmacht waarin verdachte verkeerde als gevolg van een aantal problemen in de gezinssfeer die verdachte niet kon oplossen. De rechtbank maakt verdachte daarom een enigszins geringer verwijt dan zij zou doen bij mensen met meer copingvaardigheden. Mede nu verdachte enig probleembesef vertoont en bereid is zich te laten behandelen kan de rechtbank zich vinden in het advies van de reclassering, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met toezicht door de reclassering en de verplichting zich te laten behandelen door de geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank is – anders dan de reclassering – van oordeel dat de ernst van de feiten daarnaast een werkstraf rechtvaardigt. Het is de rechtbank onvoldoende gebleken dat voor verdachte geen passende werkstraf zou kunnen worden gevonden.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 60 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling.
Een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook als dit inhoudt het continueren van zijn behandeling bij de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) te Drachten.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. M. Sanna, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2011.
-------------------------------------------------------------------------------
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer], gesloten op 18 juli 2011.
2 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2011 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 22 maart 2011, pagina 74.
3 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], d.d. 23 maart 2011, pagina's 44 t/m 46.
4 Het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 15 juli 2011, pagina 91.